De controversiële invoering van een Europese Relative Priority Rule

Louis
Destoop

Het staat als een paal boven water dat het Belgisch insolventierecht binnenkort grote veranderingen zal ondergaan. Het is namelijk zo dat de Richtlijn Herstructurering en Insolventie, die op 20 juni 2019 werd goedgekeurd, de Europese inspanningen belichaamt om de nationale insolventieprocedures van de verschillende lidstaten dichter bij elkaar te brengen.[1] Daarmee erkent Europa het grote belang van het insolventierecht en de onmisbare rol die zij in de maatschappij speelt. Dit is temeer gebleken in de nasleep van  de recente gezondheidscrisis, die op pijnlijke wijze heeft aangetoond hoe fragiel onze economie is en welke ingrijpende gevolgen dit kan hebben voor de financiële welvaart van ondernemingen.

Hoewel een goede juridische omkadering van liquidatieprocedures onontbeerlijk blijft, is het eveneens nuttig om na te denken over alternatieve mechanismen om een onderneming in moeilijkheden te helpen. De bedoeling van de Richtlijn is om ondernemingen aan te moedigen vroegtijdig in te grijpen wanneer er zich problemen voordoen, zodat het nog niet te laat is om een faillissement af te wenden.

Gerechtelijke reorganisatie

Eén van de manieren waarmee men dit probeert te bewerkstelligen is de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord. Dit is een systeem waarbij men onder toezicht van een rechter de schuldenaar de kans geeft om een herstructureringsplan -momenteel nog reorganisatieplan genaamd- op te stellen. Hierin kan zij voorzien in maatregelen die ervoor moeten zorgen dat zij opnieuw in de goede richting wordt geleid. De belangrijkste actie die zij in deze context kan ondernemen is het inkorten van schuldvorderingen van haar schuldeisers. Om ervoor te zorgen dat deze schuldeisers toch enig zeggenschap hebben over het herstructureringsplan moet een meerderheid het plan goedkeuren opdat het bindend wordt voor alle schuldeisers.

In een poging om ook deze procedure zo veel mogelijk gelijk te laten verlopen in de Europese lidstaten voert de Richtlijn enkele regels in, waarbij de nationale wetgever in sommige gevallen een keuzemogelijkheid geniet. Zo zal er voorzien moeten worden in een volledig elektronische stemmingsprocedure en zullen de schuldeisers in verschillende klassen ingedeeld moeten worden, afhankelijk van hun positie als gewone of bijzondere schuldeiser en de zekerheden die zij eventueel genieten. Zo komt men tot “senior” en “junior”- schuldeiserklassen, waarbij in iedere klasse een meerderheid moet gehaald worden om het herstructureringsplan aan te nemen.

Relative priority rule

Het is in de context van deze stemming in klassen dat in de Richtlijn melding gemaakt wordt van de relative priority rule (RPR), dewelke relevant is in het geval van een cross-class cram-down. Dit laatste slaat op het feit dat zelfs indien niet in alle klassen de benodigde meerderheid behaald werd, het plan toch kan goedgekeurd worden door een rechter. Het is dan wel vereist dat het plan de RPR respecteert. Concreet zullen senior schuldeiserklassen in het plan “gunstiger” behandeld moeten worden dan meer junior klassen. Alternatief is het voor de lidstaten ook mogelijk om te kiezen voor de absolute priority rule (APR), die stelt dat hogere klassen eerst volledig betaald moeten worden voor lagere klassen iets van hun vordering terug kunnen krijgen.

Beide concepten die hierboven beschreven werden heeft men overgenomen uit de Verenigde Staten, al zou het onjuist zijn om te stellen dat men een exacte kopie in de Richtlijn heeft verwerkt. De RPR is over de Atlantische Oceaan een verfijning van de APR, terwijl de Europese variant eigenlijk een volledige afwijking van de APR inhoudt.

Nadelen, eerder dan voordelen

Bovenstaand onderscheid tussen de Europese en Amerikaanse RPR brengt heel wat discussie teweeg. De voorstanders van de regel bepleiten onder andere dat zij door haar flexibiliteit de harmonisatiedoelstelling van Europa beter kan dienen. Zo kan elke land de regel tweaken om beter te passen in de eigen rechtscultuur. Daarnaast zorgt zij ervoor dat senior schuldeisers een minder comfortabele positie hebben in het geval van een cram-down. Zo worden zij gedwongen om iets van waarde af te staat aan lagere klassen in een poging om tot een consensueel plan te komen. Ten slotte zou het zorgen voor een duidelijker onderscheid met de liquidatieprocedure, nu afgestapt wordt van de strenge verdelingsregels die daar gelden.

Echter hebben ook de critici terechte commentaar. Zo is het uiterst onduidelijk wat de precieze implicaties van de RPR zouden zijn, daar ze nog volledig onbeproefd is. Ook is het mogelijk dat de senior schuldeisers afspraken maken met aandeelhouders om zo kleinere schuldeisers te benadelen in het plan. Op hun beurt beloven ze dan om opnieuw in de onderneming te herinvesteren. Daarnaast zou de RPR ook een grotere schuldenberg stimuleren, nu aandeelhouders toch nog waarde in handen kunnen houden bij reorganisatie, ookal zijn de schuldeisers nog niet volledig betaald. Ten slotte zou zij ook forum-shopping aanmoedigen. Hierbij gaan bedrijven zich in landen vestigen waar laksere regels gelden. Dit is uiteraard helemaal niet in lijn met de doelstelling van de Richtlijn.

Conclusie

Naast het belang van aandeelhouders en schuldeisers is er echter nog een derde belang dat in acht moet worden genomen, namelijk dat van de onderneming zelf. Het gaat dan niet om de onderneming als vehikel van aandeelhouders om zoveel mogelijk winst te maken, maar eerder als economische entiteit die zorgt voor tewerkstelling en vooruitgang . Er moet met andere woorden gekozen worden voor een regel die in het licht hiervan de continuïteit van ondernemingen zo goed mogelijk kan garanderen. Daarbij moet de voorkeur gaan naar een werkwijze die stabiliteit boven onzekerheid stelt en dan is er geen plaats voor een distributiemethode die eerder gekenmerkt wordt door haar precair karakter dan door haar vele beweerde voordelen.

Na een grondige afweging van de voor- en nadelen van de RPR en een studie van de concrete gevolgen die deze regel zou hebben op de slaagkansen van de gerechtelijke reorganisatie in België, kan dus niet anders dan de onwenselijkheid van de RPR vastgesteld worden.

 

[1] Richtlijn 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132.

 

Bibliografie

Bibliografie

5.1. Rechtsleer

5.1.1. Boeken

BAIRD, D.G., Elements of Bankruptcy, New York, New York Foundation Press, 2001, 200- 207.

BENOOT, J., onderneming in moeilijkheden, Mortsel, Intersentia, 2019, 27-67.

BRIJS, S. en LINDEMANS, R., “Draaiboek collectief akkoord en overdracht onder gerechtelijk gezag” in H. BRAEKMANS, M.E. STORME, M. VANMEENEN, B. TILLEMANS en J. VANAVEROYE, curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2017, 20.

BRIJS, S. en LINDEMANS, R., De gevolgen van collectieve insolventieprocedures voor de executierechten van individuele schuldeisers, KnopsPublishing, Herentals, 2015, 181.

BROUDE, R., Reorganization under Chapter 11, New York, Law Journal Press, 2013, 13-15. BYTTEBIER, K. en GESQUIERE, M., De overdacht onder gerechtelijk gezag, Kluwer,

Mechelen, 2010, 99.

CRAMES, M. en EDELMAN, H., The fundamentals of bankruptcy and corporate

reorganization, New York, Juris Publishing, 2003, 149.

DAVID, W., La suspension des voies d’exécution Durant la procedure de reorganization

judiciaire, Brussel, Larcier, 2012, 289.

DE LEO, F., Schuldeiser en behoorlijk insolventiebestuur, Mortsel, Intersentia, 2021, 200-594.

- 133 -

DE LEO, F., Summiere rechtspleging tot sluiting van faillissement, Mechelen, Kluwer, 2019, 9-10.

DE MAREZ, D. en STRAGIER, CH., Boek XX. Een commentaar bij het nieuwe insolventierecht, Brugge, die Keure, 2018, 198.

DELANEY, K., Strategic Bankruptcy: how corporations and creditors use Chaper 11 to their advantage, University of California Press, Berkely, 1998, 31.

DIRIX, E. en JANSEN, R., “De positie van schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten” in BYTTEBIER, K., DIRIX, E., TISON, M. en VANMEENEN, M., Gerechtelijke reorganisatie: gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, 163-164.

EPSTEIN, D., Bankruptcy and related law in a nutshell, St. Paul, West Group, 2002, 407-408.

FRANCOIS, A., Vennootschapsbelang, Antwerpen, Intersertia, 1999, 715.

GREGOIRE, M., L’entreprise en voie de restructuration et ses créaniers: a la recherche de nouveaux équilibres” in Ceférence de Jeune barreau de Bruxelles (ed.), L’entreprise en difficulté, Brussel, Larcier, 2012, 47.

GREGOIRE, M., Théorie générale du concours des créanciers en droit belge, Brussel, Bruylant, 1992, 325.

HICKS, J., Foxes guarding the henhouse: the modern best interests of creditors test in Chapter 11 reorganizations, UNLV, 2005, 820-841.

KING, P. en COOK, M., Creditors’ rights, debtors’ protection and bankruptcy, New York,1997, 664.

KORTMANN, S.C.J.J., VAN HEES, J.J. en FABER, N.E.D., Continuïteit van ondernemingen in moeilijkheden, Zutphen, X, 1998, 1279.

- 134 -

LAMBRECHT, P. en GHEUR, C., De wet betreffende de continuïteit ondernemingen, Louvain- La-Neuve, Anthemis, 2010, 111.

LE CORRE, P., Droit et pratique des procédures collectives, Paris, Dalloz, 2009, 610. LUCAS F. en LÉCUYER, H., La réforme des procédures collectives: la loi de sauvegarde

article par article, 2006, Paris, LGDJ, 57-60.

LYSENS, T., De gewijzigde wet continuïteit ondernemingen: een eerste comentaar, Mechelen,

Kluwer, 2013, 36.

MARTIN, J-F. en LIENHARD, A., Redressement et Liquidation Judiciaire: prévention, règlement amiable, faillite personnelle, banqueroute, 2003, Parijs, Delmas, 49. McCORMACK, G., Study on a new approach to business failure and insolvency: Comparative legal analysis of the Member States’ relevant provisions and practices, University of Leeds, 2016, 114.

MENNENS, A., Het dwangakkoord buiten surseance en faillissement, Deventer, Kluwer, 2020, 404.

NORTON, W.L., Norton Bankruptcy Law & Practice, Thomas Reuters, 2019, 149. PAYNE, J., Schemes of Arrangement, Cambridge, CUP, 2014, 65.

PEROCHON, F., Entreprises en difficulté, 2014, Parijs, LGDJ, 711.

RENARD, J.P., La loi relative à la continuité des entreprises après la réforme de 2013: mode

d’emploi, Waterloo, Wolters Kluwer, 2014, 372.

SEYMOUR, J. en SCHWARCZ, S., Corporate Restructuring under Relative and Absolute

Priority Default Rules: A Comparative Assessment, Duke University of Law, 2019, 13-14. STANGHELLINI, L., Best Practices In European Restructuring: Conceptualized Distress

Resolution in The Shadow of the Law, Wolters Kluwer, 2018, 46-47 en 160.

- 135 -

STORME, M.E. en VAN DEN BROECK, C., Ondernemingen in moeilijkheden, Brussel, Intersentia, 2019, 203-2014.

TILLEMAN, B., Bestuur van vennootschappen, Kalmthout, Biblo, 1996, 595. TOLLENAAR, N., Het pre-insolventieakkoord, Deventer, Kluwer, 2017, 266.

TREISTER, G., Fundamentals of Bankruptcy Law', Philadelphia, Committee on Continuing Professional Education, American Law Institute, Philadelphia, 2003, 419.

VAN ROSSUM, S., De WHOA in 9 vragen, Van Doorne, 2019, 7.

VANMEENEN, M. en TISON, M., Gerechtelijke reorganisatie, Deel I, Antwerpen, Intersentia,

2012, 3.

WESSELS, B., Surseance van betaling, Kluwer, Deventer, 2011, 13.

5.1.2. Tijdschriften

BAIRD, D., “Priority Matters: Absolute Priority, Relative Priority and the Cost of Bankruptcy”,

Penn L. Rev, 2016, (785), 788-791.

BARSTSTRA, W.J., DE WEIJS, R.J. en JONCKERS, A.L., “WHOA-priority rule en WHOA

initiatiefrechten: gaten inschuldeisersbescherming bij reorganisaties”, Tvl 2020/15, Afl. 2, 97. BERNSTEIN, D. en BAIRD, D., “Absolute Priority, Valuation Uncertainty and the

Reorganization Bargain”, Law & Economics Working Paper, Chicago, 2005, 1952. BRIJS, S., “De wet betreffende de continuïteit van ondernemingen”, TRV 2009, (667) 691.

BUSSEL, D., “Coalition-Building Through Bankruptcy Creditors’ Committees”, 43 UCLA. REV. 1547, 1996, 1568.

- 136 -

DAIGLE, K. en MALONEY, M., “Residual Claims in Bankruptcy: An Agency Theory Explanation”, The Journal of Law & Economics, vol. 37, 1994, 157-192.

DE LEO, F., “Definiëring (buiten)gewone schuldvorderingen in de opschorting (of hoe het heden het verleden is)”, TBH 2020, 1226.

DE LEO, F., “Herstructureringsprocedures in België, Nederland en de Richtlijn”, TVL 2020/40, Afl. 5, 282.

DE LEO, F., “Killing Season: weigering homologatie reorganisatieplan”, RABG, 2017, 1317- 1318.

DE MOOR, B., CALLEBAUT, M. en TALDEMAN, F., “Les procédures de réorganisation judiciaire de droit belge confrontées aux dispositions de la Proposition de directive du Parlement européen et du Consleil relative aux cadres de restructurations préventifs”, DAOR 2018, afl. 4, 47-48.

DE WEIJS, R., JONKERS, A., MALAKOTIPOUR, M., The Imminent Distortion of European Insolvency Law: How the European Union Erodes the Basic Fabric of Private Law by Allowing ‘Relative Priority' (RPR), TBH 2019, afl. 4, 477-493.

DEKEYSER, L., DELWICHE, T., ACKAERT, J.J. en MALEKZADEM, J., “Wijzigingen aan de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen”, NjW 2013, afl. 8, 740-778.

DIRIX, E. en JANSEN, R., “De positie van de schuldeiser en het lot van lopende overeenkomsten”, in Faillissement en reorganisatie, Mechelen, Kluwer, (1), 8.

DIRIX, E., "WCO en fixatiebeginsel", NjW 2016, afl. 342, (386), 386.

DIRIX, E., “de paritas-regel en het reorganisatieplan” (noot onder Antwerpen 30 juni 2011),

RW 2011-12, afl. 2, 575.

DUPONT, J., “Artikel 53 WCO: het begrip ‘weerslag’ nader toegelicht” (noot onder Gent 10

september 2012), DAOR 2013, afl. 105-106, (180), 181. - 137 -

HYNES, R., “Reorganization as Redemption”, Va. L. & Bus. Rev 183, 2011, 187-188. JANSEN, R., “Over volgrechten en niet tegenwerpelijkheden”, RW 2005-2006, afl. 6, (1662),

1664-1665.

JONGHO, K., “Bankruptcy Law Dilemma: Appraisal of Corporate Value and Its Distribution

in Corporate Reorganization Proceedings”, Int’l L & Bus 119, 2009, 137.

KOROBIN, D., “Vulnerability, Survival, and the Problem of Small Business Bankruptcy”,

Cap. U. L. Rev. 413, 1994, 413.

LOOSVELD S., “De gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in een reorganisatieplan:

de grenzen van de openbare orde”, RABG 2013, afl. 4, (208), 211.

LUBBEN, S., “The Overstated Absolute Priority Rule”, Fordham J. CORP & FIN. L., 2016,

585.

MADAUS, S., “Leaving the Shadows of US Bankruptcy Law: A Proposal to Devide the Realms of Insolvency and Restructuring Law”, European Business Organization Law Review, 2018, 632-636.

MADAUS, S., “Reconsidering the Shareholder’s Role in Corporate Reorganizations under Insolvency Law”, International Insolvency Review 106, 2013, 11.

PAYNE, J., “Debt Restructuring in English Law: Lessons from the US and the Need for Reform”, Oxford Legal Studies Research Paper No. 89/2013, 2014, 18.

REMMERY, S. en SUPPLY, G., "Wet continuïteit ondernemingen. wet van 31 januari 2009: van gerechtelijk akkoord naar gerechtelijke reorganisatie", NjW 2009, afl. 207, (599) 612-616.

RUSCH, L., “The New Value Exception to the Absolute Priority Rule in Chapter 11 Reorganizations: What Should the Rule Be?”, Pepperdine Law Review 1992, vol. 19, issue 4, (1311), 1325-1328.

- 138 -

SAGAERT, V. en JANSEN, R., “Algemene leerstukken”, TPR 2012, afl. 3, 1266. SEYMOUR, J. en SCHWARCZ, S., Corporate Restructuring under Relative and Absolute

Priority Default Rules: A Comparative Assessment, Duke University of Law, 2019, 10. SKEEL, D., “The nature and effect of Corporate Voting in Chapter 11 Reorganization Cases,

Vanderbilt Law Review, 1992, 489-490.

TISON, M., "Openportaalbenadering bij gerechtelijke reorganisatie", NjW 2010, afl. 222, 367.

TOLLENAAR, N.W.A., “Het Wetsvoorstel Homologatie Onderhands Akkoordonder de loep genomen”, TvI 2019/32, afl. 5, 223-233.

VAN BRUYSTEGEM, B. en CAUWENBERGH, G., "Faillissement", VenB 2008, afl. 78, (395) 395-444.

VAN DAELE, L., “Het vestigen van nieuwe zekerheden is en moet mogelijk blijven onder de WCO”, DAOR 2017, afl. 121, 102.

VAN DEN BERG, S., “The new European “relative priority”: an analysis of its impact in the EU Restructuring Directive and Dutch Insolvency regime”, Emerging markets restructuring journal 2019, (6), 2.

VAN DEN BROECK, C., De wco en boek xx wer: inleiding, algemeen concept en inwerkingtreding in VAN DEN BROECK, C., BAECKMANS, H., DIRIX, E. en LYSENS, T. (ed.), Faillissement & reorganisatie, Mechelen, Wolters kluwer belgium, 2017, 20.

VAN GALEN, R.J., “Het Wetsontwerp Homologatie Onderhands Akkoord”, Ondernemingsrecht 2020/39, 199.

VAN HOE, A., “De omzetting van de Herstructureringsrichtlijn: opportuniteiten en uitdagingen voor het Belgische insolventierecht”, TIBR 2020, 7.

- 139 -

VAN HOE, A. en VEROUGSTRAETE, I., “Van toegelaten differentiatie tot verboden differentiatie”, TBH 2011, afl. 9, 921-928.

VAN LANDUYT, N., “Het wettelijk specialiteitsbeginsel als weigeringsgrond bij homologatie van een reorganisatieplan”, RABG 2015, afl. 16, 1166-1170.

VAN OEKEL, A. en VANDERVELDE, B., "La conversion de dette en capital: un remède dans le cadre des restructurations de crédits", Brf 2009, afl. 6, (328), 331.

VANDEPITTE, P. en VERSTRAETE, H., “Gerechtelijke reorganisatie: het beslag, de wettelijke hypotheek en het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel”, T. Not. 2017, afl. 7, 204.

VANMEENEN, M., “De (veron)gelijk(t)e positie van de schuldeisers bij gerechtelijke reorganisatie via collectief akkoord”, DAOR 2011, afl. 98, (289), 291-292.

VERDOES, T. en VERWEIJ, A., “The Implicit Dogmas of Business Rescue Culture”, International Insolvency Review, winder 2018, 398-421.

VEROUGSTRAETE, I. en VAN HOE, A., “De rechtsbescherming van schuldeisers bij een gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord – La protection des créanciers dans la réorganisation judiciaire par accord collectif”, TBH 2012, afl. 5, (443), 446-449.

VLAMINCK, S., DELBROEK, R. en FRANSEN, T., "Ondernemingen in moeilijkheden, vereffening en ontbinding, gerechtelijke reorganisatie, faillissement”, Vennootschap in pocket 2021, afl. 1, (143) 143.

WAELKENS, J., “Criteria waarmee rechter rekening kan houden bij vraag van schuldenaar tot lichten van beslag onder derden tijdens opschorting in de zin van WCO”, NjW 2018, afl. 376, 125-126.

- 140 -

5.1.3. Onderzoekspapers

CEELEN, H.M.J.T., Surceance van betaling of Chapter 11: waarom vennootschappen kiezen

voor een buitenlandse reorganisatieprocedure, Master Thesis Tilburg University, 2012, 29. COURTENS, T., De postitie van schuldeisers in reorganisatieprocedures in vergelijkend

perspectief, onuitg. Masterproef Ugent Rechten, 2014-2015, 30.

COUSSEMENT, P., Herstelschema’s voor ondernemingen in moeilijkheden, Doctoraatsthesis

Ugent, 2007, 455.

DAVIS, R., Micro, Small, Medium Enterprise Insolvency – a Modular Approach, Oxford University Press, 2018, 49.

DE WEIJS, R.J., JONKERS, A.L., MALAKOTIPOUR, M., The Imminent Distortion of European Insolvency Law: How The European Union Erodes the Basic Fabric of Private Law by Allowing ‘Relative Priority’ (RPR), Amsterdam Law School Legal Studies Research Paper No. 2019-10, Amsterdam, 2019, 7.

KROHN, A., Rethinking Priority: The Dawn of the Relative Priority Rule and a New ‘Best Interest of Creditors’ Test in the European Union, Doctoral Candidate Paper, Martin-Luther- University Halle-Wittenberg, 2020, 8-14.

MALAKOTIPOUR, M., The Relative Priority Rule (RPR) in the Preventive Restructuring Directive: Turning a Creditor Protection Rule into a Vehicle for Opportunistic Behaviour, LL.M Thesis, University of Amsterdam, 2019, 27.

TOLLENAAR, N., The European Commission’s Proposal for a Directive on Preventive Restructuring Proceedings, Insolvency Intelligence, 2017, 5.

UNCITRAL, legislative guide on insolvency law, New York, United Nations, 2005, 226 WESSELS, B. en MADEUS, S., Instrument of the European Law Institute, Rescue of Business

in Insolvency Law, ELI-rapport, 2017, 324.

- 141 -

5.2. Rechtspraak

Corr. Brussel 8 november 1985, Rev.prat.soc. 1985, 367.

Cass. 9 maart 2000, Pas. 2000, I, p. 162, RW 2000-01, 480.

Kh. Antwerpen 10 september 2009, RW 2009-10, 498, noot E. DIRIX

Kh. Antwerpen 5 oktober 2010, RW 2010-11, 1703.

Kh. Antwerpen 21 december 2010, RW 2011-12, afl. 3, 188.

Kh. Antwerpen 6 januari 2012, NjW 2012, afl. 266, 516.

GwH 18 januari 2012, nr. 2012/8.

GwH 18 januari 2012, nr. 8/2012, JT 2012, 125, met noot RIGAUX, M.-F., DAOR 2012, 352. GwH 18 januari 2012, RW 2011-12, 1059.

Cass. 7 februari 2013, Pas. 2013, 318, JLMB 2013, 1510.

Cass. 30 oktober 2014, AR F.13.0140.F.

Kh. Gent (afd. Kortrijk) 23 december 2015, TGR-TWVR 2016, 142, noot en E. DIRIX

Cass. 28 januari 2016, RABG 2016

GwH 18 februari 2016, nr. 23/2016.

- 142 -

5.3. Wetgeving

Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132.

Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures.

Wet van 11 augustus 2017 houdende invoeging van het Boek XX “Insolventie van ondernemingen”, in het Wetboek van Economisch Recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van Economisch Recht, BS 11 september 2017.

Wet van 16 december 1851 betreffende voorrechten en hypotheken, BS 12 december 1851. Wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord, BS 28 oktober 1997.

Wet van 27 mei 2013 tot wijziging van verschillende wetgeving inzake de continuïteit van de ondernemingen, BS 22 juli 2013.

5.4. Varia

5.4.1. Documentatie

Motie van Toelichting, Par. St. Kamer 2007-2008. Nr 52 0160/001, 22. Motie van Toelichting, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54 2407/001, 58. Parl. St. Kamer, Doc. 52 0160/02, p.54.

- 143 -

Parl. St. Kamer, Doc. 520160/002, p. 66.

5.4.2. Websites http://www.senat.fr/rap/r20-615/r20-61511.html

http://www.textes.justice.gouv.fr/textes-soumis-a-concertation-10179/re…- insolvabilite-des-entreprises-33684.html

https://abiworld.app.box.com/s/1dele68lfs6uxzm5hkwt

https://corporatefinancelab.org/2019/07/09/whoa-een-eerste-analyse-van-…- nederlandse-reorganisatieprocedure/

https://rhlaw.com/2017/03/22/czyzewski-jevic-priority-skipping-bankrupt…- surcharge-506c/

https://www.law.ox.ac.uk/research-subject-groups/commercial-law- centre/blog/2019/03/puzzling-priorities-harmonisation

https://www.vbk.nl/legalupdate/de-homologatie-van-het-onderhands-akkoord

https://www.vbo-feb.be/actiedomeinen/recht--justitie/faillissement--con…- ondernemingen/verdere-stappen-in-de-hervorming-van-het-insolventierecht_2021-06-28/

LANDUYT S., “de voorrang van de Belgische aandeelhouder bij herstructurering van vennootschappen in moeilijkheden onder druk”, Corporate Finance Lab, 2020, https://corporatefinancelab.org/2020/01/13/de-voorrang-van-de-belgische…- herstructurering-van-vennootschappen-in-moeilijkheden-onder-druk/#ftn5