Ruim 40.000 verklaringen van wettelijke samenwoning versus amper 300 samenlevingscontracten tussen wettelijk samenwonenden: het zijn de jaarlijkse gemiddeldes in België. Dat deze cijfers disproportioneel zijn, hoeft geen betoog. Men zegt wel eens dat sterven en belastingen betalen een van de weinige zekerheden in het leven zijn. Wellicht komen ‘verliefd worden’ en ‘gaan samenwonen’ ook aardig in de buurt. Toch blijft het contractualiseren van de relatie in de taboesfeer zitten. “Maar wij zien elkaar toch graag?”
In mijn masterproef onderzoek ik via literatuurstudie het wettelijke kader rond de wettelijke samenwoning en het samenlevingscontract. Het eindresultaat is een model van een notariële akte zodat notarissen via mijn modelakte het samenlevingscontract vaker kunnen benutten. Onbekend maakt immers onbemind. Bovendien gebruik ik bewust een zo eenvoudig mogelijk taalgebruik zonder aan juridische correctheid in te boeten. Deze stijlbreuk kadert in een verlangen naar een toegankelijk en begrijpelijk recht voor iedereen. Zo is mijn model van een samenlevingscontract niet alleen juridisch maatwerk, maar ook werkelijk op maat van de cliënten.
Wettelijk (on)beschermd?
Waarom stappen mensen niet in het huwelijksbootje maar kiezen ze voor de wettelijke samenwoning? Gevoelsargumenten trekken de mensen over de streep, niet de regels uit het Burgerlijk Wetboek. Wettelijke samenwoners wijzen dus niet bewust de huwelijkse bescherming af. Toch zijn zij veel minder beschermd dan gehuwden. Elkaar trouw zijn en hulp bieden in moeilijke tijden? Niet nodig. Recht op onderhoudsgeld wanneer de relatie spaak loopt? Geen sprake van. Het geld erven dat op jullie gemeenschappelijke bankrekening staat? Neen, daar heeft u als partner geen recht op. De duurtijd van de relatie, een gezamenlijk domicilieadres of het hebben van kinderen? Irrelevant.
De wettelijke samenwoning valt te vergelijken met een kartonnen doos. Net zoals een kartonnen doos nuttig is wanneer men er dingen insteekt, is de wettelijke samenwoning een efficiënte samenlevingsvorm wanneer men ze aanvult met een samenlevingsovereenkomst en eventueel een testament. Doen de partners geen aanvullingen, dan riskeren zij bij relatiebreuk of bij overlijden de ware inhoud van de wettelijke samenwoning te zien: een lege doos.
Een samenlevingscontract, wat is dat?
Het aangaan van een samenlevingscontract is geen voorwaarde om wettelijk samen te wonen. De partners sluiten dergelijk contract geheel vrijwillig. Het gaat om een kaderovereenkomst waarin de partners hun financiële situatie kunnen vormgeven, en dat binnen enkele juridische grenzen. Bovendien kunnen de partners ook andere zaken erin regelen, zoals de organisatie van het gezinsleven. Ook kunnen de partners anticiperen op verschillende scenario’s zoals het overlijden van één van hen of een relatiebreuk. Op die manier kan het samenlevingscontract rechten en plichten bevatten, maar ook een bewijsfunctie vervullen.
In mijn masterproef kom ik tot de constatering dat er enerzijds vooral liefdesparen een wettelijke samenwoning aangaan, en anderzijds het wettelijk kader onvolledig is waardoor de partners terugvallen op algemene rechtsregels (die niet afgestemd zijn op liefdesrelaties). Bijgevolg ontstaat er rechtsonzekerheid. Door een samenlevingscontract op maat van de partners uit te werken, neemt de onzekerheid af. Dat is niet alleen van belang tijdens de wettelijke samenwoning, maar ook en vóóral bij de beëindiging ervan. Een weldoordacht samenlevingscontract op maat van de partners biedt namelijk soelaas wanneer de partners niet meer on speaking terms met elkaar zijn. De juridische situatie is duidelijk(er) waardoor het samenlevingscontract conflictvermijdend en indien nodig ook remediërend werkt.
Notarissen, maakt onbekend ook onbemind?
Ondanks de vele voordelen is het samenlevingscontract klaarblijkelijk geen populair instrument. De Notarisbarometer, georganiseerd door Fednot, bevestigt deze vaststelling. Concreet wordt er in België gemiddeld 1 samenlevingscontract per dag geregistreerd (versus gemiddeld 36 huwelijkscontracten). Nochtans ligt het jaarlijkse aantal huwelijken en wettelijke samenwoningen ongeveer even hoog.
Ook onderzoek naar de notariële praktijk toont aan dat het overgrote deel van de Belgische notarissen in hun hele carrière überhaupt nog nooit een samenlevingscontract opgesteld hebben. Wanneer partners naar een samenlevingscontract vragen, geeft 87% van de bevraagde notarissen aan “zelden tot nooit” een samenlevingscontract aan te raden. Wel integendeel, maar liefst bijna een derde (30%) zal zelfs “vaak, heel vaak of altijd” een samenlevingscontract afraden.
Kan het ook anders?
Samenvattend hoeft de lage prevalentie niet te verwonderen. Enerzijds is juridische kennis niet vanzelfsprekend, anderzijds overhandigen de partners hun verklaring van wettelijke samenwoning aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die doorgaans geen jurist is. Als zij tot slot toch een notaris zouden consulteren, benoemt slechts een schamele 17% van de notarissen de voordelen van een samenlevingsovereenkomst. Dit doet denken aan het spreekwoord: “onbekend maakt onbemind”. Wellicht kan het anders.
Mijn model van een samenlevingscontract kan de notarissen aanzetten om een samenlevingscontract vaker te adviseren, nu de notarissen de clausules kunnen doornemen en de meerwaarde ervan kunnen inzien. Het model alleen zal echter niet de volledige oplossing zijn, het is slechts een stukje in de puzzel. De overheid zou een elementaire basiskennis recht in de eindtermen van het zesde middelbaar kunnen opnemen. Quasi iedereen komt ten slotte vroeg of laat wel met een relatie in aanmerking, zodat dit geen verloren lesuren zijn. De overheid kan bovendien gericht campagne voeren en daar telkens een andere doelgroep bij betrekken. Zo kan ze zich enerzijds richten op de ambtenaren van de burgerlijke stand en anderzijds op de burgers. Via bijvoorbeeld een tv-campagne van algemeen nut, overzichtelijke brochures, infographics op sociale media en een duidelijke website die hapklare informatie bevat over de verschillende samenlevingsvormen, bereikt de overheid de burger over de verschillende generaties heen. Daarnaast verdient het aanbeveling dat ook notarissen zich verdiepen in de meerwaarde die een samenlevingsovereenkomst biedt. Op die manier kunnen zij in groten getale de voordelen ervan aan hun cliënten benoemen, in tegenstelling tot de weinigen die dat vandaag reeds doen.
Wetgeving
Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804, BS 3 september 1807.
Burgerlijk Wetboek van 13 april 2019, BS 14 mei 2019.
Wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning, BS 12 januari 1999. Deze wet trad in werking op 1 januari 2000.
Verslag namens de commissie voor de Justitie, Parl.St. Kamer 1995-96, nr. 49K0170/008.
Verslag namens de commissie voor de Justitie, Parl.St. Senaat 1997-98, nr. 1-916/5.
Vr. en Antw. Kamer 2014-15, 2 maart 2015, 152-153 (Vr. nr. 168 S. BECQ).
Vr. en Antw. Vl.Parl., Vr.nr.1179, 15 februari 2017 (T. ROMBOUTS, antw. B. WEYTS).
Wet 16 maart 1803 van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, BS 16 maart 1803.
Wet van 2 maart 1927 houdende wetboek diverse rechten en taksen, BS 2 maart 1927.
Wet van 30 november 1939 houdende wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (Vlaams Gewest), BS 1 december 1939.
Wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, BS 28 februari 2003.
Wet 14 januari 2013 houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie, BS 1 maart 2013.
Antwerpen 31 januari 2017.
Antwerpen 29 april 2019.
Gent 23 mei 2019, noot B. VERLOOY.
Gent 7 november 2019, T.Not. 2020, 512, noot C. BLOMME.
GwH 22 mei 2014, nr. 83/2014.
Rb. Oost-Vlaanderen (afd. Gent), 28 april 2015, TGR 2015, 251-257.
ANDRIES, K., “Het bemiddelingsbeding nader bekeken” in WEYTS, L. en CASTELEIN, C. (eds.), Notariële blikvangers, Antwerpen, Intersentia, 2007, 91-112.
BAEL, J., “Erfrecht van de wettelijk samenwonenden” in X., Rechtskroniek voor het notariaat - Deel 11, Brugge, die Keure, 2007, 1-31.
BAEL, J., “Het nieuwe erfrecht getoetst aan de noden van de huidige maatschappij: enkele kritische bedenkingen en bespreking van een aantal vernieuwingen” in CLAEYS, I. (ed.), Recente wetgevende hervormingen: nieuw en beter? XLVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Antwerpen, Kluwer, 2021, 263-269.
BARBAIX, R. en VERBEKE, A.-L., Beginselen relatievermogensrecht, Brugge, die Keure, 2012, 294 p.
BARBAIX, R., Familiaal vermogensrecht in essentie, Antwerpen, Intersentia, 2018, 422 p.
BOONE, R., “Advocaten die helder schrijven, hebben een competitief voordeel”, Juristenkrant 2015, afl. 302, 8.
BOONE, R., “Juristen vertonen een eigenaardige cocktail van conservatisme en veranderingsdrang”, Juristenkrant 2017, afl. 352, 8-9.
BROUWERS, S., “De onderhoudsverplichtingen tussen samenwonenden - Varia inzake alimentatie”, TPR 2012, 2047-2057.
BYTTEBIER, J., “Het conventioneel voorkeur- en voorkooprecht: een goede redactie voorkomt veel miserie”, T.Not. 2011, 573-575.
CASMAN, H., “Samenwoningsovereenkomsten en overeenkomsten tussen samenwoners” in Notariële actualiteit 2016, Brugge, die Keure, 2017, 63-101.
CASMAN, H., “Wettelijke samenwoning. Hoe gaat dat nu verder?”, NjW 2004, 182-193.
CASTELEIN, C. en DE CLERCQ, M., “Model van samenlevingsovereenkomst” in CASTELEIN, C., VERBEKE, A.-L. en WEYTS, L. (eds.), Leuvense notariële geschriften. Notariële actualiteit 2009-2010, Gent, Larcier, 2010, 93-110.
CORIJN, M., “Gehuwd of ongehuwd samenwonen: verschillen in welbevinden?”, SVR-St@ts 2014/12, 1-16.
CORIJN, M., “Hoe duurzaam zijn recente huwelijken en wettelijke samenwoningen in het Vlaamse Gewest?”, SVR-St@ts 2015/11, 1-3.
CORIJN, M., “Ongehuwd samenwonen na een echtscheiding in Vlaanderen”, SVR-St@ts 2013/3, 1-18.
DECLERCK, C., “Huwen of samenwonen? Enkele familiaalvermogensrechtelijke aspecten”, in CASTELEIN, C., VERBEKE, A.-L. en WEYTS, L. (eds.), Notariële actualiteit 2009-2010, Gent, Larcier, 2010, 61-92.
DECOUTERE, H. en VAN DEN BROECK, A., “VLABEL viseert het beding van aanwas”, Vermogensplanning in de praktijk 2018, 34-37.
DELAHAYE, B., TAINMONT, F. en LÈBE-DESSARD, V., La cohabitation légale, Brussel, Larcier, 2013, 181 p.
DE SCHRIJVER, L., “De wettelijke samenwoning, een verhouding van staat?”, T.Fam. 2015, 135-143.
DE SCHRIJVER, L., Wettelijke samenwoning, Brussel, Larcier, 2017, 304 p.
DE SCHRIJVER, L., “Wettelijke samenwoning”, TPR 2017, 874-914.
DE SCHRIJVER, L., Wettelijke samenlevingsovereenkomsten, Antwerpen, Kluwer, 2021, 301 p.
DE SCHRIJVER, L., “Wettelijke samenlevingsovereenkomsten: ze verdienen uw aandacht, notaris!” in Rechtskroniek voor het Notariaat deel 37, Herentals, KnopsPublishing, 2020, 55-85.
DE WULF, C. m.m.v. BAEL, J. en DEVOS, S., Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het Opstellen van Notariële Akten, Antwerpen, Kluwer, 2011, xxxi + 1325 p.
EGGERMONT, S., “Jan en Jan Modaal: homohuwelijk of wettelijke samenwoning?”, RW 2008-09, 124-126.
EGGERMONT, S., Tweerelaties, Antwerpen, Intersentia, 2016, xxiii + 665 p.
FEDERALE OMBUDSMAN, Jaarverslag 2017 van de federale Ombudsman, 2018, http://www.federaalombudsman.be/sites/default/files/jaarverslag_2017_-_rapport_annuel_2017.pdf (consultatie 3 mei 2021).
FEDNOT, Notarisbarometer Familie 2017, www.notaris.be (consultatie op 24 april 2021) en FEDNOT, Notarisbarometer Familie 2018, www.notaris.be (consultatie op 24 april 2021).
GOOSSENS, E., “Genderdynamieken in het relatievermogensrecht. De zuivere scheiding van goederen door de lens van feministische rechtstheorie” in E. BREMS, P. CANNOOT en L. STEVENS (eds.), Recht & Gender in België – 10 jaar later, Brugge, die Keure, 2021, 133-152.
GOOSSENS, E., “Recht op een tweesprong. Toekomstperspectieven voor de wettelijke en de feitelijke samenwoning anno 2019” in A. VERBEKE, C. DECLERCK, J. DU MONGH (eds.), Familiaal vermogensrecht in Themis, Brugge, die Keure, 2019, 1-32.
GREGOIRE, M. en ROUSSEAU, L., “Contrats et actes pouvant assurer la protection du survivant” in RENCHON, J.-L. en TAINMONT, F. (eds.), Le couple non marié à la lumière de la cohabitation légale, Brussel, Bruylant, 2000, 1254 p.
HENDRICKX, K., “Leesbaardere vonnissen: het kan [Interview met Ulrike Loos]”, Juristenkrant 2020, afl. 418, 8-9.
LELEU, Y.-H., PARENT, Y. en TAYMANS, J.-F., Le couple. Vie commune et rupture, Brussel, Larcier, 2009, 229 p.
MICHIELS, D., “Het accessoir opstalrecht als onderdeel van de samenlevingsovereenkomst”, NFM 2015, 215-233.
MUND, M., ‘La cohabitation légale et ses incidences sur le droit civil des successions et des libéralités – Les acquisitions de biens par les cohabitants légaux’ in CULOT, A., DE PAGE, P. en DE STEFANI, I. (eds.), Les familles recomposées. Défis civils, fiscaux et sociaux, Waver, Anthemis, 2013, 119-165.
PASTEELS, I., CORIJN, M. en MORTELMANS, D., “Voorhuwelijks samenwonen: een vergelijking tussen intacte en niet-intacte huwelijken in Vlaanderen”, Relaties en Nieuwe Gezinnen 2012, 1-25.
PUT, G., “Begrijpelijke taal wint altijd”, Juristenkrant 2013, afl. 274, 10-11.
PINTENS, W., DECLERCK, C., DU MONGH, J. en VANWINCKELEN, K., Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 1345 p.
PINTENS, W., DECLERCK, C. en VANWINCKELEN, K, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen,
Intersentia, 2012, 440 p.
ROODHOOFT, J., “Nietigheid” in X., Bestendig handboek Verbintenissenrecht, Antwerpen, Kluwer, 2020, 104-116.
SENAEVE, P en B. VINCK, “Art. 1477 BW”, in X., Personen – en familierecht, artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 57-86.
SENAEVE, P. en DE SCHRIJVER, L., “art. 1478 BW” in X., Overzicht Personen- en familierecht. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 347-399.
STATBEL, Evolutie van het aantal verklaringen van wettelijke samenwoning per jaar en administratieve eenheid, sinds 2000, 2020, https://statbel.fgov.be/nl/themas/bevolking/partnerschap/wettelijke-samenwoning#panel-12 (consultatie 9 april 2021).
STATBEL, Huwelijken: cijfers, 2020, https://statbel.fgov.be/nl/themas/bevolking/partnerschap/huwelijken#fig… (consultatie 9 april 2021).
STATISTIEK VLAANDEREN, Nieuwe wettelijke samenwoningen, 2020, https://www.statistiekvlaanderen.be/nl/nieuwe-wettelijke-samenwoningen (consultatie 9 april 2021).
SWENNEN, F., Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 511 p.
SWENNEN, F. en MORTELMANS, D., Informal relationships – National report: Belgium, 2015, http://ceflonline.net/wp-content/uploads/Belgium-IR.pdf (consultatie 9 april 2021).
TAYMANS, J.-F., “Le régime patrimonial des couples mariés et non mariés en droit belge (aspects civils) ” in DERÈME, F. (ed.), Ingénierie patrimoniale. Questions particulières dans un contexte franco-belge, Brussel, Larcier, 2013, 71-98.
VAN GYSEL, A.-C., “La cohabitation légale : quo vadis ?”, RTDF 2015, 9-40.
VAN GYSEL, A.-C. en SAUVAGE, J., Le couple, Waver, Anthemis, 2018, 422.
VERBEKE, A.-L., “Als Mozes niet naar de berg komt. Over de organisatie van de feitelijke scheiding binnen het huwelijk”, TEP 2021, 4-10.
VERBEKE, A.-L., “Burgerlijk Wetboek for kids”, TPR 2003, 405-408.
VERSCHELDEN, G., Handboek Belgisch Personen-, familie- en relatievermogensrecht, Brugge, die Keure, 2021, ixiii + 1144 p.
Vlabel standpunt nr. 17044 van 19 september 2018.
WUYTS, T., “Wettelijke samenwoning”, NjW 2014, 242-257.