Benelux-Unie?
Drie kleinere landen en parlementaire monarchieën, ingeklemd door middelgrote economische spelers als Duitsland en Frankrijk, maar deel uitmakend van de economische gouden delta van Maas, Rijn en Schelde. Het is geen toeval dat deze landen elkaar vonden: hun gunstige ligging, fundamentele democratische traditie, rijke verweven economische geschiedenis en unieke ruimtelijke configuratie spoorden ze hier tot aan. En het is net door de sterke verwevenheid van de Benelux-economieën -en ook de situering van de belangrijke havens- dat er een zwaarwichtige economische dimensie aanwezig is in de Benelux. Het is net dat gemeenschappelijk verleden, de relatief homogene en afhankelijke economieën en de geografische positie die de Benelux-landen nopen tot samenwerking.
Deze intergouvernementele samenwerking in het hart van Europa is niet bijzonder sterk bij het grote publiek bekend. De term Benelux wordt de dag van vandaag dan ook voor heel uiteenlopende zaken gebruikt. De visies over dit samenwerkingsverband zijn zowel maatschappelijk als politiek-ambtelijk verdeeld. De een ziet het als categorische imperatief, de ander als een log artificieel samenwerkingsverband dat zo snel mogelijk dient ophouden te bestaan.
Geschiedenis
In het historisch Benelux-kader valt vooral het sterk internationaal handelsnetwerk, innovatie, de zeer gedifferentieerde economische structuur, exportgerichte (laken-)nijverheid en goed ontwikkelde overzeese (lees: wederom buitenlandse) handel zeer sterk op. Reeds in de 15de eeuw was de Benelux in staat om sterk te vernieuwen en innoveren. Door interactie met elkaar, de steden en het platteland was er een kruisbestuiving die leidde tot economische groei. De sterk divergerende, doch complementaire economische oriëntering van de gebieden in die tijden vormde de basis voor hun economische toppositie in Europa; en maakt ook de dag van vandaag weer de kern uit van de economische Benelux-kansen.
Economisch beleid in de Benelux
Economisch-beleidsmatig onderscheidt vooral België zich negatief van de andere Benelux-landen: terwijl Nederland en Luxemburg sterk planologisch en infrastructuurgebonden werk leveren, zakte België alsmaar verder in internationale vergelijkingen. België kampt met structurele zwakheden, schulden en het economisch stimulerend overheidsbeleid mist soms zijn kracht. Al dan niet openbare infrastructuur wordt relatief verwaarloosd. De Benelux-landen zien het als hoge beleidsprioriteit om het internationale concurrentievermogen hoog te houden en België lijkt hier het minst in te slagen. Politieke instabiliteit -in vergelijking tot de andere landen- draagt hier dan nog eens negatief aan toe bij. In Nederland was er een belangrijke economische beleidsfocus rond ongelijkheid. Het land behaalt goede beleidsscores op vlak van macro-economische stabiliteit, infrastructuurkwaliteit en bedrijfsdynamiek. Luxemburg zette beleidsmatig dan weer sterk in op economische diversificatie -zo ook in het verleden; wat haar succes was-. Net zoals Nederland focust Luxemburg sterk op het lokken van buitenlandse bedrijven naar het land. Vooral de wetgevende en beleidsstabiliteit trekt -Net zoals in Nederland- veel bedrijven aan. België laat hier steken vallen. Volgens de SGI’s scoort België gemiddeld, Nederland zeer hoog en Luxemburg hoog op vlak van economisch beleid.
Sinds de corona-pandemie schoot de economische beleidsintensiteit in de Benelux-landen de hoogte in. Beleidsmatig was de economische politiek van de drie landen -net zoals in de gezondheidszorg- vrij gelijklopend tijdens de COVID-19-crisis. Het voornaamste verschil tussen de landen is dat Nederland voor een grotere en meer directe budgettaire impuls zorgde en ook meer uitstel toeliet. België daarentegen, legde meer nadruk op liquiditeitsgaranties. Beide landen stelden relatief omvangrijke pakketten samen om de hoge economische kosten te compenseren.
Kansen voor de Benelux anno 2022
De economische samenwerkingskansen in de Benelux-regio zijn talrijk. Vooreerst biedt de institutionele Benelux met al haar instellingen, overlegstructuren en zowel faciliterende als procesbewakende functie heel veel mogelijkheden. Gebiedsgerichte focus is in dit verband wel aangeraden.
De complementaire add-on-functie; en ook het unieke tussenniveau van de Benelux biedt veel efficiëntie-mogelijkheden en kan het antwoord bieden op institutionele vraagstukken over governance en efficiënte beleidssamenwerking -die extra aandacht kregen door de COVID-19-crisis-. Politiek wordt de Benelux en het economisch potentieel alvast sterk gedekt. Maar ook de geografie, logistiek en toegankelijkheid zijn aanwezig en bovendien ijzersterk; ze bieden legio mogelijkheden voor de Benelux.
Niet enkel de enorme -gespecialiseerde en complementaire- sterktes van de Benelux-havens, maar ook het samenhangend logistiek-industrieel systeem, de binnenvaart, -wederom complementaire- luchthavens, de toegankelijke stedelijke Benelux-gebieden, het fijnmazig mobiliteitsnetwerk en knooppunten bieden veel potentieel. Daarnaast creëren ook arbeidsmobiliteit in de grensregio’s, circulaire economie -met tendensen als bio-based en veranderende consumptiemodellen-, netwerken van productiecentra, stedenindustrie, productieve en innovatieve landbouw op de vruchtbare en diverse gronden, het onderzoeksniveau en onderwijs, innovatieve samenwerkingen, wetenschapsparken (zogenaamde valleys), lead plants en het opleidingsniveau van de Benelux-bevolking aanzienlijke economische ontwikkelingskansen.
De Benelux-Unie demonstreert waardevolle economische samenwerking van landen over sectoren en beleidsgebieden heen en inspireert daarbij ook Europees. De samenwerking leidt tot een verhoogde levenskwaliteit van haar burgers; ook in internationaal perspectief. Ondanks het toenemend belang en integratie van de EU doorheen de tijd, bewees de Benelux dat kleinere landen nog steeds een rol hebben te spelen in hedendaagse samenleving; met al haar transities. De toekomstige kracht van de Benelux-samenwerking uit zich volgens deze thesis niet alleen in het grondig aanpakken regio-specifieke aangelegenheden en problemen, maar vooral om inzake bevoegdheden verder te gaan dan de consensus van de EU-27 toestaat. Daarbij identificeerde en reikte deze thesis concrete economische beleidshandvaten aan. En ondanks -vooral vroegere- maatschappelijke en politieke kritiek kan besluitend dus zeker gesteld worden: (Benelux) size does matter.
Zie werkstuk.