De aanhoudende nieuwsberichten over het lage leesniveau van Vlaamse leerlingen en de dalende onderwijskwaliteit ook zo beu? Je bent niet alleen! Tijd om actie te ondernemen! In deze studie werd er onderzocht hoe leerkrachten in hun eigen klaspraktijk het begrijpend leesniveau en de leesmotivatie van leerlingen bevorderen en hoe ze dit concreet beleven. Wat doen zij bijvoorbeeld precies om leerlingen in de B-stroom opnieuw leesplezier te laten ervaren? Het belang van de rol van de leerkracht in het secundair onderwijs wordt onterecht dikwijls vergeten in begrijpend leesonderwijs. Laat het net deze leerkrachten zijn die het verschil kunnen maken voor de leerlingen!
Zowel de meest recente resultaten van het internationaal vergelijkend PIRLS- als PISA-onderzoek tonen niet alleen het steeds meer dalende begrijpend leesniveau van scholieren aan, maar eveneens het gebrek aan leesmotivatie bij Vlaamse leerlingen. In de literatuur wordt het basisonderwijs hierbij vaak naar voren geschoven om het leesbegrip en de leesmotivatie bij leerlingen te stimuleren en wordt er aan het middelbaar onderwijs minder aandacht besteed. Toch blijkt ook het secundair onderwijs cruciaal om mee te nemen in leesonderzoek, aangezien eerdere studies aantonen dat het leesbegrip van lerenden afneemt naarmate ze ouder worden. Bovendien blijken lerenden uit het beroepsonderwijs en studierichtingen met arbeidsmarktfinaliteit kwetsbaar in leesonderwijs en blijkt het vooral deze doelgroep leerlingen te zijn die zwak presteren voor taal. Het zijn de Vlaamse peilingstoetsen die aantonen dat leerlingen uit de B-stroom systematisch dreigen uit te vallen in begrijpend leesonderwijs. Omwille hiervan heeft dit onderzoek zich toegespitst op het bevragen van twaalf leerkrachten Nederlands en/of Project Algemene Vakken (PAV) in Vlaanderen over hoe zij het leesbegrip en de leesmotivatie van hun leerlingen ervaren in de praktijk en hoe zij dit leesniveau opnieuw trachten op te krikken. Door semi-gestructureerde interviews af te nemen werd deze informatie in kaart gebracht en thematisch geanalyseerd.
Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat de bevraagde leerkrachten sterk inzetten op functionele leestaken in hun klas om het begrijpend leesniveau te bevorderen. Dit houdt in dat ze leerlingen tekstmateriaal aanbieden dat aansluit bij hun interesses en dat zinvol en waardevol is om mee aan de slag te gaan. Daarnaast hanteren leerkrachten ook vaak het werken in niveaugroepen als interactievorm tussen lerenden onderling om het begrijpend leesniveau op te krikken en er op deze manier voor te zorgen dat leerlingen ook van elkaar kunnen leren in leesonderwijs.
Daarnaast gaf geen enkele leerkracht aan dat zijn of haar lerenden uit de B-stroom autonoom gemotiveerd zijn om te lezen, wat erop wijst dat ze helemaal niet lezen uit plezier en interesse. Zo blijkt het vooral de externe regulatie te zijn, waarbij leerlingen lezen omdat ze anders gestraft worden wanneer ze dit niet zouden doen, die naar voren komt. Om deze lage leesmotivatie te stimuleren, trachten leraren sterk in te zetten op de psychologische behoeftes van leerlingen aan autonomie en competentie. Die doen ze onder meer door hen zelf te laten kiezen wat en wanneer ze lezen en inspraak te geven in de leesactiviteiten. Bovendien is er bij de bevraagde leerkrachten geen sprake meer van klassieke boekbesprekingen als leesopdracht, maar eerder van creatieve opdrachten. Vermits er namelijk heel wat leerlingen zijn die geheel weigeren om te lezen en een totaal gebrek aan leesmotivatie ervaren, is het verplichten van leesopdrachten voor leraren niet evident en schakelen ze bijvoorbeeld sneller over op voorlezen.
Wat leraren daarnaast nog als belemmerend ervaren is de grote verscheidenheid aan leesniveaus die er in eenzelfde klas kan zijn in de B-stroom. Alle bevraagde leraren ervaren soms het gevoel dat ze tekortschieten voor hun lerenden, aangezien het door de verschillende leesniveaus onmogelijk is om elke leerling individueel op zijn of haar niveau te ondersteunen. Desondanks blijft begeleiding tijdens differentiatie in leesonderwijs cruciaal, aangezien eerder onderzoek stelt dat hoe langer lerenden met een zwak leesniveau zelfstandig werken, hoe minder ze na verloop van tijd effectief zullen lezen.
Bovendien speelt ook de onwetendheid en onzekerheid waarmee leerkrachten kampen omtrent het thema een grote rol. Toch vallen er hierbij grote verschillen tussen leraren op te merken. Leerkrachten die reeds jarenlange ervaring hebben in het onderwijs vertrouwen namelijk sterker op hun aanpak om de lage leesmotivatie te bevorderen waardoor ze ook het gevoel hebben dat deze iets teweegbrengt dan beginnende leerkrachten. De beschikbaarheid van alternatieve leesmaterialen, zoals luisterboeken, het opzetten van een filmfragment met ondertiteling of een gesproken stripverhaal zijn enkele voorbeelden die aantonen dat de materialen die reeds bestaan voor leraren faciliterend kunnen werken hierbij. Hoe meer ervaring instructieverantwoordelijken hiermee echter hebben, hoe evidenter het na verloop van tijd zal worden om spontaan leesopdrachten te bedenken en af te stappen van de voorziene lesvoorbereiding.
Om op bovenstaande resultaten in te spelen, werd de implicatie in deze studie naar voren geschoven om zowel in de lerarenopleiding als in in-service professionalisering expliciet aandacht te besteden aan leesbegrip en leesmotivatie en dit voor alle leerkrachten, zodat er ingezet wordt op de transfer naar andere vakgebieden. Bovendien is het inzetten op schoolniveau op een duurzaam leesbeleid van belang, naast ook het betrekken van ouders in dit hele verhaal om thuisstimulatie op het vlak van lezen zoveel mogelijk te bevorderen.
Kortom, leerkrachten uit studierichtingen met arbeidsmarktfinaliteit ervaren heel wat belemmerende factoren bij het stimuleren van leesbegrip en leesmotivatie in hun klaspraktijk. Zo is het door het lage leesplezier van leerlingen niet evident om de voorkennis van een bepaalde tekst klassikaal te introduceren of om hen tot lezen aan te zetten. Het overschakelen naar voorlezen of taalspelletjes wordt hierdoor veel toegepast. Tot slot mogen leerkrachten daarnaast, zonder de lat lager te leggen, ook niet onmogelijk veel van hun leerlingen uit de B-stroom verwachten. Positief blijven, ook bij kleine stapjes, is hierbij de boodschap. Of zoals één van de leraren het samenvat: “Elke keer als er gelezen wordt, gaan ze telkens een stapje vooruit”.