Stel je voor, je leeft op een planeet die zodanig is vervuild dat ze binnenkort uit meer afval dan natuurlijke materie bestaat. Dit is het punt waarop we als mensheid zijn gekomen. Er is inmiddels meer door de mens gemaakte massa dan biologische massa op aarde. Als je bedenkt dat alles wat door de mens wordt gecreëerd in de loop der tijd afval wordt, rijst de vraag: waar moet al die massa naartoe? Kan het überhaupt weg?
Zowel in het dagelijks leven als in de wetenschap beschouwen we afval als materie die kan worden weggegooid. De filosofische stroming van het nieuw materialisme laat zien dat dit idee van afval achterhaald is, omdat we de wereld niet langer kunnen opdelen in een actieve cultuur die dingen produceert en een passieve natuur waarin deze materie terug verdwijnt. In mijn masterthesis onderzoek ik hoe afval wordt gekaderd vanuit het verschil tussen cultuur en natuur. Ik beargumenteer dat het noodzakelijk is om een theoretisch onderscheid tussen cultuur en natuur te behouden om te kunnen begrijpen hoe afval en de afvalcrisis ontstaan.
Steeds meer wetenschappers stellen dat we een nieuwe geologische periode zijn ingegaan, het tijdperk van de mens, ook wel het Antropoceen genoemd. De activiteiten van de mens hebben het klimaat en de ecosystemen van de aarde zodanig veranderd, dat er geen ‘echte natuur’ meer over is. Het aardoppervlak is bezaaid met resten van menselijke productie en consumptie. Afval, zoals deze resten ook wel worden genoemd, laat zien dat de wereld nu een hybride mix van cultuur en natuur is. Weggegooid plastic vormt drijvende eilanden in de oceaan en komt via de voedselketen van organismen terug op ons bord terecht. Een theoretische scheiding tussen cultuur en natuur en tussen de menselijke en niet-menselijke wereld wordt daarom als achterhaald beschouwd door nieuw materialisten.
Tegenwoordig wordt de afvalcrisis gezien als een technisch probleem dat opgelost kan worden door middel van afvalverwerking. Er wordt aangenomen dat afval een passief object is dat met technologie kan worden gecontroleerd om schadelijke effecten te voorkomen. In mijn thesis maak ik duidelijk dat dit een oppervlakkige en onjuiste kadering van de afvalproblematiek is. Het nieuw materialisme stelt dat afval niet zozeer problematisch is vanwege inefficiënte verwerking, maar vanwege de aanname dat het volledig kan worden verwerkt. De afvalcrisis ontstaat doordat materie ontsnapt aan menselijke controle en zich actief verder verspreidt in het ecosysteem, zelfs na verwerking. Zolang we denken materie de baas te kunnen zijn en de mensheid te kunnen beschermen tegen schadelijke milieueffecten, zal het probleem alleen maar groter worden. Duurzame initiatieven zoals de circulaire economie en de zero waste-beweging, die beloven dat er straks bijna geen afval meer zal zijn, lijken daarom evenmin de oplossing.
Volgens mij moeten we de afvalcrisis begrijpen door te kijken naar hoe onze materiële cultuur, de wegwerpcultuur, materie organiseert. Het ontstaan van een cultuur en afval gaan altijd samen omdat mensen objecten op waarde beoordelen. Afval is datgene wat we niet meer waardevol vinden. Het markeert de grens tussen wat onderdeel is van menselijke activiteiten in de maatschappij en wat daarvan wordt uitgesloten. In een kapitalistische maatschappij wordt materie georganiseerd op basis van ruilwaarde, met winst als doel. Consumptiegoederen worden niet gemaakt om in echte levensbehoeften te voorzien, maar om te verkopen. In een markteconomie zijn productie en consumptie gescheiden, wat resulteert in een eenrichtingsverkeer van energie. Arbeiders maken producten, verdienen geld en geven dat geld uit aan spullen die ze na kort gebruik weer weggooien. Deze weggeworpen spullen belanden op de afvalberg. Ook als afval gerecycleerd wordt, moet er opnieuw energie worden verbruikt. Ons economisch systeem draait om verspilling van materie en energie die afkomstig zijn uit de natuur.
Om de winst te maximaliseren, moeten consumptiegoederen sneller worden verkocht. Als we minder vaak nieuwe spullen zouden kopen, zou ons geld immers niet rollen. Dankzij nieuwe productiemethoden en geplande veroudering worden producten steeds sneller geproduceerd en vervangen. Natuurlijke processen, zoals de vorming van voedingsstoffen en fossiele brandstoffen, kunnen deze technische versnelling niet bijhouden. In een kapitalistisch systeem wordt de beperkte beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen opgelost door steeds meer grondstoffen en energie te gebruiken, desnoods uit onontgonnen gebieden. Dit betekent dat er steeds meer natuur wordt omgezet in culturele producten. Ik stel dat het kapitalistisch productiesysteem de achterliggende oorzaak is van de hybridisering van cultuur en natuur die het nieuw materialisme beschrijft. De afvalcrisis laat zien dat onze weggeworpen spullen niet zomaar weer natuur worden. In plaats daarvan ontstaat er een permanent afvallandschap in het Antropoceen, waarin cultuur en natuur versmelten.