Het hoger beroep en het meerpartijengeschil: water en vuur?

Senne
Van Boven

Ten geleide

 

Deze scriptie werd neergelegd ter behaling van de graad van master in de Rechten. Ze behandelt één van dé grote knelpunten van het Belgisch burgerlijk procesrecht.

Door de zogenaamde devolutieve werking van het hoger beroep ex artikel 1068, eerste lid Gerechtelijk Wetboek zal de appelrechter kennisnemen van alle juridische en feitelijke aangelegenheden die samenhangen met het geschil dat reeds voor de rechter in eerste aanleg werd beslecht. Hierdoor is de rechtsmacht van de rechter in hoger beroep niet beperkt tot een loutere controle van de beslissing van de eerste rechter, en kan de appelrechter bij het nemen van zijn beslissing eveneens rekening houden met nieuwe elementen en 

Het Belgisch burgerlijk procesrecht kent echter niet enkel het principe van de gewone devolutieve werking, maar eveneens die van de verruimde devolutieve kracht van het hoger beroep, vervat in hetzelfde artikel 1068, eerste lid Ger.W.. Deze zorgt ervoor dat in geval van hoger beroep, niet enkel de geschilpunten die reeds in eerste aanleg definitief werden beslecht, en waarop het beroep betrekking heeft, worden afgewenteld op de appelrechter, maar ook de nog niet beslechte geschilpunten. Enkele hypotheses waarin deze situatie zich voordoet: appellant stelde hoger beroep in tegen een eindbeslissing inzake één of enkele geschilpunten, terwijl de rechter zich over de andere geschilpunten nog niet definitief had uitgesproken (een tussenvonnis); er werd hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak waarin de eerste rechter de vordering enkel niet-ontvankelijk verklaarde, en zich dus nog niet uitsprak over de grond van de zaak; 

In de juridische literatuur zijn meermaals vragen gerezen omtrent de verruimde devolutieve werking in meerpartijengeschillen. Immers, wanneer naast eiser en verweerder ook nog een tussenkomende partij in het proces is betrokken, en één van de eerste twee partijen hoger beroep instelt tegen een tussenvonnis inzake de vordering(en) tussen eiser en verweerder, vooraleer de bodemrechter uitspraak deed omtrent de vordering in tussenkomst, lijkt de tussenkomende partij ‘een aanleg te verliezen’. Doordat haar vordering ingevolge de verruimde devolutieve werking van het hogerberoep eveneens wordt afgewenteld op de appelrechter, wordt deze tenslotte slechts één keer behandeld: namelijk in hoger beroep. Sommige auteurs stoot dit tegen de borst, wegens een schending van het beginsel van dubbele aanleg, terwijl andere hier in geen probleem zien, aangezien dergelijk beginsel in civiele aangelegenheden noch als algemeen rechtsbeginsel wordt erkend door het Hof van Cassatie, noch als recht door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. 

In de eerder beperkte doctrine die het probleem omtrent de verruimde devolutieve werking in meerpartijengeschillen reeds heeft aangekaart, gaat men niet veel verder dan het beargumenteren of er wel degelijk zoiets bestaat als een algemeen rechtsbeginsel van of recht op dubbele aanleg, en het bespreken waarom de verruimde devolutieve werking hierop al dan niet een inbreuk vormt. Om deze reden wil deze masterproef nagaan of de specifieke situatie waarin de vordering van een tussenkomende partij wordt afgesplitst, en deze vordering door de verruimde devolutieve kracht van het hoger beroep slechts in één aanleg – in hoger beroep – beoordeeld wordt, op gespannen voet staat met het principe van de dubbele aanleg. 

Het doel van de scriptie

In de eerste plek wordt doorheen het onderzoek aan literatuurstudie gedaan, in combinatie met een onderzoek naar relevante rechtspraak en wetgeving. Daarnaast bevat deze scriptie een rechtsvergelijkend luik. Meer bepaald wordt binnen verscheidene onderdelen bekeken hoe ons Belgisch burgerlijk procesrecht zich verhoudt tot het Frans en het Nederlands procesrecht. dit eerste deel van de scriptie is eerder beschrijvend van aard, en vormt de basis waarop in het tweede deel wordt verdergebouwd. 

De auteur van deze scriptie is van mening dat de verruimde devolutieve werking in het kader van meerpartijengeschillen inderdaad op gespannen voet staat met het beginsel van dubbele aanleg. Hij staaft zijn mening op de bedoeling van de wetgever bij het opstellen van het Gerechtelijk Wetboek: deze had de wens om voor alle partijen in een proces de twee aanleggen evenveel te waarborgen, in het geval de wet voorziet in de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. Hij tracht dan ook een oplossing voor deze lacune in het Belgisch procesrecht aan te reiken. De resultaten gewonnen uit het rechtsvergelijkend onderzoek in het eerste deel van de scriptie hebben gediend ter inspiratie om een zo passend mogelijke oplossing te formuleren. Meer in concreto formuleert de auteur enkele voorstellen om bepalingen uit het huidig Belgisch procesrecht in het Gerechtelijk Wetboek aan te passen.

In de eerste plaats gaat het om een verfijning van enkele begrippen onder de Algemen Beginselen in de eerste artikelen van het wetboek. Meer bepaald worden de definities van de concepten tussenkomst en tussenvordering, samenhang en een agressieve tussenkomst die voor het eerst wordt ingeleid in hoger beroep. Daarnaast stelt de auteur voor om in de wettekst de mogelijkheid in te voegen om zowel een agressieve tussenkomst die voor het eerst wordt ingeleid in hoger beroep, als degene die pas voor het eerst door de appelrechter wordt berecht ingevolge de verruimde devolutieve werking, af te splitsen van de rest van de processtof, teneinde alsnog in eerste aanleg te worden beslecht. Dit evenwel op voorwaarde dat er geen sprake is van een onsplitsbaar geschil of samenhangende vorderingen. 

Bibliografie

PRIMAIRE BRONNEN
Wetgeving
EUROPEES EN INTERNATIONAAL RECHT
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
Internationaal verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten BELGISCH RECHT
Gerechtelijk Wetboek van 10 oktober 1967
FRANS RECHT
Procédure de code civile du 1er janvier 1976
NEDERLANDS RECHT
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 1 oktober 1838 Voorbereidende werken
VAN REEPINGHEN, C., Verslag over de gerechtelijke hervorming, 1964 HERMANS, F., Wetsontwerp houdende het Gerechtelijk Wetboek, 1967

page86image6583424

Rechtspraak

INTERNATIONALE EN EUROPESE RECHTSPRAAK
EHRM 21 februari 1975, Golder/Verenigd Koninkrijk, https://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001-57496.

EHRM 23 juli 1968, Belgische taalzaak, https://hudoc.echr.coe.int/?i=001-57525. EHRM 17 januari 1970, Delcourt/België, https://hudoc.echr.coe.int/?i=001-57467.

EHRM 28 juni 1978, König/Duitsland, https://hudoc.echr.coe.int/?i=001-57512. EHRM 13 MEI 1980, Artico/Italië, https://hudoc.echr.coe.int/?i=001-57424.

EHRM 23 juni 1981, Le Compte, Van Leuven en De Meyere/België, https://hudoc.echr.coe.int/?i=001-57522.

EHRM 10 februari 1983, Albert en Le Compte/België, https://hudoc.echr.coe.int/?i=001-61980. EHRM 25 april 1983, Pakelli/Duitsland, https://hudoc.echr.coe.int/?i=001-57554.
EHRM 8 december 1983, Axen/Duitsland, https://hudoc.echr.coe.int/?i=001-57426.
EHRM 22 februari 1984, De Sutter/Zwitserland, https://hudoc.echr.coe.int/?i=001-57585. EHRM 26 oktober 1984, De Cubber/België, https://hudoc.echr.coe.int/?i=001-57465.

EHRM 23 juni 1995, Tolstoy Miloslavski/Verenigd Koninkrijk, https://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001- 57947.

EHRM 19 december 1997, Brualla Gomez de la Torre/Spanje, https://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001- 58127.

EHRM 19 juni 2001, Kreuz/Polen, https://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001-59519.
EHRM 26 juli 2005, Podbielski en PPU Polpure/Polen, https://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001-58265.

EHRM 5 juli 2007, Lionarakis/Griekenland, https://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001-81435.

EHRM 24 april 2008, Kemp e.a./Luxemburg, https://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001-86078.

EHRM 14 oktober 2010, Pedro Ramos/Zwitserland, https://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001-101149.

EHRM 30 november 2010, S.S. Balikliçe me Beldesi Tarim Kalkinma Kooperatifi e.a./Turkije, https://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001-101935.

BELGISCHE RECHTSPRAAK

Uitspraken
Cass. 4 maart 1955, Arr. Cass. 1955, 567-572.

Cass. 13 januari 1972, Arr. Cass. 1972, 468-470. Cass. 9 maart 1972, Arr. Cass. 1972, 650-651. Cass. 24 november 1972, Arr. Cass. 1972, 298-300. Cass. 29 juni 1978, Arr. Cass. 1978, 1275-1278. Cass. 18 oktober 1979, Arr.Cass. 1979, 218-220.

Cass. 15 mei 1981, Arr. Cass. 1981, 1073-1075.
Cass. 2 december 1982, AR nr. 6653, Arr. Cass. 1982, 455-462. Cass. 21 januari 1983, AR nr. 3621, Arr.Cass. 1983, 676-678.

Cass. 3 oktober 1983, AR nr. 6764, Arr.Cass. 1983, 103-105. Cass. 28 september 1984, AR nr. 4244, Arr. Cass. 1984, 165-173. Cass. 14 februari 1986, AR nr. 5095, Arr.Cass. 1986, 838-840. Cass. 9 september 1986, AR nr. 656, Arr.Cass. 1986, 39-41.

Cass. 4 september 1987, AR nrs. 5383 en 5399, Arr. Cass. 1987, 4-10. Cass. 3 november 1987, AR nr. 1841, Arr.Cass. 1987, 292-297.
Cass. 10 december 1987, AR nr. 5928, Arr.Cass. 1987, 470-474.
Cass. 24 december 1987, AR nr. 7539, Arr. Cass. 1987, 542-544.
Cass. 20 oktober 1988, AR nr. 7925 en nr. 7953, Arr. Cass. 1988, 212-214. Cass. 23 december 1988, AR nr. 6151, Arr. Cass. 1988, 519-522.

Cass. 23 februari 1989, AR nr. 8020, Arr. Cass. 1989, 710-713. Cass. 8 juni 1989, AR nr. 8329, Arr. Cass. 1989, 1187-1194.
Cass. 19 januari 1990, AR nr. 6286, Arr.Cass. 1989-1990, 663-666. Cass. 21 februari 1990, AR nr. 7667, Arr.Cass. 1989-1990, 797-799. Cass. 30 januari 1992, AR nr. 9084, Arr. Cass. 1992, 500-502.

Cass. 23 oktober 1992, AR nr. 7770, Arr. Cass. 1992, 1239-1241. Cass. 6 mei 1993, AR nr. 9566, Arr. Cass. 1993, 453-455.
Cass. 9 november 1995, AR C.93.0286, Arr.Cass. 1995, 989-991. Cass. 7 juni 1996, AR C.95.0223.F, Arr. Cass. 1996, 567-569.
Cass. 15 september 1997, AR S.96.0103.F, Arr. Cass. 1997, 820-824. Cass. 18 mei 1998, AR S.97.0159.N, Arr. Cass. 1998, 582-584.

Cass. 30 maart 2000, AR C.97.0117.N, Arr. Cass. 2000, 680-681.

Cass. 21 juni 2002, AR C.01.0198.F, Arr. Cass. 2002, 1584-1586.

Cass. 10 oktober 2002, AR C.99.0516.N, Arr. Cass. 2002, 2116-2120.

Cass. 21 oktober 2002, AR S.00.0155.F, AR S.00.0156.F, Arr. Cass. 2003, 2239-2242.

Cass. 29 november 2002, AR C.00.0156.N, Arr. Cass. 2002, 2617-2619.

Cass. 10 januari 2003, AR C.01.0546.N, Arr. Cass. 2003, 112-115.

Cass. 29 oktober 2004, AR C.02.0406.N, Arr.Cass. 2004, 1712-1714.

Cass. 12 november 2004, AR C.02.0447.N, AR C.02.0448.N, AR C.02.0449.N, Arr. Cass. 2004, 1817-1821.

Cass. 16 december 2004, AR C.02.0212.N en C.02.0251, Arr.Cass. 2004, 2055-2076. Cass. 10 oktober 2005, AR S.05.0040.N, Arr. Cass. 2005, 1878-1881;
Cass. 5 januari 2006, AR C.05.0190.N, Arr.Cass. 2006, 35-37.
Cass. 5 januari 2006, AR C.04.0184.N, Arr.Cass. 2006, 27-30.

Cass. 23 februari 2006, AR C.04.0048.N, Arr. Cass. 2006, 429-433. Cass. 22 december 2006, AR C.06.0102.N, Arr. Cass. 2006, 2794-2795.

Cass. 22 juni 2009, AR S.08.0139.N, Arr. Cass. 1789-1795.
Cass. 2 mei 2013, AR C.12.0534.F, Arr. Cass. 2013, 1079-1081. Cass. 16 mei 2013, AR C.11.0261.F, Arr. Cass. 2013, 1219-1226. Cass. 15 januari 2015, AR C.14.0097.F, Arr. Cass 2015, 139-141. Cass. 5 maart 2015, AR C.13.0358.F, Arr. Cass. 2015, 591-595. Cass. 29 mei 2015, AR C.13.0615.N, Arr.Cass. 2015, 1436-1451.

Cass. 16 oktober 2018, AR P.18.0234.N, RABG 2019/6, 479-483. Cass. 17 oktober 2019, AR C.18.0537.N, www.juportal.be.
Cass. 11 september 2020, AR C.19.033.N, RW 2021-2022, nr. 8, 327. Cass. 19 maart 2021, AR C.20.0333.N, www.juportal.be.

Brussel 26 november 1981, RW 1981-1982, 1277-2179. Brussel 23 oktober 2018, 2018/AR/500, onuitg.
Arbrb. Dinant 18 mei 1990, Soc. Kron. 1991, 73-74. Rb. Brussel 11 december 1990, JT 1991, 412.

Rb. Tongeren 6 maart 1991, TBBR 1991, nr. 6, 663-664.
Rb. Leuven 27 juni 1990, TBBR 1991, 401-402.
Conclusies
Concl. DELANGE bij Cass. 29 juni 1978, Pas. 1978, 1240-1242.
Concl. VANDEWAL bij Cass. 29 mei 2015, AR C.13.0615.N, Arr.Cass. 2015, 1436-1451. Concl. DUMON bij Cass. 19 december 1980, Arr. Cass. 449-458.

FRANSE RECHTSPRAAK

Cass. (FR) 21 oktober 1975, nr. 74-11.667, https://www.courdecassation.fr/decision/6079d6829ba 5988459c5ba0c?search_api_fulltext=74-11.667&op=Rechercher+sur+judilibre&date_du=&date_au =&judilibre_juridiction=all&previousdecisionpage=&previousdecisionindex=&nextdecisionpage=&n extdecisionindex=.

Cass. (FR) 10 maart 1982, nr. 80-16.679, https://www.courdecassation.fr/decision/60794c149 ba5988459c4493a?search_api_fulltext=80-16.679&op=Rechercher+sur+judilibre&date_du=&date_ au=&judilibre_juridiction=all&previousdecisionpage=&previousdecisionindex=&nextdecisionpage= &nextdecisionindex=.

Cass. (FR) 15 januari 1985, nr. 83-14.058, https://www.courdecassation.fr/decision/60794b6e9 ba5988459c4311c?search_api_fulltext=8314.058&op=Rechercher+sur+judilibre&date_du=&date_au =&judilibre_juridiction=all&previousdecisionpage=&previousdecisionindex=&nextdecisionpage=&n extdecisionindex=.

Cass. (FR) 9 oktober 1986, nr. 83-45.747, https://www.courdecassation.fr/decision/6079b1019ba 5988459c50ebd?search_api_fulltext=83-45.747&op=Rechercher+sur+judilibre&date_du=&date_au= &judilibre_juridiction=all&previousdecisionpage=&previousdecisionindex=&nextdecisionpage=&ne xtdecisionindex=.

Cass. (FR) 21 februari 1990, nr. 88-13.188, https://www.courdecassation.fr/decision/60794c419ba 5988459c450ab?search_api_fulltext=88-13.188&op=Rechercher+sur+judilibre&date_du=&date_au =&judilibre_juridiction=all&previousdecisionpage=&previousdecisionindex=&nextdecisionpage=&n extdecisionindex=.

Cass. (FR) 14 mei 1991, nr. 89-16.696, https://www.courdecassation.fr/decision/6079d3379ba 5988459c57eeb?search_api_fulltext=89-16.696&op=Rechercher+sur+judilibre&date_du=&date_au= &judilibre_juridiction=all&previousdecisionpage=&previousdecisionindex=&nextdecisionpage=&ne xtdecisionindex=.

Cass. (FR) 6 mei 1999, nr. 97-14.539, https://www.courdecassation.fr/decision/60794cf19ba5988 459c478fd?search_api_fulltext=9714.539&op=Rechercher+sur+judilibre&date_du=&date_au=&judili bre_juridiction=all&previousdecisionpage=&previousdecisionindex=&nextdecisionpage=&nextdecisi onindex=.

Cass. (FR) 11 maart 2005, nr. 03-20.484, https://www.courdecassation.fr/decision/60793b3a9ba5988 459c3c5fb?search_api_fulltext=0320.484&op=Rechercher+sur+judilibre&date_du=&date_au=&judili bre_juridiction=all&previousdecisionpage=&previousdecisionindex=&nextdecisionpage=&nextdecisi onindex=.

Cass. (FR) 13 juli 2006, nr. 05-16.579, https://www.courdecassation.fr/decision/60794dfa9ba5988459 c48d13?search_api_fulltext=05-16.579&op=Rechercher%20sur%20judilibre&date_du=&date_au= &judilibre_juridiction=all&previousdecisionpage=&previousdecisionindex=&nextdecisionpage=&ne xtdecisionindex=.

Cass. (FR) 9 juni 2022, nr. 20-15.827, https://www.courdecassation.fr/publications/bulletin-des-arrets- des-chambres-civiles/numero-6-juin-2022/jugements-et-arrets#20-15.827.

NEDERLANDSE RECHTSPRAAK
Hoge Raad (NL) 30 september 1983, NJ 1984, 231. Hoge Raad (NL) 22 december 1989, NJ 1990, 704. Hoge Raad (NL) 20 maart 1992, NJ 1992, 725.
Hoge Raad (NL) 13 oktober 1995, NJ 1996, 430. Hoge Raad (NL) 6 februari 1998, NJ 1998, nr. 350. Hoge Raad (NL) 14 december 2007, NJ 2008, nr. 9 Hoge Raad (NL) 9 december 2009, NJ 2010, 581. Hoge Raad (NL) 6 september 2013, NJ 2014, nr. 58. Hoge Raad (NL) 28 maart 2014, NJ 2015, nr. 206. Hoge Raad (NL) 4 oktober 2019, NJ 2019, nr. 462. Hoge Raad (NL) 15 november 2019, NJ 2019, nr. 451. Hoge Raad (NL) 21 mei 2021, NJ 2021, nr. 199.

SECUNDAIRE BRONNEN

Doctrine

BELGISCHE RECHTSLEER

BASTENIER, A., 􏰃De de􏰄ol􏰅􏰆ie􏰄e 􏰇erking en on􏰈pli􏰆􏰈bare ge􏰈chillen􏰉 (noo􏰆 onder Rb. Dendermonde 18 mei 2017), T. Huur, 2018/4, 183-185.

BOULARBAH, H., GEORGES, F., en VAN DROOGHENBROECK, J.F., Questions qui dérangent en droit judiciaire, Luik, Anthemis, 2021, 328 p.

BROECKX, K., 􏰃Commen􏰆aar bij ar􏰆. 616 Ger.W.􏰉, OGR 1997, afl. 35, 9-22.

BROECKX, K., Het recht op hoger beroep en het beginsel van de dubbele aanleg in het civiele geding, Antwerpen, Maklu, 1995, 541 p.

CLOSSET-MARCHAL, G., 􏰃Examen de jurisprudence (2007 à 2017)Droi􏰆 j􏰅diciaire pri􏰄􏰊: l􏰋appel􏰉, RCJB 2019/1, 99-151.

CLOSSET-MARCHAL, G., 􏰃E􏰌amen de j􏰅ri􏰈pr􏰅dence (2000 􏰍 2010). Droi􏰆 j􏰅diciaire pri􏰄􏰊. Le􏰈 me􏰈􏰅re􏰈 d􏰋in􏰈􏰆r􏰅c􏰆ion􏰉, RCJB 2011, 137.

CLOSSET-MARCHAL, G., 􏰃L􏰋appel de r􏰊f􏰊r􏰊 en q􏰅e􏰈􏰆ion􏰈􏰉, RCJB 2012/3, 391-424. CLOSSET-MARCHAL, G., 􏰃L􏰋appel, 􏰄oie d􏰋ach􏰎􏰄emen􏰆 d􏰅 li􏰆ige􏰉, JT 2009, 77-79.

CNUDDE, S., 􏰃T􏰅􏰈􏰈enge􏰈chillen 􏰄oor􏰆􏰄loeiend 􏰅i􏰆 de 􏰇ij􏰏iging 􏰄an de aan􏰈praken 􏰄an de par􏰆ijen en 􏰅i􏰆 de crea􏰆ie 􏰄an nie􏰅􏰇e proce􏰈􏰄erho􏰅dingen􏰉, BHBP 2017, afl. 21, 565-134.

DAL, A., 􏰃L􏰋e􏰌propria􏰆ion po􏰅r ca􏰅􏰈e d􏰋􏰅􏰆ili􏰆􏰊 p􏰅bliq􏰅e e􏰆 l􏰋effe􏰆 d􏰊􏰄ol􏰅􏰆if de l􏰋appel􏰉, JT 1995/14, 279.

DECONINCK, B., 􏰃D􏰅bbele aanleg en e􏰌cep􏰆ie 􏰄an 􏰈amenhang􏰉 (noo􏰆 onder Kh. Dendermonde (afd. Sint-Niklaas), RW 1988-1989, nr. 33, 1134-1135.

DE CORTE, R., Overzicht van het burgerlijk recht, Mechelen, Kluwer, 2003, XVIII + 653 p.

DECROES, A., 􏰃L􏰋effe􏰆 d􏰊􏰄ol􏰅􏰆if de l􏰋appel e􏰆 le j􏰅gemen􏰆 ordonnan􏰆 􏰅ne me􏰈􏰅re d􏰋in􏰈􏰆r􏰅c􏰆ion􏰉, JT 2010, 462-465.

DE RUYSSCHER, M., 􏰃Samenhang (commen􏰆aar bij ar􏰆ikel 30 Ger.W.)􏰉, OGR 2023, afl. 128, 11-15. DE RUYSSCHER, M., 􏰃Commen􏰆aar bij ar􏰆. 31 Ger.W.􏰉, OGR 2019, afl. 114, 79-82.
DUMON, F., 􏰃O􏰄er de rech􏰆􏰈􏰈􏰆aa􏰆􏰉, RW 1979-1980, 273-298.
HOC, A., De l􏰋appel-nullité au recours restauré, Brussel, Larcier Intersentia, 2019, 622 p.

HOC, A. en VAN DROOGHENBROECK J.F., Droit judiciaire. Tome 2: Procédure civile, Brussel, Lefebvre Sarrut Belgium SA Editions, 2021, 662 p.

KLAASSEN, C., SCHLOSSELS R., en DAMMINGH J., Hoger beroep: renovatie en innovatie: het appel in het burgerlijk, straf- en bestuursprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2014, VI + 375 p.

KOHL, A., 􏰃De l􏰋incidence de l􏰋irrece􏰄abili􏰆􏰊 de la demande principale 􏰈􏰅r la rece􏰄abili􏰆􏰊 de la demande en in􏰆er􏰄en􏰆ion􏰉 (noot onder Brussel 10 oktober 1991), JLMB 1992, nr. 32, 1381-1382.

KRINGS, E., 􏰃A􏰈pec􏰆en 􏰄an de bijdrage 􏰄an he􏰆 Hof 􏰄an Ca􏰈􏰈a􏰆ie 􏰆o􏰆 de rech􏰆􏰈􏰄orming􏰉, RW 1990- 1991, 313-325.

LAENENS J., 􏰃Een nie􏰅􏰇e 􏰆egenei􏰈 in hoger beroep􏰉, RW 1981-1982, 2178-2179.
LAENENS, J., BROECKX, K., SCHEERS, D. en THIRIAR, P., Handboek gerechtelijk recht (2e ed.),

Antwerpen, Intersentia, 2008, XXXIII + 813 p.
LAENENS, J., SCHEERS, D., THIRIAR, P., RUTTEN, S. en VANLERBERGHE, B., Handboek

gerechtelijk recht (4e ed.), Antwerpen, Intersentia, 2016, 969 p.
LAENENS, J., SCHEERS, D., THIRIAR, P., RUTTEN, S. en VANLERBERGHE, B., Handboek

gerechtelijk recht (6e ed.), Antwerpen, Intersentia, 2020, XXVI + 944 p.

LE PAIGE, A., Handboek voor gerechtelijk recht. Deel IV. Rechtsmiddelen, Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1973, 277 p.

LE PAIGE, A., Précis de droit judiciaire, Brussel, Larcier, 1973, XII + 228 p.
LYSENS, T. en NAUDTS, L., Deskundigenonderzoek in burgerlijke zaken, Mechelen, Wolters Kluwer,

2018, 460 p.

MAES, B., Voorstellen tot bijsturing van de burgerlijke rechtspleging, Brugge, Die Keure, Brugge, 2006, 174.

MASSCHELEIN, M.A., 􏰃Commen􏰆aar bij ar􏰆ikel 1675/14􏰉, OGR 2021, afl. 121, 164-178.

MOSSELMANS, S., 􏰃Commen􏰆aar bij ar􏰆. 810 Ger.W.􏰉, OGR 2006, afl. 68, 209-214.

MOSSELMANS, S., 􏰃Commen􏰆aar bij ar􏰆. 811 Ger.W􏰉, OGR 2006, afl. 68, 215-234.

MOSSELMANS S., 􏰃Commen􏰆aar bij ar􏰆. 812 Ger.W.􏰉, OGR 2007, afl. 69, 70-116.

MOSSELMANS, S., 􏰃Geen nie􏰅􏰇e proce􏰈􏰄erho􏰅ding in hoger beroep􏰉 (noo􏰆 onder An􏰆􏰇erpen 10 mei 2007), RW 2007, nr. 28, 1159-1162.

MOSSELMANS, S., Tussenvorderingen in het civiele geding, Mechelen, Kluwer, 2007, XXIII + 319p.

MOUGENOT, D. en MIGNOLET, O., 􏰃La loi d􏰅 30 d􏰊cembre 2009 􏰐r􏰊paran􏰆􏰋 la proc􏰊d􏰅re d􏰋e􏰌per􏰆i􏰈e j􏰅diciaire􏰉, JT 2010, 201-213.

POUPART, J.M., 􏰃Commen􏰆aar bij ar􏰆. 1071-1072 Ger.W.􏰉, OGR 1985, afl. 5, 1-3.
PRINS, A., De l􏰋appel dans l􏰋organisation judiciaire r􏰊pressive, Brussel, Muquardt, 1875, 188p.

SLAGMOLEN, D., DE ROECK, M., SAS, K. en DE WINNE, J., 􏰐Hoger Beroep􏰉, BHBP 2017, afl. 22, 1-79.

SOBRIE, S., 􏰃Commen􏰆aar bij ar􏰆. 19 Ger.W.􏰉, OGR 2019, afl. 114, 13-53.

SONCK, S., 􏰃He􏰆 (onmiddellijk) hoger beroep 􏰆egen een be􏰈li􏰈􏰈ing al􏰄oren􏰈 rech􏰆 􏰆e doen in b􏰅rgerlijke 􏰏aken: k􏰅nnen 􏰇e he􏰆 n􏰅 eindelijk een􏰈 􏰏ijn?􏰉 (noo􏰆 onder Ca􏰈􏰈. 11 j􏰅ni 2021), RABG 2021, afl. 16, 1528-1532.

STORME, M., 􏰃De 􏰅n􏰅􏰈 j􏰅de􏰌 in Belgi􏰑 ge􏰇ogen􏰀􏰉, TPR 1988, 777-788.
STORME, M. en TAELMAN, P., Het proces in meervoud, Diegem, Kluwer Rechtswetenschappen

België, 1997, 202 p.

TAELMAN, P., Syllabus Burgerlijk Procesrecht, Gent, 2021, 466 p.

TAELMAN, P., Syllabus Burgerlijk Procesrecht, Gent, 2022, 520 p.

TAELMAN, P., 􏰃De􏰄ol􏰅􏰆ie􏰄e 􏰇erking 􏰄an he􏰆 hoger beroep􏰉 (noo􏰆 onder Ca􏰈􏰈. 9 no􏰄ember 1995), AJT 1996-1997, 126-128.

TAELMAN, P., 􏰃De􏰄ol􏰅􏰆ie􏰄e 􏰇erking 􏰄an he􏰆 hoger beroep􏰉 in Vlaam􏰈e Conferen􏰆ie bij de balie 􏰆e Antwerpen., Meester van het proces, Gent, Larcier, 2010, III + 237 p.

TAELMAN, P., Het hoger beroep opnieuw bekeken, Brugge, Die Keure, 2012, 272 p. TAELMAN, P., Syllabus executierecht, Gent, 2022, 175 p.

TAELMAN, P. en DAUW, E., 􏰃Capi􏰆a 􏰈elec􏰆a 􏰄an de Ci􏰄iele Rech􏰆􏰈pleging􏰉 in CLAEYS I., Recente Wetgevende Hervormingen: Nieuw en Beter?, Mechelen, Kluwer, 2021, 435-472.

TAELMAN, P. en THION, P., 􏰃B􏰅ndeling 􏰄an 􏰄orderingen􏰉, TPR 2003/4, 1489-1547. TOREMANS, T., 􏰃Commen􏰆aar bij ar􏰆. 963 Ger.W.􏰉, OGR 2019, afl. 87, 114.

VAN COMPERNOLLE, J., 􏰃Con􏰈id􏰊ra􏰆ion􏰈 􏰈􏰅r l􏰋effe􏰆 d􏰊􏰄ol􏰅􏰆if de l􏰋appel dan􏰈 le Code j􏰅diciaire􏰉, RCJB 1989, 523-541.

VAN DEN BERGH, B., 􏰃Be􏰄e􏰈􏰆iging 􏰄an de onder􏰏oek􏰈maa􏰆regel, 􏰏oal􏰈 in bedoeld in ar􏰆. 1068, lid 2 Ger.W.: wanneer geldt deze uitzondering op de (verruimde) devolutieve werking van het hoger beroep?􏰉 (noo􏰆 onder Ca􏰈􏰈. 18 maar􏰆. 2010), TBBR 2012/2, 107-112.

VAN DEN BERGH, B., Gerechtelijk deskundigenonderzoek in burgerlijke zaken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2019, 528 p.

VANDERSCHUREN, J., 􏰃La conne􏰌i􏰆􏰊, condi􏰆ion de l􏰋in􏰆er􏰄en

VAN DROOGHENBROECK, J.F., 􏰃Une 􏰄ic􏰆oire po􏰅r la lo􏰒a􏰅􏰆􏰊 proc􏰊d􏰅rale􏰉 (noo􏰆 onder Ca􏰈􏰈. 1 maart 2012), JT 2012, 463.

VAN KEMPEN, P.H.P.H.M.C., KLAASSEN, C.J.M., SCHLOSSELS ,R.J.N. en DAMMINGH, J.J.,

Hoger Beroep: Renovatie En Innovatie: Het Appel in Het Burgerlijk, Straf- En Bestuursprocesrecht,

Deventer, Kluwer, 2014, VI + 375 p.
VANLERBERGHE, B., 􏰃Commen􏰆aar bij ar􏰆. 1068 Ger.W.􏰉, OGR 2013, afl. 89, 9-50.

VANLERSBERGHE, P., 􏰃De de􏰄ol􏰅􏰆ie􏰄e krach􏰆 􏰄an he􏰆 hoger beroep en de 􏰄er􏰇ij􏰏ing􏰈􏰄erplich􏰆ing 􏰄an de rech􏰆er in hoger beroep􏰉 (noo􏰆 onder Ca􏰈􏰈. 5 jan􏰅ari 2006), RABG 2006/11, 836-839.

VERBEKE, R., 􏰃T􏰅􏰈􏰈en􏰄orderingen in hoger beroep en ar􏰆ikel 812 􏰆􏰇eede lid Ger.W.􏰉 (noo􏰆 onder Cass. 29 oktober 2004 en Cass. 16 december 2004), RABG 2005/09, 825-828.

VOET, S., 􏰃Samen 􏰈􏰆erk: Belgi􏰈che con􏰈􏰅men􏰆en cla􏰈􏰈 ac􏰆ion i􏰈 een fei􏰆􏰉, DCCR 2014/4, 14.
VOET, S., 􏰃Verr􏰅imde de􏰄ol􏰅􏰆ie􏰄e 􏰇erking primeer􏰆 op be􏰈chikking􏰈begin􏰈el􏰉 (noo􏰆 onder Ca􏰈􏰈. 29

mei 2015), T.FAM 2016/2, 39-42. FRANSE RECHTSLEER

D􏰋AMBRA, D. en BOUCON, A. M., 􏰃In􏰆er􏰄en􏰆ion forc􏰊e􏰉 in D􏰋AMBRA D. en BOUCON A. M., Répertoire de Procédure Civile, Courbevoie, Dalloz, 2014, 114-150.

GUINCHARD, S., Droit et Pratique de la Procédure Civile, Courbevoie, Dalloz, 2002, 1522 p. GUINCHARD, S., Droit et Pratique de la Procédure Civile, Courbevoie, Dalloz, 2022, 2486 p. GUINCHARD, S, Procédure civile, Courbevoie, Dalloz, 2015, XII + 859 p.
JEULAND, E., Droit judiciaire privé (4e éd.), Parijs, LexisNexis, 2011, XXII + 838 p.

LE BARS, T., Droit judiciaire privé (2e éd.), Parijs, Montchrestien, 2002, VI + 937 p. LE BARS, T., Droit judiciaire privé (7e éd.), Parijs, LGDJ-Lextenso, 2019, 998 p.

97

MAYER L., 􏰃L􏰋obje􏰆 e􏰆 le􏰈 effe􏰆􏰈 de l􏰋appel􏰉, Gazette du Palais 2017, N°28, 76-77.
PERROT, R., 􏰃Appel. In􏰆er􏰄en􏰆ion forc􏰊e: forme􏰈 e􏰆 􏰈anc􏰆ion􏰈􏰉, Revue trimestrielle de droit civil

1994, 425.

NEDERLANDSE RECHTSLEER

ASSER, C., Procesrecht: Eerste aanleg, Deventer, Wolters Kluwer, 2022, 408 p.

ASSER, C., Procesrecht: Hoger beroep, Deventer, Wolters Kluwer, 2009, 268 p.

ASSER, C., Procesrecht: Hoger beroep, Deventer, Wolters Kluwer, 2022, 368 p.

DE BOCK, R., KLOMP R. en SCHAAFSMA-BEVERSLUIS, E., Voor Daan Asser, Deventer, Wolters Kluwer, 2020, XIII + 379 p.

HAMMERSTEIN, A., De grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep, Deventer, Wolters Kluwer, 2017, 98 p.

HUGENHOLTZ, W. en HEEMSKERK, W. H., Hoofdlijnen van Nederlands burgerlijk procesrecht, Dordrecht, Convoy Uitgevers, 2021, XX + 514 p.

MIRZOJAN, N., 􏰃Commen􏰆aar op ar􏰆. 210 R􏰄.􏰉, Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering 2023.

MIRZOJAN, N., 􏰃Commen􏰆aar op ar􏰆. 217 R􏰄.􏰉, Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering 2023.

MIRZOJAN, N., 􏰃Commen􏰆aar op ar􏰆. 218 R􏰄.􏰉, Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering 2023.

SNIJDERS, H.J., Civiel appel, Deventer, Wolters Kluwer, 2009, 416 p.

VAN DEN BROEK, T., 􏰃De de􏰄ol􏰅􏰆ie􏰄e 􏰇erking 􏰄an he􏰆 hoger beroep􏰉, Tijdschrift voor Echtscheidingsrecht 2005, afl. 9, 58.

VAN MIERLO, A.I.M., TJONG TJIN TAI, T.F.E. en VLAS, P., Groene serie burgerlijke rechtsvordering, Deventer, Wolters Kluwer, 2012, aant. 9-14.

AN DAM-LELY, J. H., 􏰃Commentaar op 232 Rv.􏰉, Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering 2022.
 

Download scriptie (874.83 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2024
Promotor(en)
Prof. dr. Piet Taelman