Een zinkgat in Tielt
Vorige zomer (2023) ontstond een kolossaal zinkgat in Tielt. Dit gevaar in het midden van de openbare weg had een breedte van zes meter en een diepte van vier meter. Dit gebeurde langs de Deinsesteenweg. De brandweer en de politie kwamen ter plaatse om de omgeving rond het gat zorgvuldig af te sluiten. De overheid maakte er zo spoedig mogelijk werk van om het gat te dichten. Hierdoor was een deel van de rijbaan tijdelijk niet toegankelijk voor het wegverkeer. Er vielen geen gewonden. Burgemeester Luc Vannieuwenhuyze (CD&V) reageerde opgelucht.
Toch betekent dit niet dat een dergelijke voorval geen andere schade berokkent. De wegenwerken vormen een hinderpaal voor de zelfstandige ondernemer op de hoek van de straat. De bakker wordt geconfronteerd met stof- en geluidsoverlast. Het afzetten van de straat maakt zijn zaak uiterst moeilijk bereikbaar voor zijn cliënteel. Zelfs zijn vaste klanten gaan naar diens concurrent een paar straten verderop. De bakker lijdt gigantische omzetverliezen en mag zichzelf gelukkig prijzen dat zijn zaak niet overkop gaat. Wat kan die arme bakker doen? De overheid was gerechtigd om het zinkgat te dichten. Sterker nog, deze was hier zelfs toe verplicht, want zo een gat is extreem gevaarlijk. Rest er voor de bakker geen andere optie dan braaf toekijken hoe de omzetcijfers van zijn levensproject de dieperik induiken? Toch wel! Er is misschien een beroep mogelijk op de gelijkheid van burgers voor de openbare lasten, afgekort GEBOL.
Wat is GEBOL juist?
Het acroniem GEBOL verwijst naar de vergoedingsregeling voor onevenredig nadelige gevolgen die voortvloeien uit op zich rechtmatig overheidsoptreden. Het veroorzaakte nadeel is ‘onevenredig’ wanneer aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet het nadeel buiten het normale maatschappelijke of het normale bedrijfsrisico vallen (abnormaliteit). Dit betekent dat de opgelegde lasten niet verder mogen gaan dan hetgeen een burger in het algemeen belang geacht worden te dragen. Ten tweede mag dit nadeel slechts op een beperkte groep van burgers of instellingen drukken (specialiteit). In dergelijke omstandigheden is de overheid er principieel toe gehouden zelf het initiatief te nemen om de abnormaal zwaar getroffen burgers financieel te compenseren met belastinginkomsten. Wanneer zij dit niet doet, kan zij in rechte worden gedagvaard op grond van de GEBOL-aansprakelijkheid.
Deze overheidsaansprakelijkheid werd voor het eerst op algemene wijze erkend in het cassatiearrest van 24 juni 2010. Klassiek wordt deze weergegeven als een vorm van foutloze of objectieve aansprakelijkheid. Dit betekent dat de overheid kan worden aangesproken tot de betaling van een vergoeding voor schade uit haar rechtmatig handelen. De benadeelde burgers hoeven dus niet aan te tonen dat de overheid een fout beging. Als we over de grens kijken, zien we dat ook de Nederlandse rechtspraak geneigd is om de overheid te veroordelen in soortgelijke feitensituaties. Maar opvallend: de Hoge Raad kwalificeert deze overheidsaansprakelijkheid niet als een foutloze aansprakelijkheid, maar heeft het consequent over een foutaansprakelijkheid. Het feit dat een bepaald overheidshandelen gerechtvaardigd is, en zelfs geboden is in het algemeen belang, impliceert nog niet dat de overheid niet moet instaan voor de nadelige gevolgen hieruit. Wanneer zij hier zelf niet het initiatief toe nam, miskent zij de zorgvuldigheidsnorm en begaat zij dus een fout.
In zijn masterproef motiveert Michiel Roels waarom de GEBOL-rechtspraktijk het best kan worden weergegeven en verklaard als foutaansprakelijkheid. Hiervoor maakte hij de vergelijking tussen de Belgische en de Nederlandse doctrine. De artikelen 10 en 11 van de Belgische Grondwet verplichten de overheid om haar burgers op gelijke wijze te behandelen in zoverre deze zich in vergelijkbare situaties bevinden. Wanneer de overheid beslist om abnormale schade toe te brengen aan een beperkte groep burgers door haar op zich rechtmatig handelen, wordt de gelijkheid tussen de burgers verstoord. Om haar verplichting uit het gelijkheidsbeginsel alsnog te respecteren, is de overheid ertoe gehouden deze gelijkheid opnieuw te herstellen. Wanneer zij haar op zich rechtmatig handelen niet wil staken, kan zij dit in de praktijk enkel doen door een financiële compensatie uit te keren aan de onevenredig zwaar getroffenen. Deze GEBOL-gedragsregel vormt aldus een verbijzonderde toepassing van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. De koppeling van de GEBOL-praktijk aan het gelijkheidsbeginsel vinden we ook terug bij het Belgisch Grondwettelijk Hof. Indien de overheid de GEBOL-gedragsregel niet naleeft, miskent zij tevens het gelijkheidsbeginsel. Aangezien elke schending van de grondwet in hoofde van de overheid naar gangbare Belgische aansprakelijkheidsdoctrine een overheidsfout uitmaakt, kan de GEBOL-rechtspraktijk het best worden gekwalificeerd als een foutaansprakelijkheid.
Wanneer vindt GEBOL toepassing?
Uit de inpassing van de GEBOL in het gelijkheidsbeginsel kunnen we afleiden in welke situaties een benadeelde wel of niet vergoed moet worden door de overheid voor schade uit op zich rechtmatig overheidsoptreden. Onze benadeelde bakker uit de Deinsesteenweg mag een vergoeding op grond van de GEBOL verwachten wanneer de door hem geleden schade ‘abnormaal’ is. Dit is het geval wanneer deze voortvloeit uit een hetzij niet-pertinent hetzij disproportioneel onderscheid hetzij beide. Het onderscheid is niet-pertinent wanneer het niet in staat is om de nagestreefde doelstelling van algemeen belang te bereiken. Wanneer het zinkgat bijvoorbeeld wordt opgevuld met wat kiezelsteentjes en zand, zorgt dit er niet voor dat de openbare weg opnieuw veilig toegankelijk is. Het onderscheid is disproportioneel wanneer het verder gaat dan nodig is om de doelstelling van algemeen belang te bereiken. Te denken valt aan een situatie waarin het niet gaat om een zinkgat, maar slechts om een klein putje in de weg. Wanneer de overheid alsnog de gehele weg afzet terwijl dit niet nodig is, is de last die op de bakker rust disproportioneel. Daarenboven moet de abnormaal zwaar getroffen groep burgers ook ‘beperkt’ zijn ten opzichte van de overige door de maatregel geraakte burgers.
De Belgische rechter blijkt niet steeds even vertrouwd te zijn met de GEBOL-figuur. Momenteel is er weinig gepubliceerde feitenrechtspraak terug te vinden die deze toepast. Daarom is het moeilijk te voorspellen voor welke overheidsbeslissingen een beroep op de GEBOL exact mogelijk is. Voorlopig blijft het geduldig afwachten op latere feitenrechtspraak om te beoordelen in welke zin de Belgische rechtspraktijk zal evolueren.
Cass. 27 juni 1845, Pas. 1845, I, 392
Cass. 23 juli 1849, Pas. 1849, I, 449
Cass. 17 oktober 1912, Pas. 1912, I, 420
Cass. 5 november 1920, Pas. 1920, I, 193
Cass. 13 december 1923, Pas. 1924, I, 82
Cass. 15 januari 1946, Pas. 1946, I, 25
Cass. 4 december 1950, Arr.Verbr. 1951, 158, Pas. 1951, I, 201
Cass. 28 mei 1951, Arr.Verbr. 1951, 554, Pas. 1951, I, 645
Cass. 27 maart 1957, Pas. I, 885
Cass. 6 april 1960, Arr.Cass. 1960, 722, Pas. 1960, I, 915
Cass. 3 mei 1965, ECLI:BE:CASS:1965:ARR.19650503.12, Pas. 1965, I, 924-925
Cass. 30 oktober 1973, Arr.Cass. 1974, 250, Pas. 1974, I, 239
Cass. 31 oktober 1975, ECLI:BE:CASS:1975:ARR.19751031.8, Arr.Cass. 1976, 285, Pas. 1976, I, 276
Cass. 14 januari 1976, ECLI:BE:CASS:1976:ARR.19760114.10, Arr.Cass. 1976, 547, Pas. 1976, I, 538
Cass. 27 maart 1980, Arr.Cass. 1979-80, nr. 482, 946, Pas. 1980, I, nr. 482, 931
Cass. 13 juni 1980, ECLI:BE:CASS:1980:ARR.19800613.8, Arr.Cass. 1979-80, nr. 643, 1276, Pas. 1980, I, 1260
Cass. 8 september 1983, 6851, ECLI:BE:CASS:1983:ARR.19830908.4, Arr.Cass. 1983-84, nr. 13, 17, Pas. 1984, nr. 13, 15
Cass. 6 september 1988, 1768, ECLI:BE:CASS:1988:ARR.19880906.12, Arr.Cass. 1988-89, nr. 7, 12, Pas. 1989, nr. 7, 8
Cass. 22 september 1988, 8134, ECLI:BE:CASS:1988:ARR.19880922.10, Arr.Cass. 1988-89, nr. 47, 94, Pas. 1989, I, nr. 47, 83
Cass. 11 oktober 1989, 15.791, ECLI:BE:CASS:1989:ARR.19891011.7, RGAR 1992, nr. 12.007
Cass. 16 maart 1990, 6119, ECLI:BE:CASS:1990:ARR.19900316.8, Arr.Cass. 1989-90, nr. 427, 922, Pas. 1990, I, nr. 427, 827
Cass. 5 oktober 1990, F 1818 N, ECLI:BE:CASS:1990:ARR.19901005.14, Arr.Cass. 1990-91, nr. 61, 134, Pas. 1991, I, nr. 61, 123
Cass. 14 december 1990, 7133, ECLI:BE:CASS:1990:ARR.19901214.12, Arr.Cass. 1990-91, nr. 201, 419, Pas. 1991, I, nr. 201, 370
Cass. 28 januari 1991, 8807, ECLI:BE:CASS:1991:ARR.19910128.8, Arr.Cass. 1990-91, nr. 281, 572, Pas. 1991, I, nr. 281, 509
Cass. 21 mei 1991, ECLI:BE:CASS:1991:ARR.19910521.8, JT 1992, 267
Cass. 23 mei 1991, 8918, ECLI:BE:CASS:1991:ARR.19910523.15, Arr.Cass. 1990-91, nr. 488, 943, Pas. 1991, I, nr. 488, 827
Cass. 19 december 1991, 8970, ECLI:BE:CASS:1991:ARR.19911219.12, Arr.Cass. 1991-92, nr. 215, 364, Pas. 1992, I, nr. 215, 316
Cass. 27 oktober 1992, 5356, ECLI:BE:CASS:1992:ARR.19921027.7, Arr.Cass. 1991-92, nr. 698, 1255, Pas. 1992, I, nr. 698, 1212
Cass. 10 mei 1994, P.93.0661.N, ECLI:BE:CASS:1994:ARR.19940510.13, Arr.Cass. 1994, nr. 228, 466, Pas. 1994, nr. 228, 455
Cass. 2 november 1994, P.94.0606.F, ECLI:BE:CASS:1994:ARR.19941102.15, Arr.Cass. 1994, nr. 467, 912, Pas. 1994, nr. 467, 893
Cass. 9 maart 1995, C.93.0139.N, ECLI:BE:CASS:1995:ARR.19950309.13, Arr.Cass. 1995, nr. 139, 286, Pas. 1995, I, nr. 139, 296
Cass. 5 november 1996, P.95.0122.N, ECLI:BE:CASS:1996:ARR.19961105.6, Arr.Cass. 1996, nr. 413, 993, Pas. 1996, nr. 413, 1066
Cass. 20 juni 1997, C.96.0195.N, Arr.Cass. 1997, nr. 288, 677, Pas. 1997, I, nr. 288, 713
Cass. 14 januari 2000, C.98.0477.F, ECLI:BE:CASS:2000:ARR.20000114.9, Arr.Cass. 2000, afl. 1, nr. 33, 104, Pas. 2000, nr. 33, 102
Cass. 23 november 2000, C.99.0104.F, ECLI:BE:CASS:2000:ARR.20001123.8, Arr.Cas. 2000, nr. 639, 1828, Pas. 2000, I, nr. 639, 1789
Cass. 21 februari 2001, P.00.1216.F, ECLI:BE:CASS:2001:ARR.20010221.6, Arr.Cass. 2001, nr. 107, 346, Pas. 2001, nr. 107, 344
Cass. 21 december 2001, C.99.0528.F, ECLI:BE:CASS:2001:ARR.20011221.8, Arr.Cass. 2001, nr. 719, 2273, Pas. 2001, afl. 12, nr. 719, 2204
Cass. 8 november 2002, C.00.0124.N, ECLI:BE:CASS:2002:ARR.20021108.9, Arr.Cass. 2002, afl. 11, nr. 591, 2417, Pas. 2002, afl. 11, nr. 591, 2136
Cass. 25 november 2002, S.00.0036.F, ECLI:BE:CASS:2002:ARR.20021125.10, Arr.Cass. 2002, afl. 11, nr. 623, 2543, Pas. 2002, afl. 11, nr. 623, 2230
Cass. 10 juni 2003, P.02.1358.N, ECLI:BE:CASS:2003:ARR.20030610.10, Arr.Cass. 2003, nr. 341, 1355, Pas. 2003, nr. 341, 1143
Cass. 26 maart 2004, C.03.0073.F, ECLI:BE:CASS:2004:ARR.20040326.3, Arr.Cass. 2004, nr. 171, 539, Pas. 2004, nr. 171, 518
Cass. 22 april 2004, C.01.0484.N, ECLI:BE:CASS:2004:DEC.20040422.4, RW 2004-2005, 827
Cass. 14 mei 2004, RGAR 2006, afl. 6, nr. 14.135
Cass. 9 december 2004, T.Pol. 2006, afl. 1, 63
Cass. 23 juni 2005, C.04.0160.F, ECLI:BE:CASS:2005:ARR.20050623.21, Arr.Cass. 2005, afl. 6-7-8, 1437, Pas. 2005, I, afl. 7-8, nr. 372, 1437
Cass. 16 september 2005, C.04.0276.F, ECLI:BE:CASS:2005:ARR.20050916.7, Arr.Cass. 2005, afl. 9, nr. 439, 1659, Pas. 2005, nr. 439, 1663
Cass. 1 juni 2006, C.05.0494.N, ECLI:BE:CASS:2006:ARR.20060601.9, Arr.Cass. 2006, afl. 6-7-8, nr. 306, 1267, Pas. 2006, afl. 5-6, nr. 306, 1274
Cass. 8 november 2006, P.06K0646.F, ECLI:BE:CASS:2006:ARR.20061108.8, Arr.Cass. 2006, nr. 546, 2254, Pas. 2006, nr. 546, 2291
Cass. 21 december 2007, C.06.0457.F, ECLI:BE:CASS:2007:CONC.20071221.3, Arr.Cass. 2007, afl. 12, nr. 661, 2591, Pas. 2007, afl. 12, nr. 661, 2491
Cass. 28 september 2006, C.02.0570.F, ECLI:BE:CASS:2006:ARR.20060928.7, Arr.Cass. 2006, afl. 9, nr. 445, 1848, Pas. 2006, afl. 9-10, nr. 445, 1870
Cass. 4 december 2008, C.04.0582.F, C.05.0129.F, C.05.0130.F, C.05.0131.F, C.05.0132.F, C.05.0133.F, C.05.0134.F, C.05.0135.F, C.05.0136.F, C.05-0222.F en C.05.0224.F, ECLI:BE:CASS:2008:ARR.20081204.4, Arr.Cass. 2008, nr. 696, 2831, Pas. 2008, nr. 696, 2753
Cass. 25 maart 2010, C.09.0403.N, ECLI:BE:CASS:2010:ARR.20100325.4, Arr.Cass. 2010, nr. 219, 920, Pas. 2010, nr. 219, 1007
Cass. 24 juni 2010, C.06.0415.N, ECLI:BE:CASS:2010:ARR.20100624.1, Arr.Cass. 2010, afl. 6-7-8, nr. 453, 1903, concl. C. VANDEWAL, Pas. 2010, afl. 6-8, nr. 453, 2004, concl. C. VANDEWAL
Cass. 10 september 2010, F.09.0042.N, ECLI:BE:CASS:2010:ARR.20100910.4, Arr.Cass. 2010, nr. 508, 2135, Pas. 2010, nr. 508, 2228
Cass. 23 januari 2013, P.12.0089.F, ECLI:BE:CASS:2013:ARR.20130123.4, Arr.Cass. 2013, nr. 50, 188, Pas. 2013, nr. 50, 164
Cass. 7 maart 2013, C.10.0741.F, ECLI:BE:CASS:2013:ARR.20130307.10, Arr.Cass. 2013, nr. 153, 598, Pas. 2013, nr. 153, 565
Cass. 10 april 2014, C.11.0796.N, ECLI:BE:CASS:2014:ARR.20140410.1, Arr.Cass. 2014, afl. 4, nr. 282, 962, Pas. 2014, afl. 4, nr. 282, 949
Cass. 9 februari 2017, C.13.0143.F, ECLI:BE:CASS:2017:ARR.20170209.10, RCJB 2018, afl. 1, 37, RGAR 2018, afl. 10, nr. 15525, TBO 2018, afl. 4, 291, T.Verz. 2018, afl. 4, 514
Cass. 20 november 2018, P.18.0765.N, RW 2019-2020, afl. 15, 579
Cass. 22 januari 2020, P.18.1070.F, ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20200122.2F.3, Arr.Cass. 2020, nr. 64, 227, Pas. 2020, nr. 64, 185
Cass. 20 februari 2020, C.16.0374.N, ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20200220.9, Arr.Cass. 2020, nr. 145, 518, Pas. 2020, nr. 145, 453
Cass. 9 februari 2021, P.20.1254.N, ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210209.2N.4, RW 2021-22, afl. 34, 1345, VAV 2021, afl. 3, 86
Arbitragehof nr. 23/89 van 13 oktober 1989, ECLI:BE:GHCC:1989:ARR.023, BS 8 november 1989, 18.386
Arbitragehof nr. 3/91 van 7 maart 1991, A.A. 1991, 19, FJF 1991, 107
Arbitragehof nr. 33/91 van 14 november 1991, ECLI:BE:GHCC:1991:ARR.033, BS 4 december 1991, 27.204
Arbitragehof nr. 74/92 van 18 november 1992, ECLI:BE:GHCC:1992:ARR.074, BS 9 december 1992, 25.450
Arbitragehof nr. 8/93 van 27 januari 1993, ECLI:BE:GHCC:1993:ARR.008, BS 23 februari 1993, 3995
Arbitragehof nr. 50/93 van 24 juni 1993, ECLI:BE:GHCC:1993:ARR.050, BS 15 juli 1993, 16.567
Arbitragehof nr. 72/93 van 7 oktober 1993, ECLI:BE:GHCC:1993:ARR.072, BS 9 november 1993, 24.429
Arbitragehof nr. 1/94 van 13 januari 1994, ECLI:BE:GHCC:1994:ARR.001, BS 1 februari 1994, 2000
Arbitragehof nr. 9/94 van 27 januari 1994, ECLI:BE:GHCC:1994:ARR.009, BS 23 maart 1994, 8059
Arbitragehof nr. 32/95 van 4 april 1995, ECLI:BE:GHCC:1995:ARR.032, BS 19 mei 1995, 13.785
Arbitragehof nr. 58/95 van 12 juli 1995, ECLI:BE:GHCC:1995:ARR.058, BS 31 augustus 1995, 24.844
Arbitragehof nr. 32/96 van 15 mei 1996, ECLI:BE:GHCC:1996:ARR.032, BS 20 juni 1996, 17.022
Arbitragehof nr. 63/96 van 7 november 1996, ECLI:BE:GHCC:1996:ARR.063, BS 1997, 1415-1420
Arbitragehof nr. 37/97 van 8 juli 1997, ECLI:BE:GHCC:1997:ARR.19970708.1, BS 16 juli 1997, 18.704
Arbitragehof nr. 42/97 van 14 juli 1997, ECLI:BE:GHCC:1997:ARR.042, BS 3 september 1997, 22.598
Arbitragehof nr. 48/97 van 14 juli 1997, ECLI:BE:GHCC:1997:ARR.048, BS 27 september 1997, 25.614
Arbitragehof nr. 24/98 van 10 maart 1998, ECLI:BE:GHCC:1998:ARR.024, BS 20 mei 1998, 16.205
Arbitragehof nr. 78/98 van 7 juli 1998, ECLI:BE:GHCC:1998:ARR.078, BS 29 september 1998, 31.779
Arbitragehof nr. 119/98 van 18 november 1998, ECLI:BE:GHCC:1998:ARR.119, BS 20 januari 1999, 1.621
Arbitragehof nr. 29/99 van 3 maart 1999, ECLI:BE:GHCC:1999:ARR.029, BS 20 maart 1999, 9153
Arbitragehof nr. 58/99 van 26 mei 1999, ECLI:BE:GHCC:1999:ARR.058, BS 15 september 1999, 34.435
Arbitragehof nr. 61/99 van 9 juni 1999, ECLI:BE:GHCC:1999:ARR.061, BS 28 juli 1999, 28.198
Arbitragehof nr. 91/99 van 15 juli 1999, ECLI:BE:GHCC:1999:ARR.091, BS 9 oktober 1999, 38.356
Arbitragehof nr. 124/99 van 25 november 1999, ECLI:BE:GHCC:1999:ARR.124, BS 29 december 1999 (derde uitgave), 49.972
Arbitragehof nr. 7/2000 van 19 januari 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.007, BS 17 maart 2000, 8473
Arbitragehof nr. 32/2000 van 21 maart 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.032, BS 20 mei 2000, 16732
Arbitragehof nr. 37/2000 van 29 maart 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.037, BS 19 mei 2000, 16491
Arbitragehof nr. 42/2000 van 6 april 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.042, BS 20 mei 2000, 16768
Arbitragehof nr. 44/2000 van 6 april 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.044, BS 26 mei 2000, 18086
Arbitragehof nr. 62/2000 van 30 mei 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.062, BS 30 juni 2000, 23016
Arbitragehof nr. 81/2000 van 21 juni 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.081, BS 19 juli 2000, 25044
Arbitragehof nr. 100/2000 van 4 oktober 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.100, BS 26 oktober 2000, 36046
Arbitragehof nr. 104/2000 van 11 oktober 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.104, BS 27 oktober 2000, 36172
Arbitragehof nr. 105/2000 van 25 oktober 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.105, BS 10 november 2000, 37220
Arbitragehof nr. 114/2000 van 16 november 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.114, BS 7 december 2000, 40936
Arbitragehof 131/2000 van 13 december 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.131, BS 8 maart 2001 (uittreksel), 7424
Arbitragehof nr. 138/2000 van 21 december 2000, ECLI:BE:GHCC:2000:ARR.138, BS 8 maart 2001 (uittreksel), 7435
Arbitragehof nr. 107/2001 van 13 juli 2001, ECLI:BE:GHCC:2001:ARR.107, BS 27 oktober 2001 (uittreksel), 37403
Arbitragehof nr. 166/2003 van 17 december 2003, ECLI:BE:GHCC:2003:ARR.166, BS 30 januari 2004 (eerste uitgave) (uittreksel), 5710
Arbitragehof nr. 33/2004 van 10 maart 2004, ECLI:BE:GHCC:2004:ARR.033, BS 5 april 2004 (eerste uitgave) (uittreksel), 18916
Arbitragehof nr. 4/2005 van 12 januari 2005, ECLI:BE:GHCC:2005:ARR.004, BS 15 maart 2005 (uittreksel), 10827
Arbitragehof nr. 23/2005 van 26 januari 2005, ECLI:BE:GHCC:2005:ARR.023, BS 10 maart 2005 (uittreksel), 10063
Arbitragehof 65/2005 van 23 maart 2005, ECLI:BE:GHCC:2005:ARR.065, BS 12 mei 2005 (uittreksel), 22716
Arbitragehof nr. 120/2005 van 6 juli 2005, ECLI:BE:GHCC:2005:ARR.120, BS 29 juli 2005 (uittreksel), 33756
Arbitragehof nr. 157/2005 van 20 oktober 2005, ECLI:BE:GHCC:2005:ARR.157, BS 3 november 2005 (uittreksel), 47427
Arbitragehof nr. 162/2005 van 9 november 2005, ECLI:BE:GHCC:2005:ARR.162, BS 10 januari 2006 (uittreksel), 1881
Arbitragehof nr. 181/2005 van 7 december 2005, ECLI:BE:GHCC:2005:ARR.181, BS 3 februari 2006 (uittreksel), 6092
Arbitragehof nr. 193/2005 van 21 december 2005, ECLI:BE:GHCC:2005:ARR.193, BS 13 februari 2006 (uittreksel), 7630
Arbitragehof nr. 164/2006 van 8 november 2006, ECLI:BE:GHCC:2006:ARR.164, BS 5 juli 2007
GwH nr. 14/2009 van 5 februari 2009, ECLI:BE:GHCC:2009:ARR.014, BS 20 maart 2009 (uittreksel), 23530
GwH nr. 17/2009 van 12 februari 2009, ECLI:BE:GHCC:2009:ARR.017, BS 12 maart 2009 (uittreksel), 21664
GwH nr. 109/2010 van 30 september 2010, ECLI:BE:GHCC:2010:ARR.109, BS 16 december 2010 (eerste uitgave) (uittreksel), 77729
GwH nr. 15/2011 van 3 februari 2011, ECLI:BE:GHCC:2011:ARR.015, BS 30 maart 2011 (uittreksel), 21266
GwH nr. 116/2011 van 30 juni 2011, ECLI:BE:GHCC:2011:ARR.116, BS 11 augustus 2011 (uittreksel), 45813
GwH nr. 55/2012 van 19 april 2012, ECLI:BE:GHCC:2012:ARR.055, BS 14 augustus 2012 (tweede uitgave) (uittreksel), 48184
GwH nr. 12/2014 van 23 januari 2014, ECLI:BE:GHCC:2014:ARR.012, BS 17 april 2014 (tweede uitgave) (uittreksel), 33288
GwH nr. 170/2014 van 27 november 2014, ECLI:BE:GHCC:2014:ARR.170, BS 9 februari 2015 (eerste uitgave) (uittreksel), 11364
GwH nr. 58/2015 van 7 mei 2015, ECLI:BE:GHCC:2015:ARR.058, BS 25 juni 2015 (eerste uitgave) (uittreksel), 36785
GwH nr. 132/2015 van 1 oktober 2015, ECLI:BE:GHCC:2015:ARR.132, BS 22 oktober 2015 (tweede uitgave) (uittreksel), 65194
GwH nr. 57/2016 van 28 april 2016, ECLI:BE:GHCC:2016:ARR.057, BS 17 juni 2016 (eerste uitgave) (uittreksel), 36748
GwH nr. 109/2016 van 14 juli 2016, ECLI:BE:GHCC:2016:ARR.109, BS 4 oktober 2016 (eerste uitgave) (uittreksel), 68355
GwH nr. 57/2019 van 8 mei 2019, ECLI:BE:GHCC:2019:ARR.057, BS 27 juni 2019 (eerste uitgave) (uittreksel), 66085
GwH nr. 19/2021 van 4 februari 2021, ECLI:BE:GHCC:2021:ARR.019, TMR 2023, afl. 4, 461, TVW 2021, afl. 2, 183
RvS nr. 10.675 van 9 juni 1964 (Lemmens)
RvS nr. 24.067 van 12 maart 1984 (Chambre syndicale des pharmaciens d’expression française)
RvS nr. 21.346 van 9 januari 1986 (Eliot)
RvS nr. 34.814 van 25 april 1990 (VZW Association des femmes au foyer)
RvS nr. 45.055 van 25 november 1993 (Intercommunale Waterleidingmaatschappij van Veurne-Ambacht)
RvS nr. 106.994 van 24 mei 2002 (Ville de Huy)
Brussel 26 januari 1820, Pas. 1820-1821, II, 26
Rb. Brussel, 4 juni 1895, Pas. 1895, III, 330
Rb. Antwerpen 25 november 1977, RW 1977-78, 1579, T.Aann. 1980, 206
Brussel 24 februari 1989, ECLI:BE:CABRL:1989:ARR.19890224.2, RGAR 1990, nr. 11.618, Verkeersrecht 1989, 174
Luik 15 juni 1994, RRD 1994, 509, RGAR 1996, nr. 12.580
Brussel 23 april 1996, RW 1998-99, 296, TROS 1997, 376
Arbrb. Brugge 16 mei 1997, AJT 1998-99, 344, JTT 1998, 127, TBP 1998, 375
Brussel 31 augustus 1998, RW 2001-02, 244
Brussel 5 november 1998, JLMB 1999, 637
Bergen 27 mei 1999, JLMB 1999, 1811-1814
Bergen 26 oktober 1999, RRD 2000, 57
Brussel 23 juni 2000, Rev.Not.B. 2000, 684
Gent 12 november 2002, RABG 2004, afl. 1, 16
Brussel 15 januari 2003, NjW 2003, afl. 47, 1161
Brussel 10 februari 2003, NjW 2004, 451-454
Rb. Brugge 18 februari 2003, FJF 2003, 847
Gent 15 mei 2003, RABG 2003, 862
Brussel 18 juni 2003, RW 2005-06, 625
Antwerpen 1 juni 2004, NjW 2005, afl. 115, 739
Antwerpen 30 juni 2004, NjW 2004, 1423
Kh. Dendermonde 10 maart 2005, RW 2005-06, 1511
Rb. Brussel 11 maart 2005, Res.Jur.Imm. 2005, 155
Brussel 5 oktober 2006, JT 2006, 767
Brussel 3 oktober 2007, RABG 2009, 640
Brussel 2 oktober 2008, RABG 2009, afl. 9, 613, TFR 2009, afl. 364, 548
HR 31 december 1915, ECLI:NL:HR:1915:AG1773, NJ 1916, 407
HR 29 juni 1928, ECLI:NL:HR:1928:221, NJ 1928, 1138
HR 19 maart 1943, ECLI:NL:HR:1943:66, NJ 1943, 312
HR 18 februari 1944, ECLI:NL:HR:1944:33, NJ 1944, 226
HR 3 mei 1946, ECLI:NL:HR:1946:4, NJ 1946, 323 (Staat/Degens)
HR 19 december 1952, ECLI:NL:HR:1952:AG1997, NJ 1952, 642
HR 30 januari 1959, ECLI:NL:HR:1959:AI1600, NJ 1959, 548 (Quint/Te Poel)
HR 18 januari 1991, ECLI:NL:PHR:1991:AC4031, NJ 1992, 638 (Leffers/Staat)
HR 3 april 1998, ECLI:NL:PHR:1998:AN5655 (Alkemade/Hornkamp)
HR 30 maart 2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB0801, AB 2001, 412 (Staat/Lavrijsen)
HR 6 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8182, AB 2004, 17 (Pannenkoekenhuis De Kabouter)
HR 28 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1296, NJ 2006, 430
HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0256, JB 2008, 105 (Asha)
ABRvS 18 februari 1997, ECLI:NL:RVS:1997:ZF2587, AB 1997, 143 (Beurskens)
ABRvS 6 mei 1997, ECLI:NL:RVS:1997:AA6762, AB 1997, 229 (Van Vlodrop)
ABRvS 24 februari 2000, ECLI:NL:RVS:2000:AA5241, JB 2000, 97
ARRvS 27 augustus 1990, BR 1991, 283
Rb. Roermond 27 februari 1996, JB 1996, 128
CRvB 28 mei 1998, ECLI:NL:CRVB:1998:ZF3404, AB 1998, 244
Rb. Rotterdam 9 juli 2001, JB 2001, 228
CBB LJN AD2849 van 21 augustus 2001, ECLI:NL:CBB:2001:AD2910
CBB LJN AD3526 van 11 september 2001, ECLI:NL:CBB:2001:AD3528
CRvB 27 september 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AD8231, AB 2002, 26
Rb. Arnhem LJN AG9390 van 19 juni 2003
Rb. Arnhem 19 juni 2003, BR 2004, 55
Rb. Zutphen LJN AO7291 van 1 april 2004, ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7291
Rb. Amsterdam LJN AV1546 van 18 januari 2006
CRvB 7 september 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY8130, JB 2006, 311
CRvB 7 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1545; AB 2014, 429, JB 2014, 144
CBb 8 december 2014, ECLI:NL:CBB:2014:432, AB 2015, 356
CC n° 89-254 DC van 4 juli 1989, ECLI:FR:CC:1989:89.254.DC, Rec.CC. 41, https://www.conseil-constitutionnel.fr/decision/1989/89254DC.htm (Privatisations)
CC n° 99-416 DC van 23 juli 1999, ECLI:FR:CC:1999:99.416.DC, Rec.CC. 100, https://www.conseil-constitutionnel.fr/decision/1999/99416DC.htm (Maladie Universelle)
CC n° 2001-451 DC van 27 november 2001, ECLI:FR:CC:2001:2001.451.DC, Rec.CC. 145, https://www.conseil-constitutionnel.fr/decision/2001/2001451DC.htm (Maladies professionelles)
CE n° 10365 van 10 februari 1905, ECLI:FR:CEORD:1905:10365.19050210, D. 1906, 3.81, https://www.conseil-etat.fr/fr/arianeweb/CE/decision/1905-02-10/10365
CE n° 59286 van 4 januari 1918, Rec. 9 (Zulémaro)
CE n° 49595 van 26 juli 1918, ECLI:FR:CEORD:1918:49595.19180726, Rec. 762, https://www.conseil-etat.fr/fr/arianeweb/CE/decision/1918-07-26/49595 (Lemonnier)
CE n° 99872 van 24 juli 1931 (Cne de Vic-Fezensac)
CE 1 januari 1944, Rec. 22 (Caucheteux et Desmonts)
CE 16 maart 1945, DP 1946, 3, 290 (Société des chemins de fer français)
CE n° 93433 van 28 oktober 1949, Rec. 450 (Soc. Des Ateliers du Cap Janet)
CE n° 38872 en 38873, 15 februari 1961, Rec. 118 (Werquin)
CE n° 56505 van 25 januari 1963, https://www.doctrine.fr/d/CE/1963/DE4710614880080968 (Bovero)
CE n° 50438 van 22 februari 1963, Rec. 113 (Commune de Gavarnie)
CE n° 50515 van 30 maart 1966, https://www.legifrance.gouv.fr/ceta/id/CETATEXT000007635415/ (Cie générale d'énergie radio-électrique)
CE 7 januari 1979, Rec. 340 (Vinalmar)
CE 13 mei 1987, DA 1987, nr. 380 (Aldebert)
CE n° 79367 van 20 januari 1989, Rec. 23 (Villa Jacob)
CE n° 69336 van 9 april 1993, https://www.legifrance.gouv.fr/ceta/id/CETATEXT000007834775/ (Bianchi)
CE n° 215957 van 30 juli 2003, https://www.legifrance.gouv.fr/ceta/id/CETATEXT000008206284/ (Assoc. pour le développement de l'aquaculture en région Centre et autres)
CE n° 262190 van 29 december 2004, https://www.legifrance.gouv.fr/ceta/id/CETATEXT000008177562 (M. Almayrac et autres)
CE n° 297075 van 1 februari 2006, (Ministre de la Justice c/ MAIF)
CE n° 279522 van 8 februari 2007, https://www.legifrance.gouv.fr/ceta/id/CETATEXT000018005399/ (M. Gardedieu)
CE n° 325253 van 11 februari 2011, ECLI:FR:CESSR:2011:325253.20110211, https://www.legifrance.gouv.fr/ceta/id/CETATEXT000023604405 (Mlle Susilawati)
CE n° 329788 van 14 oktober 2011, ECLI:FR:CESEC:2011:329788.20111014, https://www.legifrance.gouv.fr/ceta/id/CETATEXT000025741052/ (Mme Saleh)
CE n° 425981 van 24 december 2019, ECLI:FR:CEASS:2019:425981.20191224, https://www.legifrance.gouv.fr/ceta/id/CETATEXT000039666543/ (Sté Paris Clichy)
CAA de Lyon 8 februari 1993, AJDA 1993, 706 (Epoux Bougarel-Tessier)
EHRM nr. 1474/62 van 23 juli 1968, ECLI:CE:ECHR:1986:0723JUD000147462, betreffende enige aspecten van de taalregeling in het Belgisch onderwijs (de zgn. Belgische taalzaak), Publ., Serie A, vol. 6, §10
EHRM nr. 6833/74 van 13 juni 1979 (Marckx/België)
ECieRM nr. 8588/79 en 8589/79 van 12 december 1983 (Bramelid & Malmström/Zweden)
EHRM nr. 8793/79 van 21 februari 1986 (James e.a./Verenigd Koninkrijk) (het recht van erfpacht)
EHRM nr. 8543/79, 8674/79, 8675/79 en 8685/79 van 26 juni 1986, ECLI:NL:XX:1986:AC9450 (Van Marle/Nederland)
EHRM nr. 8695/79 van 28 oktober 1987 (Inze/Oostenrijk)
EHRM nr. 10873/84 van 7 juli 1989 (Tre Traktörer Aktiebolag/Zweden)
EHRM nr. 31107/96 van 25 maart 1999 (Iatridis/Griekenland)
ECieRM nr. 12633/87 van 4 oktober 1990 (Smith Kline & French Laboratories Ltd./Nederland)
EHRM nr. 12033/86 van 18 februari 1991 (Fredin/Zweden, No. 1)
EHRM nr. 12742/87 van 29 november 1991 (Pine Valley Developments Ltd./Ierland)
EHRM nr. 13427/87 van 9 december 1994 (Stran Greek Refineries en Stratis Adreadis/Griekenland)
EHRM nr. 15375/89 van 23 februari 1995 (Gasus Dosier- und Fördertechnik/Nederland)
EHRM nr. 17849/91 van 20 november 1995 (Pressos Compania Naviera SA e.a./België)
ECieRM nr. 38817/97 van 9 september 1998 (Lenzing AG/Verenigd Koninkrijk)
EHRM nr. 27824/95 van 24 september 2002 (Posti en Rahko/Finland)
EHRM nr. 30417/96 van 7 november 2002, JOR 2003, 112 (Olczak/Polen)
EHRM nr. 48939/99 van 30 november 2004 (Öneryildiz/Turkije II)
EHRM nr. 38746/97 van 3 juli 2003 (Buffalo/Italië)
EHRM nr. 68864/01 van 22 december 2004 (Merger et Cros/Frankrijk)
A. ALEN en P. LEMMENS (eds.), Gelijkheid en non-discriminatie, Verslagen colloquium Leuven 5 oktober 1990, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991, 228 p.
A. ALEN, Compendium van het Belgisch Staatsrecht, I, Diegem, Kluwer, 2000, 342 p.
A. ALEN, “Het eigendomsrecht in de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Over de samenlezing van de relevante grondwets- en verdragsbepalingen” in D. D’HOOGHE, K. DEKETELAERE en A.M. DRAYE (eds.), Liber amicorum Marc Boes, Brugge, die Keure, 2011, 263-281
A. ALEN en K. MUYLLE, Handboek van het Belgisch staatsrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 1055 p.
S. BARTELS, “Partijautonomie in het Nederlandse goederenrecht”, TPR 2019, afl. 1, 303-336
D. BATSELÉ, T. MORTIER, M. SCARCEZ, Grondwettelijk recht gevat, Brussel, Bruylant, 2009, 586 p.
F. BELLEFLAMME en J. BOURTEMBOURG, “Légalité, motivation, proportionnalité” in S. BEN MESSAOUD en F. VISEUR (eds.), Les principes généraux de droit administratif – Actualités et Applications Pratiques, Brussel, Larcier, 2017, 445-492
A. BERENBOOM, “Chronique de jurisprudence. Droits réels (1967-1972)”, JT 1974, 273-278
A. BERENBOOM, “Chronique de jurisprudence. Droits réels (1973-1977)”, JT 1979, 737 e.v.
H. BERKMOES, Voorlopige Hechtenis in X., Post Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2018, V 218 / 01 – V 218 / 98
H. BOCKEN, "Van fout naar risico", TPR 1984, 329-416
H. BOCKEN, “De aansprakelijkheid van rechtspersonen, hun organen, aangestelden en zelfstandige hulppersonen” in W. VAN EECKHOUTTE (ed.), Rechtspersonenrecht, Gent, Mys & Breesch, 1999, 489-520
H. BOCKEN, I. BOONE en M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 270 p.
M. BOES, J. GHYSELS, D. LINDEMANS, R. PALMANS (eds.), Vijftig jaar bescherming van het eigendomsrecht. Liber amicorum Martin Denys, Antwerpen, Intersentia, 2012, 367 p.
S. BOULY en D. GUYAERT, “Actuele ontwikkelingen inzake burenhinder“ in V. SAGAERT (ed.), Themis Vastgoedrecht 2013-2014, Brugge, die Keure, 2014, 133-161
B. BOVY, “Détention préventive” in P. CHOME, O. KLEES en A. LORENT, Droit Pénal et procédure pénale, Mechelen, Kluwer, 2017, 1-110
A. CARETTE, “[Privaatrecht] Aansprakelijkheid voor bovenmatige burenhinder” in A. CARETTE, P. LEFRANC, T. MALFAIT, E. RENTMEESTERS, H. SCHOUKENS, Milieuzakboekje. Leidraad voor de milieuwetgeving in Vlaanderen, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2023, 1163-1169
N. CARETTE en K. SWINNEN, “Actuele ontwikkelingen zakenrecht 2011-2012” in R. BARBAIX en N. CARETTE (eds.), Tendensen vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2014, 53-108
J.-M. CHANDELLE, “La réparation du dommage en matière de troubles de voisinage”, Ann.Fac.Dr.Liège 1980, 85-126
P. CHARLIER, “La responsabilité des pouvoirs publics devant le Conseil d’Etat ou le contentieux de l’indemnité”, JT 1980, 381-385
I. CLAEYS, “Het foutbegrip bij overheidsaansprakelijkheid: zijn wetschending en fout nog één” in X, Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen, XXXIIIe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2006-07, Mechelen, Kluwer, 2007, 193-231
L. CORNELIS, “De foutbeoordeling ten aanzien van de Belgische Staat” in Wie zal dat betalen?, Antwerpen, Kluwer, 1983, 175-191
L. CORNELIS, Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. De onrechtmatige daad, Antwerpen, Maklu, 1989, 744 p.
H. COUSY, “Wrongfulness in Belgian tort law” in H. KOZIOL (ed.), Unification of tort law: Wrongfulness, Den Haag/Londen/Boston, Kluwer, 1998, 31-38
J. DABIN, “Le devoir d’indemnisation en cas de troubles de voisinage” (noot bij Cass. 6 april 1960), RCJB 1960, 1689-1857
J. DABIN, “La responsabilité de l’administration à l’égard des usagers de la voirie” (noot bij Cass. 7 maart 1963), RCJB 1963, 96-115
R.O. DALCQ, noot bij Cass. 6 april 1960, RGAR 1960, nr. 6.557
R.O. DALCQ, “Examen de jurisprudence (1973 à 1979). La responsabilité délictuelle et quasi délictuelle”, RCJB 1980, 355-416
R.O. DALCQ, “Unité ou dualité des notions de faute et d’illégalité”, RCJB 1984, 19-31
M. DEBAENE en P. DEBAENE, “Overheidsaansprakelijkheid” in X (ed.), Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, 2005, 1-116.
A. DE BECKER, “De motivering van het ontslag van een arbeidscontractant in de publieke sector”, RW 2007-08, afl. 3, 90-102
S. DE GEYTER, Organisatieaansprakelijkheid, Antwerpen, Intersentia, 2012, 531 p.
F. DELPEREE, Droit Constitutionnel, Tome I, Les données constitutionnelles, Brussel, Larcier, 1980, 495 p.
J. DELVOIE, Orgaantheorie in rechtspersonen van privaatrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 590 p.
J. DE MEYER, “De Raad van State en de herstelvergoeding voor overheidsschade”, Ann.Dr.Sc.Pol. 1948-49, 499-528
M. DENYS, “Vijftig jaar later. De evolutie van de overheidsaansprakelijkheid in België en in het communautair recht”, RW 1970-71, 825-834
D. DÉOM, “Propriété immobilière et intérêt public des certitudes de 1804 aux interrogations d’aujourd’hui” in A. WIJFFELS (ed.), Entre ius commune et droit privé Européen, Brussel, Bruylant, 2005, 359-376
D. DÉOM en C. MOSTIN, “Travaux publics et indemnisation du dommage économique. Droit commun et innovation législative”, JT 2007, afl. 6283, 709-720
H. DE PAGE en R. DEKKERS, Traité élémentaire de droit civil belge. V. Des biens et des différentes modifications de la propriéte, Brussel, Bruylant, 1975, 533-1168
F. DE PRETER, “De berekeningswijze van de planschade en het Grondwettelijk Hof – de zoektocht naar een billijk evenwicht”, TROS 2019, afl. 93, 28-34
P. DE RIDDER, “De beperkte toetsing van het gelijkheidsbeginsel door het Arbitragehof”, RW 1990-91, 481-491
R. DERINE, F. VAN NESTE en H. VANDENBERGHE, “Zakenrecht” in Beginselen van Belgisch privaatrecht, V, Deel I-A, Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1974, 1079 p.
D. DE ROY, “La responsabilité quasi-délictuelle de l’administration: unité ou dualité des notions d’illégalité et de faute?” in H. DUMONT, P. JADOUL en S. VAN DROOGHENBROECK (eds.), La protection juridictionnelle du citoyen face à l’administration, Brugge, die Keure, 2005, 67-81
S. DE SOMER en V. VUYLSTEKE, “De Wet Motivering Bestuurshandelingen en het ontslag van de overheidscontractant: het langverwachte oordeel van het Hof van Cassatie en een blik op de toekomst”, T.Gem. 2016, afl. 2, 125-138
S. DE SOMER en I. OPDEBEEK, Algemeen bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 782 p.
H. DE WULF en S. DE GEYTER, “Aansprakelijkheid van rechtspersonen en hun vertegenwoordigers” in Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingsmechanismen, XXXIIIste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2007, 103-191
J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE, J. GOOSSENS en G. GOEDERTIER, Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die Keure, 2014, 461 p.
R. ERGEC, “La responsabilité du fait de la carence législative” in X (ed.), Mélanges Philippe Gérard, Brussel, Bruylant, 2002, 287-303
J.-L. FAGNART, Examen de la jurisprudence concernant la responsabilité civile (1968-1975), Brussel, Larcier, 1976, 140 p.
J.-L. FAGNART, “Troubles de voisinage et responsabilité civile”, noot bij Luik 8 mei 1972, T.Aann. 1978, 99-103
J.-L. FAGNART, “La responsabilité de l’administration du chef d’excès de pouvoir”, APT 1980, 56-62
J.-L. FAGNART, “Les faits générateurs de responsabilité. Aperçu des principales tendances actuelles” in Responsabilité et réparation des dommages, Brussel, Editions du Jeune Barreau, 1983, 9-84
J.-L. FAGNART, “Vers la faute objective?”, RCJB 2018, afl. 1, 42-64
J. GEENS en S. VERBIST, “De gelijkheid voor de openbare lasten als grondslag voor overheidsaansprakelijkheid”, Bb&b 2011, afl. 2, 120-129
B. GOFFAUX, “La conscience de l’illégalité de l’acte: préalable à une responsabilité civile?”, For.Ass. 2017, afl. 178, 211-218
J. GOOSSENS, “De vervaagde grens tussen burgerlijke en administratieve rechter”, TBP 2014, afl. 4-5, 275-294
Y. HANNEQUART, Le droit de la construction, Brussel, Bruylant, 1974, 471 p.
M. HANOTIAU, “L’égalité en matière de troubles de voisinage” in L. INGBER (ed.), L’Egalité, V, Brussel, Bruylant, 1977, 67-99
J. HANSENNE en J.-M. CHANDELLE, “Examen de jurisprudence (1970 à 1975). Les biens”, RCJB 1977, 83-191
J. HANSENNE, “Examen de jurisprudence (1976 à 1981). Les biens”, RCJB 1984, 53-174
P. HOET, “Herstel bij een schending van artikel 5 EVRM: geldelijk of toch ook in natura door vermindering van de straf”, T.Strafr. 2020, afl. 5, 345-348
C. HUBERLANT, “Essai de délimitation de la compétence du Conseil d’Etat avec celle des cours et tribunaux aux contentieux de l’indemnité” in Miscellanea W.J. GANSHOF Van Der Meersch, III, Brussel-Parijs, Bruylant-LGDJ, 1972, 509-532
G. JOCQUÉ, “Bewustzijn en subjectieve verwijtbaarheid” in Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingsmechanismen, XXXIIIste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2007, 1-101
G. JOCQUÉ, “Naar een objectivering van de fout in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht?” in N. CARETTE en B. WEYTS, Verantwoord aansprakelijkheidsrecht. Liber amicorum Aloïs Van Oevelen, Antwerpen, Intersantia, 2017, 373-383
J. KOKELENBERG, T. VAN SINAY en H. VUYE, “Overzicht van rechtspraak. Zakenrecht (1980-88)”, TPR 1989, 1689-1857.
M. KRUITHOF, “Oorzaak of aanleiding? Geen causaal verband zonder causale bijdrage” in T. VANSWEEVELT en B. WEYTS (eds.), Actuele ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht. Iste Interuniversitair Congres over Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht (ICAV I), Antwerpen, Intersentia, 2015, 139-208
M. KRUITHOF, Tort Law in Belgium, Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2018, 170 p.
M. KRUITHOF, “Een kritische analyse van het concept causaliteit in het ontwerp van de Commissie tot Hervorming van het Aansprakelijkheidsrecht”, TPR 2021, afl. 1, 269-321
P. LACOERE en G. VAN HOORICK, “Planschade vroeger, nu en straks: een moeilijke evenwichtsoefening”, STORM 2020/4, bijdrage 2, 1-13.
W. LAMBRECHTS, “De overheidsaansprakelijkheid van 1963 tot 1980” in Publiekrecht vandaag, Postuniversitaire cyclus Publiekrecht, Gent, R.U.G., 1980, 114-126
M. LERNOUT, De vergoeding van erfdienstbaarheden van openbaar nut: Grondwettelijk Hof brengt opnieuw verduidelijking, TBP 2016, afl. 6, 304-310
M. LEROY, “Le contentieux de l’indemnité avant et après la loi du 3 juin 1971”, RJDA 1974, 225-262
P. LEWALLE, “La réparation du dommage exceptionnel par le Conseil d’Etat belge: mythe ou réalité?”, Ann.Fac.Dr.Liège 1980, 183-214.
S. LIERMAN, “Gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten: wel fundamenteel, (nog) niet absoluut”, RW 2010-11, afl. 29, 1223-1227
S. LIERMAN en W. VERRIJDT, “Recht op vergoeding voor schade door rechtmatige eigendomsbeperkingen: een stand van zaken” in X., Rechtsbescherming in het Publiekrecht: kan er nog gebouwd worden in Vlaanderen?, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2016, 3-41
E. MAES, “Procederen voor het Grondwettelijk Hof” in A. ALEN en P. LEMMENS (eds.), Staatsrecht, Brugge, die Keure, 2008-2009, 55-77
G. MAES, “Sancties bij een door het Arbitragehof vastgestelde ongrondwettige afwezigheid van wetgeving”, RW 2003-04, afl. 31, 1201-1209
G. MAES, “Algemene zorgvuldigheidsnorm en aansprakelijkheid voor de wetgevende macht”, NjW 2004, afl. 66, 398-404
A. MAST en J. DUJARDIN, Overzicht van het Belgisch Grondwettelijk Recht, Brussel, Story-Scientia, 1987, 617 p.
A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, Overzicht van het Belgisch administratief recht, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium N.V., 2017, 1522 p.
A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, Overzicht van het Belgisch administratief recht, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium N.V., 2021, 1622 p.
F. MEERSSCHAUT, “Overzicht van rechtspraak. De rechtspraak van het Arbitragehof ten behoeve van de private rechtspraktijk 1992-1997”, TPR 1998, 889-1124
F. MEERSSCHAUT, “De rechtspraak van het Arbitragehof in 1998. Het grondwettelijk contentieux”, TBP 1999, afl. 10, 705-744
T. MINNE-DORSIMONT, A. GRÉGOIRE en A. HILBERT, Traité juridique et pratique de l’expropriation pour cause d’utilité publique, Brussel, Res.Jur.Imm., 1975, 278 p.
I. OPDEBEEK en S. DE SOMER, Algemeen bestuursrecht. Grondslagen en beginselen, Antwerpen, Intersentia, 2017, 732 p.
O. ORBAN, Le Droit Constitutionnel de la Belgique, Tome III, Libertés constitutionnelles et principes de législation, Luik, Dessain, 1911, 622 p.
R. PALMANS, D. LINDEMANS en J. TOURY (eds.), Overheidsbeperkingen op vastgoedgebruik, Antwerpen, Intersentia, 2017, 147 p.
P. PEETERS, "Het Grondwettelijk Gelijkheidsbeginsel: Recente Ontwikkelingen en Toetsing door het Arbitragehof" in A. ALEN en P. LEMMENS (eds.), Staatsrecht, Brugge, die Keure, 2002-03, 41-62
J. POETS, “Planschadevergoeding: over het belang van de prijs waartegen grondeigendom wordt verworven”, RW 2019-20, afl. 5, 185-188
R.J. POTHIER, Traité du contrat de société, Letellier, 1807, 385 p.
La rédaction, “Des dommages de travaux publics, de l’égalité des citoyens devant les charges publiques et de l’appréciation par le juge de l’anormalité des troubles de voisinage. A propos des arrêts de la Cour de cassation des 28 janvier 1991 et 23 mai 1991“, T.Aann. 1992, 205-211
C. RENARD en E. VIEUJEAN, “Examen de jurisprudence (1956 à 1960). Personnes et biens. Deuxième partie: Biens”, RCJB 1962, 235-298
C. RENARD, “Le dynamisme de la théorie des troubles de voisinage: le cas du locataire” (noot bij Cass. 10 januari 1974), RCJB 1975, p. 360 e.v.
M.-F. RIGAUX, “Le contrôle d’opportunité exercé par la Cour d’arbitrage et le pouvoir discrétionnaire du législateur” in Mélanges Jacques van Compernolle, Brussel, Bruylant, 2004, 591-609
K. RIMANQUE, “De paradoxale werking van het gelijkheidsbeginsel”, RW 1992-93, 6-15
J. RONSE, Schade en schadeloosstelling (onrechtmatige daad), Brussel, Larcier, 1957, 813 p.
V. SAGAERT, “De vergoedingsplicht bij openbare erfdienstbaarheden”, TOGOR 1999, 130-165
V. SAGAERT, Goederenrecht. Beginselen van Belgisch privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, p. 785.
M. SOMERHAUSEN en F.-M. REMION (eds.), “Le Conseil d’Etat” in Les Novelles, Droit Administratif, VI, Brussel, Larcier, 1975, 807 p.
P. STAQUET, “Troubles de jouissance et travaux exécutés par les autorités publiques ou l'art de l'équilibre”, TOGOR 1999, 290-314
J. STEVENS, “De vergoeding voor onwerkzame hechtenis. Een handleiding”, T.Strafr. 2012/2, afl. 2, 66-79
S. STIJNS en I. SAMOY, Verbintenissenrecht. Boek 1bis, Brugge, die Keure, 2020, 408 p.
S. STIJNS en H. VUYE “Burenhinder, openbare werken, overheden, het ‘beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten’ en de verplichting tot compensatie: meander in de rechtspraak van het Hof van Cassatie”, TBBR 2001, 329-358
L.-P. SUETENS, “De invloed van het Arbitragehof op het grondwettelijk recht”, RW 1993-94, 1313-1318
S. TERRAS, “De algemene beginselen van behoorlijk bestuur: de zuinigheidsplicht, het beginsel van doelmatig en economisch bestuur”, Jura Falc. 1993-94, 479 p.
J. THEUNIS, "Het gelijkheidsbeginsel. Juridisch interpretatiekader, met bijzondere aandacht voor 'corrigerende ongelijkheden' en doorwerking in private rechtsverhoudingen", in Publiekrecht. De doorwerking van het publiekrecht in het privaatrecht, Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1996/1997, Gent, Mys en Breesch, 1997, 129-181
B. VAN BAEVEGHEM, ‘‘Burenhinder’’ in V. SAGAERT, J. BAECK, N. CARETTE, P. LECOCQ, M. MUYLLE en A. WYLLEMAN (eds.), Het nieuwe goederenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2021, 329-355
J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER, Y. HAECK, J. GOOSSENS en T. DE PELSMAEKER, Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2015, 1594 p.
H. VANDENBERGHE, “Recente ontwikkelingen bij foutaansprakelijkheid” in H. COUSY en H. VANDENBERGHE (eds.), Themis. Academiejaar 2007-08, Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht, Brugge, die Keure, 2008, 47-82
I. VANDEN POEL, “Motivering van het ontslag van een contractant in overheidsdienst: een bres in het Belgische ontslagrecht?”, TSR 2011, afl. 2, 115-153
P. VANDERNOOT, “Le principe d’égalité dans la jurisprudence de la Cour d’arbitrage”, APM 1997, 89-113
A. VANDER STICHELE, “Procedure voor de Raad van State en administratieve rechtscolleges”, TBP 1981, 90-113
Concl. Adv. Gen. C. VANDEWAL, bij Cass. 24 juni 2010, C.06.0415.N, ECLI:BE:CASS:2010:CONC.20100624.1, Arr.Cass. 2010, afl. 6-7-8, nr. 453, 1904-1911, Pas. 2010, afl. 6-8, nr. 453, 2006-2013
W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 728 p.
B. VANHEUSDEN, W. MARNEFFE, J. THEUNIS, A. DRAYE en J. VOORTER, Onderbouwing en verdere uitwerking van het analysekader bij de opmaak van regelgeving ten einde te kunnen voldoen aan het beginsel van de gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten, Vlaamse Overheid Departement Kanselarij en Bestuur Departement Omgeving, 2018, 269 p.
D. VAN HEUVEN, “Enkele beschouwingen over het gelijkheidsbeginsel”, RW 1990-91, 585-596
G. VAN HOORICK, “Eigendom en openbare lasten, dit is nog maar het begin...” in B. GOOSSENS, Y. LOIK en F. SEBREGHTS (eds.), Tussen algemeen belang en toegewijde zorg. Liber amoricum Hugo Sebreghts, Antwerpen, Intersentia, 2014, 419-428
G. VAN HOORICK, “De planschadevergoeding, een hinderpaal voor een duurzame ruimtelijke ordening?” in L’environnement, le droit et le magistrat: mélanges en honneur de Benoît Jadot, Brussel, Larcier, 2021, 679-691
J. VAN MEERBEECK, “Le contrôle de la Cour de Cassation sur la qualification de la faute en matière aquilienne: trente ans après” (noot bij Cass. 19 mei 2005), RCJB 2008, afl. 3, 372-404
A. VAN OEVELEN en P. POPELIER, “De aansprakelijkheid van publiekrechtelijke rechtspersonen voor ondeugdelijke wetgeving” in X (ed.), De doorwerking van het publiekrecht in het privaatrecht, Gent, Mys & Breesch, 1997, 75-127
A. VAN OEVELEN, “De aansprakelijkheid van de Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen voor onrechtmatige wetgeving”, TVW 2006, (400), 400-416
A. VAN OEVELEN, “Het algemeen juridisch kader van de onteigeningsvergoeding” in R. PALMANS en S. VERBIST, De onteigeningsvergoeding. Het juridisch regime, Antwerpen, Intersentia, 2009, 1-33
A. VAN OEVELEN, Overheidsaansprakelijkheid, Antwerpen, Maklu, 2020, 342 p.
P. VAN OMMESLAGHE, Droit des obligations, II, Brussel, Bruylant, 2010, 2965 p.
P. VAN OMMESLAGHE, “La responsabilité des pouvoirs publics pour la fonction juridictionnelle et la fonction législative” in P. VAN OMMESLAGHE (ed.), Actualité en droit de la responsabilité, Brussel, Bruylant, 2010, 108-143
P. VAN ORSHOVEN, “De gecoördineerde grondwet? De nieuwe grondwet? De herschikte grondwet? De grondwet!”, TRD&I 1994, 305-307
Verslag W. VAN REMOORTEL, Parl.St. Senaat, BZ 1939, nr. 80.
J. VELAERS, Van Arbitragehof tot Grondwettelijke Hof, Antwerpen, Maklu, 1990, 578 p.
W. VERRIJDT, “Naar een principieel recht op vergoeding: artikel 1 van het Eerste Aanvullende Protocol bij het EVRM en het beginsel van de gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten” in R. PALMANS, W. VERRIJDT en V. SAGAERT (eds.), Eigendomsbeperkingen: de erfdienstbaarheden van openbaar nut, Antwerpen, Intersentia, 2012, 195-252
P. VITS, “De foutloze aansprakelijkheid van de overheid voor abnormale burenhinder uit openbare werken” (noot bij Cass. 24 november 1994), Rec.Cass. 1995, 93-96
J. VOORTER, J. THEUNIS en B. VANHEUSDEN, “Het GBOL-beginsel verder afgelijnd?! [Gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten]”, TMR 2020, afl. 4, 455-459
H. VUYE, “50 jaar na de encyclieken van 6 april 1960. Analyse van een decennium rechtspraak omtrent burenhinder (2000-2010)” in Goederenrecht. Themiscahier nr. 62, Brugge, die Keure, 2011, 71-95
H. VUYE, “Overheid en bedrijf: wat bij hinder veroorzaakt door wegeniswerken?” in H. VUYE en Y. LEMENSE (eds.), Springlevend aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 435-470
A. WIRTGEN, “De overheidsaansprakelijkheid voor fouten van de wetgever: geen eenheid van ongrondwettigheid en fout?” (noot bij Cass. 10 september 2010), CDPK 2011, 291-298
A. WYLLEMAN en J. BAECK, Goederenrecht, Brugge, die Keure, 2020, 208 p.
T. BARKHUYSEN en M.L. VAN EMMERIK, “De eigendomsbescherming van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en het Nederlands burgerlijk recht: Het Straatsburgse perspectief” in H.D. PLOEGER (ed.), Preadviezen/Vereniging voor Burgerlijk Recht, Deventer, Kluwer, 2005, 1-101.
F.J. BEUNKE, “Vergoeding van schade tengevolge van rechtmatige daden van de overheid” in Schadevergoeding terzake van rechtmatige overheidsdaad, VAR-reeks LXIII, Haarlem, H.D. Tjeenk Willink 1969, 5-45
A.R. BLOEMBERGEN, “Centauren in 6.3? Iets over rechtmatige en onrechtmatige daden” in C.J.J.M. STOLKER en W. VALK (eds.), Als een goed huisvader (Nieuwenhuisbundel), Deventer, Kluwer, 1992, 121-132
T.C. BORMAN en J.C.A. DE POORTER, Tekst & Commentaar Algemene wet bestuursrecht, Deventer, Wolters Kluwer, 2023, 1440 p.
M.H. BREGSTEIN, “De arresten van de Hoge Raad van 19 maart 1943 en 18 maart 1944 en het leerstuk van de onrechtmatige daad”, RM Themis 1951, 273-305
L.J.A. DAMEN, “Moet pech weg? Alle pech voor risico van de overheid?” in C.P.M. CLEIREN e.a. (eds.), Voor risico van de overheid. Vooruitzichten van de aansprakelijkheid van de overheid in bestuurs-, straf- en civielrechtelijk perspectief, Deventer, Kluwer, 1996, 17-42
K.J. DE GRAAF en A.T. MARSEILLE, “De werkelijke en wenselijke rechtsmachtverdeling bij aansprakelijkheid voor publiekrechtelijk handelen”, NJB 2004, 779-784
P. DE HAAN, Th.G. DRUPSTEEN en R. FERNHOUT, Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat. Deel I. Ontwikkeling, Organisatie, Instrumentarium, Deventer, Kluwer, 1998, 498 p.
J.H.W. DE PLANQUE, “De mogelijkheden van administratieve rechter en de Kroon om het bestuur tot schadevergoeding te veroordelen” in Overheidsaansprakelijkheid, administratieve en burgerlijke rechter, VAR-reeks 102, Alphen aan den Rijn, Samson, H.D. Tjeenk Willink, 1989, 7-160
J. DRION, “Een nieuwe koers in ’s Hoogen Raads jurisprudentie over de onrechtmatige daad” in A.R. BLOEMBERGEN e.a. (eds.), Verzamelde geschriften van J. Drion, Deventer, Kluwer, 1968, 55-98
Th.G. DRUPSTEEN, Administratief schadevergoedingsrecht in Nederland, Preadvies voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland, Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink 1984, 1-58
Th.G. DRUPSTEEN, “Vergelijkend schadevergoedingsrecht: vragen van aansprakelijkheid” in Vergelijkend schadevergoedingsrecht, preadvies voor de Vereniging voor Bouwrecht nr. 16, Deventer, Kluwer, 1988, 3-46
J.H. GERARDS, “Proportionaliteit en gelijke behandeling” in A.J. NIEUWENHUIS, C.M. ZOETHOUT, B.J. SCHUELER (eds.), Proportionaliteit in het publiekrecht, Deventer, Kluwer, 2005, 79-110
H.Ph.J.A.M. HENNEKENS, “Nadeelcompensatie: wanneer en waarom?”, Gst. 2000, 569-575
J.E. HOITINK, G.E. VAN MAANEN, B.P.M. VAN RAVELS en B.J. SCHUELER (eds.), Schadevergoeding bij rechtmatige overheidsdaad, Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2002, 432 p.
W.G. HUIJGEN, Aansprakelijkheid van de overheid (diss. RUL), Deventer, Kluwer, 1991, 268 p.
S.F.J.M. JURGENS, Industriële hinder (diss. KUN), Deventer, Kluwer, 1975, 181 p.
N.S.J. KOEMAN, Bestemmingsplan en privaatrecht, Deventer, Kluwer, 1979, 259 p.
W. KONIJNENBELT, De administratieve rechter als schadevergoedingsrechter, preadvies voor de Vereniging voor burgerlijk recht, Lelystad, Koninklijke Vermande, 1996, 31 p.
C.A.J.M. KORTMANN, ‘Egalité’ en ’Défense’, een rechtsvergelijkend onderzoek naar enige algemene rechtsbeginselen (diss. KUN), Alphen aan den Rijn, Samson, 1971, 160 p.
R. KRANENBURG, “De ontwikkeling der rechtspraak betreffende de staatsaansprakelijkheid” in Studiën over recht en staat, Haarlem, De Erven F. Bohn NV, 1926, 246-269
Concl. Adv. Gen. P. MADURO van 20 februari 2008, gev. zaken C-120/06 P en C-121/06 P (FIAMM, § 75).
F.C.M.A. MICHIELS, “Het gelijk van Struycken”, NTB 2009, 341-345
R.J.N. SCHLÖSSELS, “Nadeelcompensatie en het égalité-beginsel: chaos of ius commune?”, Gst. 2002, 7161, 181-190
G.J. SCHOLTEN, “De onrechtmatige overheidsdaad”, WPNR 1949, 53-56 en 65-68
A.L. SCHOLTENS en R.H. DE VOS VAN STEENWIJK (eds.), “Behoeven de geldende regelen betreffende schadeloosstelling voor de gevolgen van niet-onrechtmatige overheidsdaden wijziging of aanvulling?”, Handelingen der Nederlandsche Juristen-Vereeniging 1929, Den Haag, Belinfante, 1929, 108 p.
M. SCHREUDER-VLASBLOM, “Iets kroms, dat verbogen is: het Nederlands bestuursprocesrecht naar de leer van prof. Tak”, NTB 2004, 73-83
B.J. SCHUELER, Schadevergoeding en de Awb, Deventer, Kluwer, 2005, 283 p.
H. SIMON, “Nadeelcompensatie in de Algemene wet bestuursrecht?”, NJB 1988, 1519-1520
D. SIMONS, “De ontwikkeling van de rechtsbescherming tegen de overheid” in Honderd jaar rechtsleven. De Nederlandse Juristen-Vereniging 1870-1970, Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink, 1970, 237-257
C.W. STHEEMAN, “Het recht op schadevergoeding bij onteigening ten algemenen nutte” in Ned. Admin. Recht, Haarlem, De Erven F. Bohn, 1919, 466 e.v.
J.M.H.F. TEUNISSEN, Het burgerlijk kleed van staat (diss. UM), Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink, 1996, 371 p.
M.K.G. TJEPKEMA, Nadeelcompensatie op basis van het égalitébeginsel: een onderzoek naar nationaal, Frans en Europees recht. Meijers-reeks, Deventer, Kluwer, 2010, 1066 p.
P.J.J. VAN BUUREN, noot bij ABRvS 18 februari 1997, ECLI:NL:RVS:1997:ZF2587, AB 1997, 143 (Beurskens).
G. VAN DEN BERGH, “De arresten van de Hoge Raad van 19 maart 1943 en 18 februari 1944 en het leerstuk van de onrechtmatige daad”, RM Themis 1952, 498-528
J.A.E. VAN DER DOES en G. SNIJDERS, Overheidsprivaatrecht, Deventer, Kluwer, 2001, 133 p.
J.A.C. VAN DER GOUWE (ed.), Onteigening en schadevergoeding bij rechtmatige overheidsdaad. Een verkenning op het terrein van schadevergoeding bij rechtmatige overheidsdaad waar onteigenen centraal staat (losbl.), Den Haag, Vuga, z.j.
H.Th.J.F. VAN MAARSEVEEN, “Een opmerking over de onrechtmatige overheidsdaad”, NJB 1954, 914-920
G.A. VAN POELJE, “Vergoeding van schade, geleden door rechtmatig handelen van overheidsorganen”, publicatie ten behoeve van de najaarsstudiedagen 1962 van het Instituut voor bestuurswetenschappen, Den Haag, VNG 1965, 9-22
B.P.M. VAN RAVELS, noot bij ABRvS 8 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ1762, AB 2007, 252
P.C.E. VAN WIJMEN en B.P.M. VAN RAVELS, “Nadeelcompensatie: op zoek naar de publiekrechtelijke grondslag”, BR 1988, 267-274
N. VERHEIJ, “Een eigen recht(er). Recente verschuivingen in de bevoegdheidsverdeling tussen burgerlijke rechter en bestuursrechter” in A.J.C. DE MOOR-VAN VUGT, J.L. DE WIJKERSLOOTH en N. VERHEIJ, Verschuiving van de magische lijn, VAR-reeks 122, Alphen aan de Rijn, 1999, 9-73
N. VERHEIJ, “Overheidsaansprakelijkheid in de Awb. Vragen voor de wetgever”, O&A 2002, 117-126
W.J.M. VOERMANS, “Going Dutch in het nadeelcompensatierecht: ontwikkelingen in nadeelcompensatie onder de Awb” in W.H. VAN BOOM, C.E.C. JANSEN en J.G.A. LINSSEN (eds.), Tussen alles en niets, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1997, 187-211
P. AMSELEK, “La responsabilité sans faute des personnes publiques d’après la jurisprudence administrative” in Recueil d’études en hommage à Charles Eisenmann, Parijs, Cujas, 1977, 233-262
J. BELIN, “Le principe de l’égalité devant les charges publiques à l’époque révolutionnaire et son influence sur la jurisprudence administrative moderne”, RDP 1934, 336-372
C. BROYELLE, La responsabilité de l’état du fait des lois, Parijs, LGDJ, 2003, 454 p.
R. CHAPUS, Droit administratif general – Tomes I et II, Parijs, Montechristien, 2001, 1440 p.
C. CORMIER, Le préjudice en droit administratif français (diss. Université de Paris II), Parijs, LGDJ, 2002, 502 p.
T. DEBARD, “L’égalité des citoyens devant les charges publiques: fondement incertain de la responsabilité administrative”, Rec.Dalloz 1987, 157-163
M. DEGUERGUE, Jurisprudence et doctrine dans l’élaboration du droit de la responsabilité administrative, Parijs, LGDJ, 1994, 906 p.
A. DE LAUBADÈRE, Traité de droit administratif, Parijs, LGDJ, 1994, 975 p.
P. DELVOLVÉ, Le principe d’égalité devant les charges publiques, Parijs, LGDJ, 1969, 12 p.
P. GODFRIN, “La responsabilité de l’Etat du fait des conventions internationales est-elle un mythe?”, RFDA 1993, 156-165
O. GOHIN, “La responsabilité de l’Etat en tant que législateur”, RIDC 1998, 595-610
C. GUETTIER, La responsabilité adminstrative, Parijs, LGDJ, 1996, 192 p.
C.-G. GUYOMAR, concl. bij CE 2 november 2005, ECLI:FR:CESSR:2005:266564.20051102, RFDA 2006, 352-353 (Ax’ion)
G.C.A. HENRIOT, Le dommage anormal, Parijs, Cujas, 1960, 88 p.
G. MORANGE, “La spécialité du préjudice indemnisable en droit administratif”, Rec.Dalloz 1953, 165-168
M. ROUGEVIN-BAVILLE, “Responsabilité sans faute” in F. GAZIER en R. DRAGO (eds.), Répertoire Dalloz – Responsabilité de la puissance publique, Parijs, 1988, nr. 289 e.v.
E.J. SIÉYÈS, Qu’est-ce que le Tiers Etat?, Edition Champion, Parijs, Soc. D’histoire de la Révolution, 1888, 18 p.
M. SOUSSE, La notion de réparation de dommages en droit administratif français (diss. Universite de Paris II), Parijs, LGDJ 1994, 568 p.
G. VEDEL en P. DELVOLVÉ, Droit administratif. Tome I, Parijs, PUF, 1992, 720 p.
M. VILLIERS, Droit public général, Parijs, Lexis Nexis, 2006, 1324 p.
M. ADAMS en D. HEIRBAUT (eds.), The Method and Culture of Comparative Law, Oxford, Hart Publishing, 2014, 328 p.
ARISTOTELES, Ethica Nicomachea, vertaald door C. HUPPERTS en B. POORTMAN, Budel, Damon, 2005, 416 p.
H. ARKSEY en L. O’MALLEY, “Scoping studies: Towards a methodological framework”, InternationalJournal of Social Research Methodology 2005, afl. 8(1), 19-32
M. BORAIK, “The Sphinxes Avenue Excavations to the East Bank of Luxor” in M.G. FOLLI (ed.), Sustainable Conservation and Urban Regeneration: The Luxor Example, Cham, Springer Nature, 2018, 7-32
H.L. COLQUHOUN, D. LEVAC, K.K. O’BRIEN, S. STRAUS, A.C. TRICCO, L. PERRIER, M. KASTNER en D. MOHER, “Scoping reviews: Time for clarity in definition, methods, and reporting”, Journal of Clinical Epidemiology 2014, Vol. 67, Issue 12, 1291-1294
E.J. EBERLE, “The Methodology of Comparative Law”, Roger Williams University Law Review 2011, Vol. 16, 51-72
B.G. GLASER en A.L. STRAUSS, The Discovery of Grounded Theory: Strategies for Qualitative Research, Mill Valley, Sociology Press, 1967, 272 p.
J. HUSA, A New Introduction to Comparative Law, Oxford, Hart Publishing, 2015, 284 p.
J. JESSON, L. MATHESON en F.M. LACEY, Doing Your Literature Review: Traditional and Systematic techniques, Londen, Sage, 2011, 192 p.
L. KOSTENSE, “Systematisch literatuuronderzoek: De toegevoegde waarde van een scoping review voor juridisch literatuuronderzoek”, LaM 2024, 1-19
S. MAK en A. THOMAS, “Steps for Conducting a Scoping Review”, J Grad Med Educ. 2022, 565–567
C. MICHIELS en L. DEKOCK (17 maart 2023), Begrotingstekort 6 miljard euro kleiner dan verwacht, staatssecretaris Bertrand (Open VLD): "Een opsteker, maar geen ruimte voor nieuw beleid", VRT NWS, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2023/03/16/begrotingstekort-minder-groot-dan-verwacht/
M.D. PETERS, C.M. GODFREY, H. KHALIL, P. McINERNEY, D. PARKER en C.B. SOARES, “Guidance for conducting systematic scoping reviews”, JBI Evidence Implementation 2015, Vol. 13, Issue 2, 141-146
R. POUND, “Law in Books and Law in Action”, 44, American Law Review 1910, 12-36
E. RABEL, The Conflict of Laws: A Comparative Study, 2nd edn, Vol. 1, Ann Arbor, University of Michigan Press, 1945, 745 p.
M. SAUNDERS, P. LEWIS en A. THORNHILL, Methoden en technieken van onderzoek, Amsterdam, Pearson Education Benelux, 2004, 523 p.
M. SCHMITTHOFF, “The Science of Comparative Law”, Cambridge Law Journal 1939, Vol. 7, 94-110
M.V.R. SNEL, Meester(s) over bronnen: Een empirische studie naar kwaliteitseisen, gevaren en onderzoekstechnieken die betrekking hebben op het brongebruik in academisch juridisch-dogmatisch onderzoek, Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2016, 261 p.
A. THOMAS, S. LUBARSKY, S.J. DURNING en M.E. YOUNG, “Knowledge syntheses in medical education: demystifying scoping reviews”, Acad Med. 2017, Vol. 92, Issue 2, 161-166
E. TJONG TAI en P. VERBRUGGEN, “Onderzoeksmethoden in de rechtswetenschap: Over pluraliteit en vernieuwing”, NJB 2022/2, 4-12
W. VAN DER BURG en S. TAEKEMA, “Inzicht, integriteit en NWO” in B. DE VRIES e.a. (eds.), Rechtstheorie en rechtspraktijk (liber A.M. Hol), Den Haag, Boom Juridisch 2020, 303-312
M. VAN HOECKE, “Methodology of Comparative Legal Research”, LaM 2015, 1-35
P. VERBRUGGEN, Methoden voor systematische rechtspraakanalyse: Tussen juridische dogmatiek en data science, Den Haag, Boom juridisch, 2021, 214 p.
E. VERMEERSCH en J. BRAECKMAN, De rivier van Herakleitos, Antwerpen, Houtekiet, 2020, 440 p.
VisumBuitenland.be (z.d., geraadpleegd op 11 juli 2023), Informatie over Egypte: kaarten, feiten en cijfers, https://visumbuitenland.be/egypte/algemeen
F.P.J. WESTER, De gefundeerde theorie-benadering: Een strategie voor kwalitatief onderzoek, Nijmegen, 1984, 260 p.
R. WIBIER, “De taak van de rechtswetenschapper”, NJB 2020/814, afl. 13, 883-887
K. ZWEIGERT en H. KÖTZ, Introduction to comparative law, Oxford, OUP, 1998, 714 p.