Het integratie-vraagstuk is niet meer weg te denken uit de Vlaamse politiek. Bijvoorbeeld, zo bepaalt het Vlaams Regeerakkoord 2024-2029 dat anderstalige ouders van kinderen in Nederlandstalig onderwijs de schoolbonus(sen) kunnen verliezen als zij niet voldoende Nederlands leren. Het lijkt dus steeds meer aanvaard te eisen dat nieuwkomers Nederlands moeten spreken om bepaalde rechten mogen genieten. Maar mag de overheid zomaar onbeperkte druk leggen op anderstaligen om Nederlands te leren? Concreet: mag de overheid in dergelijke gevallen sociale steun afnemen? .
Het Nederlands als sleutel tot de samenleving
Dat kennis van het Nederlands belangrijk is voor integratie behoeft geen betoog. Een gemeenschappelijke taal is nodig voor wederzijdse communicatie. Ze bevordert sociale samenhang, burgerzin, arbeidsopportuniteiten en veiligheid. Als voertaal is het Nederlands onontbeerlijk in Vlaanderen: gaande van het werk tot het oudercontact op school.
Het is dus niet verwonderlijk dat de Vlaamse overheid de laatste jaren sterker inzet op lessen Nederlands-als-Tweede-Taal (NT2). Dat gebeurt doorgaans via een inburgeringstraject waarbij immigranten worden verplicht (i) zich te engageren om Nederlands te leren (ii) algemene kennis over de Vlaamse maatschappij te verwerven, (iii) werk te vinden, en (iv) een lokaal netwerk uit te bouwen, zoals deelname aan de lokale basketbalclub of aan babbeltafels. Deze aanpak lijkt te werken volgens cijfers van het Agentschap Inburgering en Integratie.
De trend naar het taalwelvaartschauvinisme
Toch gaat de inburgering voor sommigen niet snel genoeg. De druk om Nederlands te leren zou omhoog moeten, bijvoorbeeld door het mogelijk verlies van bepaalde sociale voordelen.
Vlaanderen staat wereldwijd bekend om zijn sterke welvaartstaat. De toegang tot het sociale zekerheidssysteem, gefinancierd met “de zuurverdiende centen van de belastingbetaler”, wordt daarom goed bewaakt. Zo moeten aanvragers vooraleer ze bepaalde uitkeringen krijgen (bijvoorbeeld wegens handicap/zorgnood) vaak een zekere periode (bijvoorbeeld 5 jaar) in het land hebben verbleven. In die periode worden ze verondersteld premies te hebben betaald of op een andere manier aan het sociale zekerheidssysteem te hebben bijgedragen. Sommige politieke wetenschappers noemen dit welvaartschauvinisme: het idee dat sociale welvaartsvoordelen moeten worden voorbehouden aan het ‘eigen volk’, dat dikwijls (maar niet altijd) meer heeft bijgedragen aan die welvaart.
Koppel dit aan het integratiedebat: het ‘eigen volk’ betekent wellicht niet meer ‘autochtoon’ of ‘katholiek’, maar wel ‘Nederlandstaligen’. Deze invulling noem ik het taalwelvaartschauvinisme: sociale welvaartsvoordelen moeten verdiend worden door (onder andere) onze taal te leren. Deze houding kan zich in verschillende vormen uiten, waarvan de éne al meer doordacht is dan de andere. De volgende voorbeelden tonen duidelijk de trend naar het taalwelvaartschauvinisme.
Denk aan het controversiële voorstel om kinderbijslag af te nemen van anderstalige ouders die thuis te weinig Nederlands stimuleren – een voorstel dat inmiddels in een afgezwakte vorm in het regeerakkoord staat.
Denk aan de ongrondwettig bevonden aanpassing van de Vlaamse Sociale Bescherming, waardoor anderstaligen met een handicap eerst het Nederlands moesten beheersen vooraleer zij zorgsteun kregen.
Denk aan de huidige praktijk van sociale huurwoningen, waar de wachtlijsten afhankelijk zijn van het leren van het Nederlands.
Denk aan het onderstaande voorbeeld van Khadra, waarin het Nederlands een voorwaarde wordt voor het behoud van een uitkering.
Khadra
Khadra*, een twintigjarige vrouw uit Ethiopië, en haar driejarige zoon zijn officieel erkend als vluchtelingen. Net aangekomen maar zonder enige middelen wil Khadra een nieuw leven opbouwen voor haar en haar zoon. Ze wordt doorverwezen naar het OCMW (Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Werk), waar ze een voorwaardelijk basisbedrag (een leefloon) en andere hulp krijgt. In ruil moet ze enkele verplichtingen respecteren, waaronder het leren van de Nederlandse taal. Het OCMW bepaalt dat ze na drie maanden het laagste taalniveau A1 Nederlands moet hebben behaald. Zoniet, verliest zij haar leefloon.
Misschien acht u drie maanden een eerlijke termijn om het basisniveau A1 Nederlands te bereiken. Want uiteraard, als u binnen drie maanden het basisniveau A1 Spaans kan halen met een dagelijkse portie Duolingo, dan moet dat toch ook gelden voor de migrant? Echter, die vergelijking gaat niet op. Wist u dat in Ethiopië het ge-ez alfabet gebruikt wordt? Khadra zal dus eerst het Latijnse schrift moeten leren. U kan uw voorbeeld Spaans dus maar beter inwisselen voor het Japans. Bovendien kon in 2017 meer dan de helft van de vrouwen in Ethiopië niet lezen of schrijven. Als analfabete kan Khadra ook niet aan zelfstudie via de Duolingo-app beginnen. Het wordt dan eerst wachten zijn op alfabetiseringslessen, om nog niet te spreken van geschikt leermateriaal, cursuskosten, kinderopvang voor tijdens de lessen of (familiale, medische of) andere zorgnoden.
Nood aan doordachtheid
Nederlands stimuleren is zeker een goed doel. Echter, het ontnemen van sociale steun om het Nederlands te promoten (d.i. het taalwelvaartschauvinisme) mag niet ondoordacht geschieden. We mogen toch minstens verwachten dat onze overheid de minimale sociologische, pedagogische en andere wetenschappelijke studies financiert en nagaat, alvorens hun beleid in te voeren?
Naast praktische discussies, bijvoorbeeld wie een ‘analfabeet’ mag genoemd worden, of wanneer men mag overgaan tot het stopzetten van een uitkering, zijn er ook tal van juridische kwesties. Zo mogen migranten uit andere landen van de Europese Unie, die hier tijdelijk komen werken en soms hun gezin meebrengen, niet onverwijld door de overheid verplicht worden Nederlands te leren. En zodra sociale steun, zoals een leefloon of kinderbijslag, dreigt te worden afgenomen, komt ook het grondrecht op sociale zekerheid in het vizier.
Hoe kan iemand zich focussen op een nieuwe taal, als zij geen zekerheid heeft dat België haar niet de volgende dag zal uitzetten, of dat zij genoeg geld zal hebben om eten te kopen? Dat laatste is zeker het geval wanneer men dreigt haar leefloon stop te zetten, maar eveneens wanneer boetes zich keer op keer opstapelen. Bovendien vereist onze non-discriminatiewetgeving dat alle minderheidsgroepen gelijk behandeld worden. Zo zouden sommige laaggeschoolde Vlaamse (of Franstalige) werklozen evenzeer voordeel kunnen halen uit een opfrissing Nederlands.
Kortom: hoewel taalwelvaartschauvinisme een simpel principe lijkt, verhult het vaak een wereld van nuance en complexiteit. Daarvan licht ik een tipje van de sluier op in mijn masterproef met een juridische kijk op het taalwelvaartschauvinisme.
Disclaimer 1: Ik voeg hier enkel de lijst academische doctrine toe (bibliografie in strikte zin). De bibliografie in brede zin, met rechtspraak/wetgeving/andere rapporten, vindt u aan het eind van de scriptie zelf.
Disclaimer 2: Een zéér relevant artikel, verschenen na het indienen van de masterscriptie, die het belang van de scriptie bevestigt, is VERSCHUEREN, H. "Sociale rechten voor migranten. Gelijke behandeling of integratie: wat komt eerst?", Tijdschrift voor vreemdelingenrecht 2024, 224-245.
_______________
BIBLIOGRAFIE
Boeken & Tijdschriften
ANDERSEN, J. en BJøRKLUND, T., “Structural changes and new cleavages: The progress parties in Denmark and Norway”, Acta Sociologica 1990, vol. 33, afl. 3, 195–217.
BAKKER, L., DAGEVOS, J. en ENGBERSEN, G., “The impact of resources and security in the socio-economic integration of refugees”, Journal of International Migration and Integration 2013, vol. 15, afl. 3, 431-448.
BESSELSEN, E. en DE HART, B., “Wet inburgering belemmert integratie. De verblijfsrechtelijke consequenties van de Wet inburgering: nu en vanaf 2016”, Asiel & Migrantenrecht 2015, afl. 1, 1-8.
BIERBACH, J., “Een stok in het duister: boetes voor niet-tijdige inburgering en rechtszekerheid”, Crimmigratie en Recht 2019, vol. 3, afl. 2, 71-87.
BLOCKX, J., “Effet utile reasoning by the Court of Justice of the European Union is mostly indirect: evidence and consequences”, European Journal of Legal Studies 2022, vol. 14, afl. 1, 141-171, https://hdl.handle.net/1814/74749.
BLOCK, L., Policy Frames on Spousal Migration in Germany. Regulating Membership, Regulating the Family, Wiesbaden, Springer Fachmedien Wiesbaden, 2016, 342 p.
BONJOUR, S., “Between Integration Provision and Selection Mechanism. Party Politics, Judicial Constraints, and the Making of French and Dutch Policies of Civic Integration Abroad”, European Journal of Migration and Law 2010, vol. 12, afl. 3, 299-318.
BOUQUELLE, F. en LAMBILLON, P., “La disposition au travail” in MORMONT, H. en STANGHERLIN, K. (eds.), Aide sociale – Intégration sociale, Brussel, Die Keure, 2011, 318-343.
BOUQUELLE, F., MAES, C. en STANGHERLIN, K., “Nature et formes des droits à l’intégration sociale et à l’aide sociale” in MORMONT, H. en STANGHERLIN, K. (eds.), Aide sociale – Intégration sociale, Brussel, Die Keure, 2011, 1-48.
CAREJA, R. en HARRIS, E., “Thirty years of welfare chauvinism research: Findings and Challenges”, Journal of European Social Policy, vol. 32, afl. 2, 212-224, https://doi.org/10.1177/09589287211068796.
CARLIER, J.-Y. en FRASCA, E., “Droit européen des migrations”, Journal de droit européen 2022, afl. 3, 131-148.
CARRERA, S., “Civic Integration Exams in EU Immigration Law. What Integration is Not in European Law” in VERSCHUEREN, H. (ed.), Residence, Employment and Social Rights of Mobile Persons: On How EU Law Defines Where They Belong, Antwerpen, Intersentia, 2016, 129-160.
DAWOUD, S. en SOMERS, E., “Gezinshereniging en taal- of integratievereisten: analyse van het arrest-Dogan van het Hof van Justitie en van de gevolgen ervan voor België en Vlaanderen.”, T.Vreemd. 2014, afl. 4, 388-399.
DE BECKER, E., Het recht op sociale zekerheid in de Europese Unie: een rechtsvergelijkende analyse op basis van het Europees Sociaal Handvest, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de constitutionele tradities gemeen aan de lidstaten, Brugge, Die Keure, 2019, 453 p.
DE BRUYN, S., “De rechtspositie van Turkse onderdanen in België - deel 2: toegang tot arbeidsmarkt en sociale zekerheid.”, T.Vreemd. 2013, afl. 3, 224-236.
DEPAUW, J., MEHAUDEN, L., DRIESSENS, K., en FRANSSEN, A., Het Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie. Een verkennend en evaluatief onderzoek in de Belgische OCMW’s, onderzoek voor het POD Maatschappelijke Integratie, 2015, beschikbaar via https://www.mi-is.be/sites/default/files/documents/gpmi-piis_rapport_nl.pdf (consultatie 21 mei 2024).
DESCHUYTENEER, L., “Bewijs van talenkennis ter verkrijging van de Belgische Nationaliteit” NjW 2016, afl. 343, 453-454.
DEVISSCHER, P., “De inburgeringsplicht als integratievereiste”, Sociaal-Economische Wetgeving, Tijdschrift voor Europees en economisch recht 2016, 280-285.
DOUTREPONT, M., “De praktijk inzake de verwerving van de Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring (art. 12bis WBN): overzicht van enkele hete hangijzers en een blik op de toekomst”, T.Vreemd. 2012, 277-294.
DRIGUEZ, L., “Circulation des travailleurs - Égalité de traitement des résidents de longue durée”, Europe 2021, afl. 8, comm. 294.
DUBOS, O., “L’effet utile et l’effectivité dans l’Union Européenne: identification normative” in BOUVRESSE, A. en RITLENG, D. (eds.), L’effectivité du droit de l’Union Européenne, Brussel, Bruylant, 2018, 49-62.
ELIANTONIO, M. en MUIR, E., “The Principle of Effectiveness: under Strain?”, Review of European Administrative Law 2020, vol. 13, afl. 2, 255-265.
GOEDERTIER, G. en VANDE LANOTTE, J., Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2013, 275-290.
GOOSSENS, L. “Het grondrecht op sociale zekerheid en sociale bijstand: dammen tegen de afbouw van de sociale welvaartsstaat? Over de harde kern van deze grondrechten en de proportionaliteitstoets bij een vermindering van het sociale beschermingsniveau”, RW 2014-15, afl. 21, 803-824.
GUASTAFERRO, B., “Sincere Cooperation and Respect for National Identities” in SCHÜTZE, R. en TRIDIMAS, T., Oxford Principles of European Union Law. Volume 1: The European Union Legal Order, Oxford, Oxford University Press, 350-378.
HACHEZ, I., Le principe de standstill dans le droit des droits fondamentaux: une irreversibilité relative, Brussel, Bruylant, 2008, 693.
HUBEAU, B. en VANDROMME, T., “Kroniek van de sociale huisvesting (2014-2019)”, RW 2020-21, afl. 23, 1083-1104.
KLAVER, J., “Een verblijfsvergunning, maar dan? De sociaal-economische integratie van vluchtelingen in Nederland”, Justitiële verkenningen 2015, afl. 3, 101-115.
LAENEN, N., “De standstill-verplichting in Art. 23 Gw.: het belang van een gedegen motivering in het licht van het evenredigheidsbeginsel”, Nieuw Juridisch Weekblad 456, 2022, 149-149.
MAES, G., “Het standstillbeginsel in verdragsbepalingen en in art. 23 G.W.: progressieve (sociale) grondrechtenbescherming”, RW 2005-06, 1081-1082.
MINDERHOUD, P. en OOSTEROM-STAPLES, H., “Het recht op gelijke behandeling, ook voor derdelanders?”, NtER 2022, afl. 5-6, 105-113.
MINDERHOUD, P. en GROENENDIJK, K, “Taaleis in de bijstand. Discriminerend, disproportioneel en onnodig”, Nederlands Juristenblad 2016, afl. 138, 183-189.
MORITZ, J., “Integration measures, integration exams, and immigration control: P and S and K and A”, Common Market Law Review 2016, vol. 53, afl. 4, 1065-1087.
OP DEN CAMP, L. en SCHULMER, F., “De Wet taaleis Participatiewet: lex dura, sed lex”, De Gemeentestem 2016, afl. 12, https://www.inview.nl/document/id2dc7171a09be47159537724871320eb6.
PAS, W., “Kan standstill op hol slaan? Een reflectie over de herijking van de standstillwerking van artikel 23 Gw.” In WIRTGEN, A. (ed.), Liber amicorum Marnix Van Damme, Brugge, Die Keure, 2021, 81-97.
PUT, G. (ed.), Verschillen in behandeling op basis van nationaliteit of verblijfsstatuut. Gerechtvaardigd of niet?, rapport van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, 2012, 74 p., https://www.unia.be/files/Z_ARCHIEF/verschillen_in_behandeling.pdf.
PIETERS, D., DE BECKER, E. en LAENEN, N., “The right to social security as a standstill clause”, Zeitschrift für Ausländisches und Internationales Arbeits- und Sozialrecht 2022, 291-304.
QUENÉ, M., Resource conditions for legal residence in the EU: A comparative analysis of EU migration law and its implementation in selected Member States, doctoraatsthesis UAntwerpen, 2023, 728 p.
RAUWS, W. en STROOBANT, M. (eds.), Sociale en economische grondrechten: Artikel 23 Gw.: een stand van zaken na twee decennia, Antwerpen, Intersentia, 2010, 212 p.
RONDU, J., “L’intégration des résidents de longue durée, entre droit aux prestations sociales et interprétation stricte du champ d’application du droit de l’Union / The integration of long-term residents at the junction between the right to social benefits and the strict interpretation of the scope of Union law”, Revue des affaires européennes 2021, afl. 2, 415-428.
ŠADL, U., “The role of effet utile in preserving the continuity and authority of European Union Law: Evidence from the citation web of the Pre-Accession case law of the court”, European Journal of Legal Studies 2015, vol. 8, afl 1, 18-45.
SCHULMER, F., STOEPKER, G. en BRUGGEMAN, C., “De omgekeerde toets getoetst”, De Gemeentestem 2019, afl. 154, 780-785.
WAUTELET, P., “Acquisition de la nationalité belge, et participation au marché d’emploi: quelle place pour l’appréciation par le juge?", Tijdschrift IPR 2016, afl. 4, 195-198.
VANCOPPERNOLLE, T., Intertemporeel recht, doctoraatsthesis KU Leuven, 2018, xv + 774 p.
VANDAELE, A. en GEYSENS, J., “Het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu van artikel 23 van de Grondwet: een verandering van klimaat in de rechtspraak?” in LEYSEN, R., MUYLLE, K., THEUNIS, J., en VERRIJDT, W. (eds.), Semper perseverans. Liber amicorum André Alen, Antwerpen, Intersentia, 2020, 795-824.
VAN DER JEUGHT, S., “Taalvereiste voor toekenning sociale uitkeringen aan derdelanders vormt in het EU-recht geen indirecte discriminatie op grond van etnische afstamming: zaak C-94/20, Land Oberösterreich”, Sociaal-Economische Wetgeving, Tijdschrift voor Europees en economisch recht 2022, 113-116.
VAN DER JEUGHT, S., “Taaltoets Engels voor aspirant-studenten hoger onderwijs: enkele bedenkingen over de verenigbaarheid met het EU-recht”, Sociaal-Economische Wetgeving, Tijdschrift voor Europees en Economisch Recht 2019, afl. 12, 547-554.
VAN DER JEUGHT, S., “Zaak C-15/15 New Valmar: De taalkeuze is vrij voor facturen in het grensoverschrijdend handelsverkeer in de EU”, Sociaal-Economische Wetgeving, Tijdschrift voor Europees en Economisch Recht 2016, 546-550.
VANDROMME, S., “Lijst gewichtige feiten voor weigeren nationaliteitsaanvraag dringend uitbreiden”, Juristenkrant 2022, afl. 455, 12-13.
VANDROMME, T., “Nieuwe grondige hervormingen van het woonbeleid met de klemtoon op sociale huisvesting: het verzameldecreet van 9 juli 2021 – Deel 2”, RW 2021-22, afl. 38, 1491-1510.
VANDROMME, T., “De beleidsaandacht voor voldoende kennis van het Nederlands door de sociale huurder in het Vlaamse Gewest” in BERNARD, N. en LOUVEAUX, B. (eds.), Les grands arrêts du droit du bail d’habitation, Brussel, Larcier, 2021, 409-420.
VANDROMME, T., “Grondwettelijk Hof bevestigt taalkennisvereiste voor sociale huurders”, De Juristenkrant 2019, afl. 397, 1-16.
VANDROMME, T., De verhuring van woningen via de overheid als instrument ter verwezenlijking van het grondrecht op wonen, doctoraatsthesis Universiteit Antwerpen, 2018, 861 p.
VANDROMME, T., “OCMW mag geen extra voorwaarden opleggen voor installatiepremie”, Juristenkrant 2016, afl. 337, 3-3.
VAN OORSCHOT, W., “Making the difference in social Europe: deservingness perceptions among citizens”, Journal of European Social Policy 2006, vol. 16, afl. 1, 23-42.
VAN PARIJS, P., Linguistic Justice for Europe and for the World, 2011, Oxford, Oxford University Press, 2011, 312 p.
VAN REGENMORTEL, A. en VERSCHUEREN, H. (eds.), Grondrechten en sociale zekerheid, Brugge, Die Keure, 2016, 400 p.
VENY, L., CARLENS, I., GOES, P. en WARNEZ, B., Overzicht van de rechtspraak 2012 aangaande het recht op maatschappelijke integratie en het recht op maatschappelijke dienstverlening, 2014, UGent, 217 p.
VERBIST, V., Reverse discrimination in the European Union: a recurring balancing act, doctoraatsthesis KU Leuven, 2016, 403 p.
VERSCHUEREN, H., “De juridische krijtlijnen voor een verblijfs(duur)-voorwaarde voor sociale uitkeringen”, RW 2020-21, afl. 19, 722-742.
VERSCHUEREN, H., “De nieuwe verblijfsduurvoorwaarde voor de toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap : juridisch drijfzand (Tweede deel)”, JTT 2018, afl. 26, 421-429
VERSCHUEREN, H., “De nieuwe verblijfsduurvoorwaarde voor de toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap : juridisch drijfzand (Eerste deel)”, JTT 2018, afl. 25, 401-417.
Masterproeven en -scripties
ANTONISSEN, L., Het gegarandeerde recht op sociale zekerheid: bescherming van verworven rechten, legitieme verwachtingen en standstill: staat de wetgever voldoende stil bij de standstill?, masterproef KU Leuven, 2023, 89 p.
ATAKAN, O., De wet Taaleis. Een verplichting voor bijstandsgerechtigden: maar is het nodig?, masterproef Tilburg University, 2019, 45 p.
BALACHOV, V., The Right to Family Reunification: The Interaction Between European and National Law. A Comparative Study of Belgium and the Netherlands, masterproef UGent, 2018, 127 p.
BOUTEN, L., Invulling werkbereidheidsvereiste: werkloosheidsreglementering versus bijstandsregelingen in het licht van rechtspraak, masterproef KU Leuven, 2021, 83 p.
BREYSSEM, B., Voor wat, hoort wat?: een onderzoek naar een nieuwe werking op basis van de geïndividualiseerde projecten voor maatschappelijke integratie in het OCMW Herent, scriptie UCLL Sociale School Heverlee, 2017, 82 p.
COLLA, P., Taal en integratie, een doos van Pandora. – De taalvereiste in de aanvraag van de Belgische nationaliteit: de wet ten opzichte van de praktijk, masterproef KU Leuven, 2021, 146 p.
DE WEVER, A., Vrijheid van arbeid en passende arbeid in sociale bijstandsregeling, masterproef KU Leuven, 2014, 124 p.
GOELE, J., Welke integratie-eisen kan een lidstaat opleggen naar EU-recht?, masterproef KU Leuven, 2017, 95 p.
KARLOWSKI, M., Voor wat hoort wat? Gemeenschapsdienst en leefloon, masterproef KU Leuven, 2021, 102 p.
KEMPENEERS, L., Verblijfsduurvoorwaarden in het sociaal beschermingsrecht: De notie “verblijf in België” bij de Inkomensgarantie voor ouderen, masterproef KU Leuven, 2022, 97 p.
LANSSENS, J., Een kritische reflectie op het grondrecht ‘het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu’ (art. 23 derde lid, 4° GW) – geanalyseerd vanuit onder meer een rechtsvergelijking met het artikel 21 van de Nederlandse Grondwet, masterproef KU Leuven, 2022, 79 p.
LOWET, F., Het belang van leeftijd in de sociale zekerheid (een onderzoek naar de leeftijdsvereisten in de bijstand en de werkloosheid, masterproef KU Leuven, 2019, 78 p.
MUNTERS, L., “GPMI: een nieuw begin?!”: werken aan een op maat gemaakte invulling voor leefloongerechtigden, scriptie UCLL Sociale School Heverlee, 2017, 61 p.
VAN DEN HENDE, F., Integratievoorwaarden voor Gezinshereniging. Verenigbaar met Europees Recht?, masterproef UGent, 2018, 145 p.