Deze masterthesis onderzocht partnerrelaties van bepaalde duur. Het bekeek enerzijds de mogelijkheid van relatievormen van bepaalde duur, namelijk het huwelijk en de wettelijke samenwoning van bepaalde duur. Anderzijds werden relatievermogensrechtelijke overeenkomsten van bepaalde duur, namelijk de huwelijks- en samenlevingsovereenkomst van bepaalde duur bestudeerd.
Het creëren van partnerrelaties van bepaalde duur is absoluut geen sinecure. Maar aangezien mogelijkheden tot beëindiging van de relatievorm pertinenter dan ooit zijn en teneinde te verzekeren dat de relatievermogensrechtelijke overeenkomst up-to-date is, lijkt de pertinentie van partnerrelaties van bepaalde duur evidenter dan dat aanvankelijk vermoed zou worden. Het is net daarom dat dit onderzoek poogde partnerrelaties van bepaalde duur, binnen de grenzen van het Belgisch recht, te construeren. Deze masterthesis trachtte vernieuwend te zijn. Dit door met een open vizier en kritische blik een nieuw licht op partnerrelaties te werpen, ook al gaat dit gepaard met het schoppen tegen heilige huisjes of het afwerpen van juridische dogma’s.
Bij het vormgeven aan relatievormen van bepaalde duur, namelijk het huwelijk en de wettelijke samenwoning van bepaalde duur, waren er een aantal hinderpalen die relatievormen van bepaalde duur potentieel aan het struikelen konden doen brengen. Deze hindernissen werden op een juridisch-technische wijze benaderd, waardoor deze voor de overgrote meerderheid overwonnen werden.
Voor de wettelijke samenwoning van bepaalde duur, lijkt niets er op dat deze relatievorm strijdig is met de openbare orde of de grondvoorwaarden en vereisten van de wettelijke samenwoning.
Voor wat betreft het huwelijk van bepaalde duur is de cruciale vraag of het huwelijk van bepaalde duur strijdig is met de vereiste van de bestendige levensgemeenschap? Een negatief antwoord op deze vraag is de permisse voor het realiseren van het huwelijk van bepaalde duur. Indien, zoals in dit onderzoek wordt geopperd, de nietigheidsgrond van de afwezigheid van de bestendige levensgemeenschap louter als tool voor de bestrijding van schijnhuwelijken fungeert, veleer dan een daadwerkelijke grondvoorwaarde, lijkt een negatief antwoord waarschijnlijker. Onder dit voorbehoud kan het huwelijk van bepaalde duur tevens zijn intrede maken binnen het Belgisch recht.
De bepaalde duur van de relatievorm wordt juridisch vertaald door middel van een uitdovende tijdsbepaling. Deze dient door de wetgever te worden erkend als grond van beëindiging van de relatievorm en wordt bij voorkeur geïmplementeerd in de huwelijks- of samenlevingsovereenkomst. De keuze voor de duurtijd, wanneer de uitdovende tijdsbepaling uitwerking krijgt, is in beginsel vrij. Echter kan er wel worden nagedacht over een minimumduur om misbruik te voorkomen. Op vlak van de wederzijdse rechten en verplichtingen tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden, zijn deze identiek voor het huwelijk en de wettelijke samenwoning van bepaalde duur, als voor de relatievormen van onbepaalde duur. De registratie van relatievormen van bepaalde duur verloopt via het centraal register voor huwelijks- en samenlevingsovereenkomsten. Zo is de uitdovende tijdsbepaling tegenwerpelijk ten aanzien van derden en worden de gegevens conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming verwerkt.
De uitdovende tijdsbepaling van het huwelijk en de wettelijke samenwoning betekent niet per definitie het einde van de relatievorm. De relatievorm van bepaalde duur voorziet in een systeem van verlenging, vernieuwing en hernieuwing. Specifiek naargelang de context van de verderzetting van de relatievorm. Hierdoor kunnen er verschillende opeenvolgende relatievormen van bepaalde onstaan. Conform het arbeidsrecht wordt een beperking hierop naar voor geschoven.
De relatievormen van bepaalde duur worden voortijdig of bij het verstrijken van de uitdovende tijdsbepaling beëindigd. In beide gevallen vervullen wachttermijnen de functie van opzeggingstermijn. Of de relatievorm van bepaalde duur nu voortijdig of bij het verstrijken van de uitdovende tijdsbepaling wordt beëindigd, de gevolgen zullen identiek zijn aan die van het huwelijk en de wettelijke samenwoning van onbepaalde duur.
Het tweede grote luik van deze masterthesis omvatte het onderzoek naar de relatievermogensrechtelijke overeenkomst van bepaalde duur, namelijk de huwelijks- en samenlevingsovereenkomst van bepaalde duur. Door de koppeling van een vervaldatum aan de huwelijks- of samenlevingsovereenkomst, wordt gegarandeerd dat de relatievermogensrechtelijke overeenkomst, na verloop van tijd, actief wordt heroverwogen.
De bepaalde duur van de huwelijks- of samenlevingsovereenkomst komt tevens tot uiting door middel van een uitdovende tijdsbepaling. De duurtijd van de uitdovende tijdsbepaling is in tegenstelling tot de relatievorm van bepaalde duur niet vrij te bepalen, maar is een door de wetgever vooraf bepaalde wettelijk voorgeschreven duur. Dit omwille van de fundamenteel andere ratio legis achter de relatievermogensrechtelijke overeenkomst van bepaalde duur.
De uitdovende tijdsbepaling van de huwelijks- of samenlevingsovereenkomst maakt niet per se een einde aan de relatievermogensrechtelijke overeenkomst. De huwelijks- of samenlevingsovereenkomst kan worden verlengd, vernieuwd of gewijzigd waardoor de relatievermogensrechtelijke overeenkomst nieuw leven wordt ingeblazen. Een systeem van stilzwijgende vernieuwing en een beperking van het aantal opeenvolgende relatievermogensrechtelijke overeenkomsten van bepaalde duur dient te worden uitgesloten aangezien dit, in tegenstelling tot de relatievorm van bepaalde duur, niet wenselijk is.
Wanneer de relatievermogensrechtelijke overeenkomst van bepaalde duur niet wordt verlengd, vernieuwd of gewijzigd zal de uitdovende tijdsbepaling uitwerking krijgen en gaat de huwelijks- of samenlevingsovereenkomst teniet. Hierdoor krijgt het wettelijk stelsel uitwerking. Deze maatregel fungeert als hefboom om partners te dwingen hun huwelijks- of samenlevingsovereenkomst te herbekijken.
Indien beide luiken van dit onderzoek, namelijk de relatievormen en de relatievermogensrechtelijke overeenkomsten van bepaalde duur, hun intrede vinden binnen het Belgisch rechtsbestel kunnen er combinaties onstaan tussen relatievormen en relatievermogensrechtelijke overeenkomsten van (on)bepaalde duur. Zo ontwikkelt er zich een geheel aan partnerrelaties van (on)bepaalde duur.
Conclusie
Realistisch gezien is de kans dat relatievormen en relatievermogensrechtelijk overeenkomsten van bepaalde duur op korte termijn hun ingang zullen vinden in het Belgisch recht, eerder klein. Aangezien recht het product is van de samenleving, zal er eerst een afdoende maatschappelijk draagvlak vereist zijn. Wanneer de maatschappelijke nood en urgentie groeit, kan er uit dit onderzoek geconcludeerd worden dat er juridisch niet zoveel bakens meer verzet dienen te worden om partnerrelaties van bepaalde duur effectief te verwezenlijken. Juridisch is er, onder voorbehoud dat de levensgemeenschap van bepaalde duur afdoende bestendig is, een antwoord op de maatschappelijke vraag naar partnerrelaties van bepaalde duur. Partnerrelaties van bepaalde duur is flirten met de grenzen van het Belgisch recht, maar is (waarschijnlijk) niet recht/grensoverschrijdend.
Verord.Raad en Parlement nr. 2016/679, 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekkking van Richtlijn 95/46/EG, Pb.L. 4 mei 2016.
Oud Burgerlijk Wetboek.
Wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, BS 16 maart 1803.
Burgerlijk Wetboek.
Gerechtelijk Wetboek.
Wet 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning, BS 12 januari 1999.
Wet 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, BS 28 februari 2003.
Wet 8 februari 2023 tot wijziging van het oud Burgerlijk Wetboek met het oog op de afschaffing van de beëindiging van de wettelijke samenwoning door het huwelijk met een derde, BS 1 maart 2023.
Omz. van 17 december 1999 inzake de Wet van 4 mei 1999 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk, BS 31 december 1999.
Verslag namens de Commissie voor de Justitie, Parl.St. Senaat 1997-98, nr 1-916/5, 10-11.
Verslag namens de commissie voor de Justitie, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 49-170/8, 62-64.
Verslag namens de commissie voor de Justitie, Parl.St. Kamer 1998-99, nr. 49-170/15, 6.
Verslag namens de commissie voor de Justitie, Parl.St. Kamer 1998-99, nr. 1991/3, 13-14.
Adv.RvS 52.283/2, Parl.St. Kamer 2012-13, nr. 53-2673/1, 34.
Cass. 17 januari 2013, RW 2013-14, 901.
Cass. 23 januari 2015, AR C.13.0157.N, Arr.Cass 2015.
Brussel 6 maart 2014, Act.dr.fam. 2014, 258, noot J. Fierens “Poker-menteur à Las Vegas”.
Gent 27 november 2014, RTDF 2015, 678, RW 2015-16, 1671, TGR-TWVR 2015, 173 en T.Fam. 2015, 132, noot DE SCHRIJVER, L.
Gent 8 januari 2015, nr. 2014/AR/2887 en Gent 19 november 2015, Tijdschrift@ipr.be 2016, 74 en T.Vreemd. 2016, 246.
Antwerpen 17 januari 2017, T.Fam. 2018, afl. 2, 50, noot VAN THIENEN, A.
Gent 14 februari 2019, Tijdschrift@ipr.be 2021, afl. 2, 44.
Gent 23 mei 2019. T.Not. 2019, 834 en TEP 2019, 777.
Gent 15 oktober 2020, Tijdschrift@ipr.be 2021, afl. 2, 23.
Gent 6 december 2022, RW 2022-23, 1116.
Vred. Zomergem 27 mei 2005, T.Not. 2005, 495 en T.Vred. 2007, 345.
Vred. Zelzate 7 juli 2009, J.dr.jeun. 2013, afl. 312, 45, RTDF 2012, 876, T.Vred. 2012, 27 en RW 2012-13, 627, noot EGGERMONT, S.
Vred. Brussel 11 augustus 2009, JT 2010, 14.
Vred. Fléron 17 juni 2013, T.Vred. 2014, 38.
ALOFS, E., “De uitbreiding van de schadeloosstelling overeenkomstig resp. regelingen inzake arbeidsongevallen, beroepsziekten en het asbestfonds naar wettelijk samenwonende partners”, NFM 2009, 311-327.
ALOFS, E., DE DECKER, P.-J. en VANDENBOSCH A.-S., Vereffening en verdeling: Studentensyllabus, Antwerpen, Intersentia, 2021, 420 p.
BARBAIX, R., Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2018, 1025 p.
BOONE, I., DU MONGH, J. en VERBEKE, A.-L., Personen-, familie- en relatievermogensrecht, Leuven, Acco, 2020, 450 p.
BROUWERS, S., “Voorlopige maatregelen voor wettelijk samenwonenden: de maximumduur van één jaar is 263 ongrondwettelijk (noot onder GwH 6 december, 2018)”, NFM 2019, 166-167.
CASMAN, H., “Erfrecht voor de langstlevende wettelijk samenwonende partner”, in DE BUSSCHER, M., DE GROOTE, B., DE PUYDT, J., DOOLAEGE, A., FORRIER, E., TAELMAN, P. en VAN EECKHOUTTE, W. (eds.), Kan dit nog? Liber amicorum Rogier De Corte, Mechelen, 2007, 59-83.
CLAEYS, I., Verbintenissenrecht, s.l., 2017, 319 p.
COPPENS, M., Praktijkgids Sociaal Recht 2022-2023, Gent, Story Publishers, 2022, 1691 p.
DANDOY, N., “Les effets alimentaires de la vie en couple” in HAUSER, J. en RENCHON, J.-L. (eds.), Différenciation ou convergence des statuts juridiques du couple marié et du couple non marié? Droit belge et français, Brussel, Bruylant, 2005, 59-92.
DEBOOSERE, P., LESTHAEGHE, R., SURKYN, J., BOULANGER, P.-M en LAMBERT, A.-M., Huishoudens en gezinnen (Households and Families), Brussel, Nationaal Instituut voor Statistiek, 1997, 224 p.
DECLERCK, C., “Huwen of samenwonen? Enkele familiaal vermogensrechtelijke aspecten” in CASTELEIN, C., VERBEKE, A.-L. en WEYTS, L. (eds.), Leuvense Notariële actualiteit 2009-2010, Gent, Larcier, 2010, 61-91.
DE KEZEL, E., “De wet tot invoering van de wettelijke samenwoning: een maat voor niets?”, AJT 1999, 129-139.
DELAHAYE, B., TAINMONT, F. en LÈBE-DESSARD, V., La cohabitation légale, Brussel, Larcier, 2013, 181 p.
DE SCHRIJVER, L., “De wettelijke samenwoning een verhouding van staat?”, T.Fam. 2015, 135-143.
DE SCHRIJVER, L., “De benadering van de schijnwettelijke samenwoning in de rechtspraak”, T.Fam. 2017, 113-124.
D’HONDT, S., “Commentaar bij art. 146bis BW”, Comm.Pers. 2000, 6-9.
DOM, I., “Solidariteit tussen feitelijk samenwonende partners?”, NFM 2018, 30-36.
EGGERMONT, S., Tweerelaties: huwelijk, wettelijke samenwoning en feitelijke samenwoning juridisch ontleed, Antwerpen, Intersentia, 2016, 665 p.
EVRARD, T. en APERS, C., “La loi du 2 juin 2013 visant à lutter contre les mariages de complaisance et les cohabitations légales de complaisance”, Rev.dr.étr. 2014, 563-576.
GOOSSENS, E., “Kompas voor een nieuw samenwoningsrecht: neutraal, coherent en compensatie- en behoeftegericht”, TBBR 2019, 537-566.
HEYVAERT, A., “De evolutie naar de seks(e)neutraliteit van het gezinsrecht. Een (poging tot) verklaring”, NJW 2005, 1190-1202.
JAUMOTTE, S., Droit familial: modèles et commentaires pratiques, Antwerpen, Kluwer, 2020, 420 p.
LELEU, Y.-H., Droit des personnes et des familles, Brussel, Larcier, 2020, 888 p.
LELEU, Y.-H., Droit patrimonial des couples, Brussel, Larcier, 2021, 686 p.
LELEU, Y., ALOFS, E., HARMEL, C., en PETERS, M., La transmission genrée du capital familial, Brussel, Larcier-Intersentia, 2024, 336 p.
MONBALLYU, J., Geschiedenis van het familierecht. Van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2010, 152 p.
PINTENS, W., DECLERCK, C. en VANWINCKELEN, K., Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 439 p.
PLINGERS, S. en PEEL, S., “Samenlevingscontracten”, in VERBEKE, A., BUYSSENS, F. en DERYCKE, H. (eds.), Handboek Estate Planning, Boek 1, Vermogensplanning met Effect bij Leven - Huwelijk en samenwoning, Brussel, Larcier, 2004, 97-102.
SENAEVE, P., “Commentaar bij art. 1476bis BW, 1476ter BW en 1476quater BW” in SENAEVE, P., SWENNEN, F. en VERSCHELDEN, G. (eds.), Personen- en familierecht. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Wolters Kluwer, 2014, 1-10.
SENAEVE, P. en DECLERCK, C., Compendium van het personen- en familierecht, Leuven, Acco, 2022, 750 p.
SOSSON, J., “Les effets personnels” in HAUSER, J. en RENCHON, J.-L. (eds.), Différenciation ou convergence des statuts juridiques du couple marié et du couple non marié, Droit belge et français, Brussel, Bruylant, 2005, 37-58.
STIJNS, S., Leerboek verbintenissenrecht - Boek 1, Brugge, die Keure, 2022, 348 p.
SWENNEN, F., “Alimentatie tussen partners” in FORDER, C. en VERBEKE, A. (eds.), Gehuwd of niet, maakt het iets uit?, Antwerpen, Intersentia, 2005, 285-314.
SWENNEN, F., Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2023, 641 p.
TAINMONT, F., “Les effets à la dissolution du statut par décès” in HAUSER, J. en RENCHON, J.-L. (eds.), Le statut juridique du couple marié et du couple non marié en droit belge et français, I, Les statuts légaux des couples, Brussel, Larcier, 2012, 273-318.
TORFS, N. en VAN SOEST, E., “De redactie van een samenlevingsovereenkomst (wettelijke samenwoning)” in WEYTS, L., VERBEKE, A.-L. en GOOVAERTS, E. (eds.), Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, 59-76.
VAN GYSEL, A.-C., “La cohabitation légale: quo vadis?”, RTDF 2015, 9-40.
VAN GYSEL, A.-C. en SAUVAGE, J., Le couple, Limal, Anthemis, 2022, 574 p.
VERSCHELDEN, G., Handboek Belgisch Personen-, familie- en relatievermogensrecht, Brugge, die Keure, 2023, 1232 p.
VERSTRAETE, J., “Beschermingstechnieken (andere dan tontine- en aanwasbedingen) tussen ongehuwd samenwonenden” in MATTHIJS, K., VERSTRAETE, J., BAEL, J., LELEU, Y.-H., WYLLEMAN, A., CASMAN, H. en RENCHON, J.-L. (eds.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 25-87.
VINCK, B., “Wettelijke en feitelijke samenwoning”, TPR 2012, 1819-1849
VINCK, B., “Overzicht van rechtspraak (2000-2012) – De wettelijke samenwoning”, T.Fam. 2012, 196-206.
STATBEL, Huwelijk, https://statbel.fgov.be/nl/themas/bevolking/partnerschap/huwelijken(consultatie op 15 november 2024).
STATBEL, Wettelijke samenwoning, https://statbel.fgov.be/nl/themas/bevolking/partnerschap/wettelijke-samenwoning(consultatie op 15 november 2023).
STATBEL, Wettelijke samenwoning, https://www.vlaanderen.be/statistiek-vlaanderen/bevolking/stopzetting-van-wettelijke-samenwoningen#ruim-6-op-10-wettelijke-samenwoningen-stopgezet-om-te-huwen(consultatie op 29 november 2023).
VLAAMSE OVERHEID, Statistiek Vlaanderen, https://www.vlaanderen.be/statistiek-vlaanderen/bevolking/echtscheidingen (consultatie op 9 april 2024).