Het onderwijs kan anders
De mens is van nature geïnteresseerd om te leren en zichzelf te ontwikkelen. Leerlingen in het secundair onderwijs zijn niet anders. Wanneer een school leerlingen de ruimte geeft om met hun interesses aan de slag te gaan, vinden ze vanzelf een manier om een opdracht tot een goed einde te brengen. Door als schoolteam alle leerlingen in verbinding te brengen met nieuwe informatie en andere perspectieven inspireren leerlingen en leerkrachten elkaar.
Een nieuwe manier van (samen)werken
Het onderwijs evolueert voortdurend. De laatste grote onderwijshervormingen vonden plaats in 2019. Sindsdien is de manier waarop vakken worden aangeboden en geëvalueerd niet meer dezelfde. Competenties hangen niet langer vast aan een specifiek vak, en kunnen door verschillende leerkrachten worden aangescherpt. Meerdere leerkrachten kunnen eenvoudiger samenwerken om eenzelfde competentie te bereiken.
Het vak artistieke vorming zit hier in een lastig parket. Beeld en muziek worden hier bij elkaar gebracht, en streven dezelfde competenties na. Omdat de competenties ruimer zijn dan de inhoud van het vak zelf, en andere vakken inhoudelijk prioriteit krijgen, kan artistieke vorming uit het lessenrooster verdwijnen. Dit vak verdwijnt dan wel, maar alle competenties zijn volgens de Vlaamse Overheid nog steeds even belangrijk. Andere vakleerkrachten evalueren dan deze competenties.
Het klinkt ingewikkeld, maar er zijn kleine stappen die je als school, als team of zelfs als individuele leerkracht kan ondernemen om dat vernieuwende onderwijs te realiseren zonder te bezwijken onder de werkdruk. Starten zonder ervaring of houvast is niet eenvoudig. Het is wel de realiteit voor leerkrachten die plots niet alleen hun eigen vakinhoud en competenties, maar ook de competenties rond cultuureducatie moeten beheersen. Daarom bracht ik die stappen in kaart aan de hand van een cyclus die je bij het maken van een opdracht, een les of een lessenreeks kan ondernemen om aan de competenties rond cultuureducatie te werken. De stappen van de cyclus worden door middel van 6 posters omgevormd tot fysieke reminders.
Cultuureducatie wordt in het leerplichtonderwijs voornamelijk met artistieke vorming geassocieerd. Door de onderwijshervormingen zal cultuureducatie meer dan ooit deel uitmaken van alle vakken. Bij elke stap in de cyclus hoort een rol die de leerling kan vervullen. Deze rollen overschrijden - net als de competenties - de vakken, en kijken naar de kracht van de mens achter de leerling.
De verwondering
De cyclus begint bij verwondering. Starten vanuit een prikkel die de leerling zelf de klas in brengt, heeft voordelen. Deze prikkel krijgt niet altijd een plek in het lesgebeuren, maar kan een boeiend startpunt zijn. De leerling reikt het onderwerp aan, de leerkracht hoeft die prikkel alleen maar toe te laten. Dat kan in iets kleins zitten zoals een regendruppel, of net iets groots zoals een kunstwerk of een staaltje architectuur dat een leerling zag op vakantie. Iedere mens is intrinsiek gemotiveerd om te leren: leerkrachten kunnen aansluiten bij deze motivatie door de verwondering toe te laten.
De ervaring en de situering
Na de verwondering start het echte werk. Hoe meer zintuigen de leerlingen gebruiken, hoe sterker ze de ervaring onthouden. Die ervaringen worden dus omgezet in taal en concrete kennis. De leerkracht plaatst het onderwerp in een concrete context en verbindt alle theoretische kennis met die ervaring. Een biologieles over boomsoorten kan starten met een boservaring, en eindigen in het klaslokaal.
De handeling en de creatie
De leerling wordt betrokken bij het verwerken van de kennis. Misschien zit er een vakexpert in de klas, of een leerling die het onderwerp kan linken aan een hobby. Associëren maakt het makkelijker om te onthouden. Voorkennis van de leerling bepaalt hoe die de leerstof in zich opneemt. Een partituur is voor de ene leerling een blad vol abstracte tekens, terwijl de andere de muziek al kan horen in zijn hoofd.
Binnen cultuureducatie is het aangewezen dat leerlingen zelf aan de slag gaan. Experimenteren is daarbij gelijkwaardig aan het behalen van een beoogd eindproduct. Eens de leerlingen de materie beheersen, kunnen ze de grenzen ervan opzoeken, de regels proberen te buigen en alternatieve manieren zoeken om tot een zelfde resultaat te komen. Experimenteren toelaten is de eigenheid van de leerlingen ontdekken. Ook leren hoe iets niet kan, is een stap dichter bij een mogelijke oplossing.
De symbiose
De laatste stap in de cyclus is de reflectie. Aan de hand van feedback voor en door anderen kom je tot nieuwe inzichten en antwoorden. Samen weet je meer dan alleen. Ook als de buitenwereld je experiment of je eindproduct niet te zien krijgt, is het deel geworden van jouw realiteit. Jij hebt er ongetwijfeld zelf iets uit geleerd. Je stuurt je werk weer de wereld in waaruit de initiële verwondering kwam voor het onderwerp. Dat kan op een tentoonstellingsmuur of in een artikel voor de Vlaamse Scriptieprijs, maar het kan even goed onder in een lade belanden. Ongeacht waar jouw werk belandt, het is deel van de realiteit, een nieuwe prikkel voor jezelf of iemand anders om de cyclus opnieuw te starten.
Een nieuwe start, een betere toekomst
Door verschillende referentiekaders aan bod te brengen leren leerlingen empathisch zijn. Door hen zelf onderzoek te laten doen leren ze kritisch zijn, en door hen meer te laten ervaren leren ze niet alleen kijken en luisteren, maar ook voelen, ruiken en proeven van het leven. Leerlingen zijn in de eerste plaats mensen die op een bepaald moment zelfstandig de wereld in trekken. Onderwijs dat de nadruk legt op die mens is het soort onderwijs dat voorbereidt op een toekomst die voortdurend verandert. Onderwijs dat leerlingen de kans geeft zelf ook verandering te brengen.