Wanneer de overheid de regels voor verpleegkundigen aanpast, lijkt dat op papier misschien een technische kwestie. Maar voor wie elke dag de zorg verleent, verandert plots alles. Nieuwe titels, nieuwe taken, nieuwe verantwoordelijkheden. Hoe breng je dan nog structuur in een zorgteam?
Met die vraag ging ik aan de slag in mijn bachelorproef. Samen met het OLV van Lourdes Ziekenhuis in Waregem onderzocht ik hoe een nieuw zorgmodel ingevoerd kan worden dat past bij de hervormde wetgeving.
In 2023-2024 voerde minister Frank Vandenbroucke een grote hervorming door in de wet op de gezondheidszorg. De oude titels “HBO5-verpleegkundige” en “Bachelor verpleegkundige” verdwenen. In de plaats daarvan kwamen 2 nieuwe functies:
- De basisverpleegkundige (vroegere HBO5 verpleegkundige)
- De verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ) (vroegere bachelor verpleegkundige)
Beiden blijven volwaardige verpleegkundigen, maar de taken worden anders verdeeld. De basisverpleegkundige focust op de basiszorg, terwijl de VVAZ de complexere handelingen opneemt en meer leiding geeft binnen het team.
De bedoeling? De juiste zorg op de juiste plaats.
De uitdaging? De zorg krijgen geen extra personeel of middelen om dat te realiseren.
om te begrijpen hoe zo’n omschakeling kan werken, dook ik eerst in de literatuur. Ik bestudeerde drie thema’s die cruciaal zijn bij verandering:
- Zorgmodellen: Hoe organiseer je het werk in een team?
- Leiderschap: Hoe begeleid je collega’s door verandering?
- Weerstand: Waarom vinden mensen verandering zo moeilijk?
Uit onderzoek blijkt dat er drie klassieke modellen bestaan:
- Totaalzorg (Total Patient Care): één verpleegkundige zorgt volledig voor zijn of haar patiënten.
- Taakverpleegkunde (Functional Nursing): de zorgtaken worden verdeeld per handeling.
- Teamverpleegkunde (Team Nursing): verpleegkundigen werken samen en verdelen taken binnen een groep patiënten.
Elk model heeft zijn voor- en nadelen. Totaalzorg biedt continuïteit, maar kan zwaar zijn. Taakverpleegkunde is efficiënt, maar onpersoonlijk. Teamverpleegkunde combineert beide, maar vraagt sterke samenwerking en communicatie.
Met die kennis stapte ik het ziekenhuis in Waregem binnen. Daar observeerde ik twee afdelingen:
- Afdeling X: een chirurgische dienst, waar patiënten herstellen van operaties.
- Afdeling Y: een afdeling interne geneeskunde, met onder meer hart- en longpatiënten.
Beide teams werkten al anders: afdeling X in teamverband, afdeling Y eerder individueel. Samen met de hoofdverpleegkundigen en het ziekenhuismanagement ontwierp ik twee proefopstellingen om te testen welke aanpak het best werkt binnen de nieuwe wetgeving.
Op afdeling X testten we teamverpleegkunde: de VVAZ en basisverpleegkundige werkten samen binnen één zorgzone en verdeelden de taken.
Op afdeling Y probeerden we totaalzorg: de VVAZ en basisverpleegkundige kregen elk hun eigen patiënten, maar overlegden over complexe zorgen.
Omdat er in 2025 nog geen afgestudeerde basisverpleegkundigen waren, namen de huidige verpleegkundigen tijdelijk beide rollen op.
De proef liep twee weken per afdeling. Tijdens die periode bleek al snel dat niet het model, maar de mensen het verschil maken.
Op afdeling X – waar teamwerk al ingeburgerd was – verliep de overgang vlot. De verpleegkundigen merkten amper verschil. “Eigenlijk werken we al zo,” klonk het. De verandering bevestigde vooral wat goed liep: duidelijke communicatie, onderling vertrouwen en gedeeld leiderschap.
Afdeling Y had het moeilijker. De afschaffing van een dagelijks overlegmoment – de Safety Briefing – zorgde voor chaos en misverstanden. Toen dat moment opnieuw ingevoerd werd, verdween de onrust bijna meteen. Dit toont hoe belangrijk overleg is. Zonder communicatie valt zelfs het beste model in duigen.
Na afloop gaven de teams hun feedback tijdens werkvergaderingen. De conclusie was unaniem: samenwerken loont, maar de structuur moet wel afgestemd worden op de realiteit van elke afdeling.
Uit alle bevindingen kwam één richting duidelijk naar voren: teamverpleegkunde is de meest haalbare en toekomstgerichte manier van werken. Het sluit aan bij de personeelskrapte, verhoogt de samenwerking en versterkt het teamgevoel.
Daarom stelde ik in mijn aanbevelingen voor om:
- Te werken met twee grote zorgzones in plaats van vier kleine
- Per zone twee verpleegkundigen samen te laten werken (een VVAZ en een basisverpleegkundige),
- Voldoende ruimte te voorzien voor coaching, opleiding en overleg.
Daarnaast is het cruciaal dat ziekenhuizen blijven evalueren en bijsturen. Geen enkel model past overal even goed – “one size fits all” bestaat niet in de zorg.
De hervorming vraagt ook een andere kijk op leiderschap.
De VVAZ wordt geen “baas”, maar een coach die collega’s ondersteunt, beslissingen durft nemen en het overzicht bewaart. Leiderschap in de zorg gaat niet over macht, maar over samenwerken, vertrouwen en durven delegeren.
Ook de basisverpleegkundige krijgt een duidelijke, zelfstandige rol. Die mag veel handelingen zelf uitvoeren, maar overlegt bij complexere zorg met de VVAZ.Dat vraagt onderlinge afstemming.
Deze bachelorproef was meer dan een studie – het was een ervaring. Ik zag van dichtbij hoe verpleegkundigen zich elke dag aanpassen aan nieuwe omstandigheden, maar tegelijk hun menselijkheid behouden.
De zorg draait niet enkel op regels of structuren, maar op de mensen die elke dag zorg dragen – voor mensen én voor elkaar.
De hervorming biedt dus niet alleen uitdagingen, maar ook kansen: om teams sterker te maken, verantwoordelijkheid te delen en zorg menselijker te organiseren.
De hervorming van het verpleegkundig beroep dwingt de zorg om hun werking te herdenken. Mijn onderzoek toont dat teamverpleegkunde, gedragen door communicatie en leiderschap, de beste basis vormt om samen de zorg van morgen uit te bouwen.
Bronnen: zie thesis.