De druk op de eerstelijnszorg
Huisartsen kloppen overuren, patiënten vinden steeds moeilijker een vaste arts en de vergrijzing blijft de zorgvraag doen toenemen. Daarbovenop komt de stijgende prevalentie van chronische aandoeningen: diabetes, hart- en vaatziekten, kanker en COPD eisen steeds meer tijd en middelen op. Volgens Europese cijfers gaat maar liefst 80% van het zorgbudget naar chronische zorg. Het is dus geen wonder dat het huidige systeem onder druk komt te staan.
Een mogelijke oplossing? Zorgsubstitutie. Daarbij worden bepaalde verantwoordelijkheden van de huisarts structureel overgenomen door verpleegkundigen. In andere landen, zoals Nederland, Australië en het Verenigd Koninkrijk, is dat al jaren ingeburgerd. België hinkt echter achterop. Maar wat vinden de patiënten er zelf van, vooral wie langdurig ziek is en vaak op de eerste lijn rekent? Die vraag stond centraal in mijn literatuurstudie waarin ik onderzocht hoe chronische patiënten de verschuiving van huisarts naar verpleegkundige ervaren.
“De verpleegkundige neemt tijd voor mij”
Uit de internationale literatuur komt een duidelijk patroon naar voren: patiënten waarderen het wanneer verpleegkundigen meer tijd nemen tijdens consultaties. Waar een huisarts vaak gebonden is aan een strak schema, kan een verpleegkundige langer luisteren, uitleg geven en samen met de patiënt stilstaan bij vragen of zorgen. Een patiënt getuigde in een studie van Aerts et al. (2019): “Mijn huisarts werkt altijd onder tijdsdruk. Bij de verpleegkundige heb ik het gevoel dat er écht naar me geluisterd wordt.” Zulke ervaringen versterken het gevoel van erkenning en menswaardigheid, twee factoren die chronisch zieken erg belangrijk vinden. Ook de educatieve rol van verpleegkundigen valt in de smaak. Zij helpen patiënten beter om te gaan met hun aandoening en stimuleren zelfmanagement. Dat vergroot niet alleen de autonomie van de patiënt, maar vermindert ook hospitalisaties en complicaties.
De huisarts blijft onmisbaar
Betekent dit dat de huisarts overbodig wordt? Zeker niet. Veel patiënten zien de verpleegkundige als een waardevolle aanvulling, niet als vervanging. Vooral bij complexe of acute problemen blijft de voorkeur duidelijk uitgaan naar de huisarts. Oudere patiënten en mensen met chronische aandoeningen benadrukken het belang van continuïteit: het vaste aanspreekpunt van hun vertrouwde huisarts geeft hen veiligheid. Een gezamenlijke consultatie, waarbij huisarts en verpleegkundige samenwerken, blijkt een goed compromis. Dat bevordert het vertrouwen en maakt de overgang naar een grotere rol voor de verpleegkundige minder abrupt.
Demografische verschillen in acceptatie
Niet elke patiënt accepteert zorgsubstitutie in gelijke mate. Jongere patiënten en mannen staan doorgaans meer open voor de verpleegkundige, terwijl oudere patiënten en vrouwen terughoudender zijn. Ook het inkomen speelt mee: patiënten met een hoger inkomen waarderen de langere consultatietijd bij verpleegkundigen, terwijl patiënten met een lager inkomen de huisarts meer vertrouwen. Daarnaast blijkt de aard van de zorgvraag bepalend. Routinematige onderzoeken zoals bloeddruk- of glycemiecontroles worden zonder problemen aan verpleegkundigen toevertrouwd. Voor diagnoses of complexe beslissingen behoudt de huisarts de voorkeur.
Vertrouwen in competentie is cruciaal
Een opvallende bevinding is dat veel patiënten onvoldoende weten wat verpleegkundigen eigenlijk mogen en kunnen. Hun oordeel over de competentie van de verpleegkundige is vaak gebaseerd op persoonlijke ervaringen, niet op kennis van opleiding en bevoegdheden. Dat gebrek aan duidelijkheid wekt soms wantrouwen. Een oplossing ligt in betere communicatie. Als huisartsenpraktijken duidelijk uitleggen wat de rol van de verpleegkundige is – bijvoorbeeld via folders, websites of gezamenlijke kennismakingsgesprekken – groeit het vertrouwen. Bovendien kan de huisarts zelf een belangrijke rol spelen door de rol van de verpleegkundige actief te promoten en zijn vertrouwen in de verpleegkundige expliciet uit te spreken.
Samenwerken in plaats van vervangen
De kracht van zorgsubstitutie ligt dus niet in het vervangen van de huisarts, maar in het complementaire karakter. Wanneer huisarts en verpleegkundige elkaar aanvullen, profiteren zowel patiënten als zorgverleners. Voor de huisarts betekent het meer ruimte om zich te concentreren op complexe medische beslissingen. Voor de verpleegkundige betekent het een kans om hun empathische zorgstijl in te zetten en hun expertise meer te benutten en verder uit te breiden. Voor de patiënt betekent het betere toegankelijkheid, langere consultaties en meer persoonlijke aandacht.
Kansen en uitdagingen voor België
België staat nog maar aan het begin van dit proces. Historisch gezien domineren solopraktijken hier, waardoor het idee van taakdelegatie minder vanzelfsprekend is. Toch is verandering onvermijdelijk: het huisartsentekort neemt toe en de zorgvraag blijft stijgen. De invoering van praktijkverpleegkundigen kan een belangrijk antwoord zijn, maar vraagt om doordachte implementatie. Heldere taakverdeling, gezamenlijke protocollen en interprofessioneel overleg zijn noodzakelijk om misverstanden en fragmentatie te vermijden. Daarnaast is er nood aan sensibilisering bij zowel patiënten als zorgverleners.
Aanbevelingen uit het onderzoek
• Gerichte communicatie: informeer patiënten duidelijk over de rol en bevoegdheden van de verpleegkundige.
• Gezamenlijke consultaties: laat huisarts en verpleegkundige samen een patiënt begeleiden, vooral bij de start van chronische zorg.
• Rolverdeling op basis van sterktes: huisartsen focussen op technische en diagnostische taken, verpleegkundigen op educatie, empathie en begeleiding.
• Digitale zichtbaarheid: vermeld verpleegkundigen expliciet in het online afsprakensysteem en de praktijkwebsite.
• Onderzoek in Belgische context: internationale studies tonen veelbelovende resultaten, maar lokale data zijn nodig om beleid en praktijk te sturen.
Conclusie: een menselijker zorgmodel
De inzet van verpleegkundigen in de huisartsenpraktijk kan de eerstelijnszorg niet alleen efficiënter, maar ook menselijker maken. Chronische patiënten ervaren hun zorg vaak als persoonlijker, empathischer en toegankelijker wanneer een verpleegkundige betrokken wordt. De boodschap uit de literatuur is duidelijk: verpleegkundigen zijn geen bedreiging voor de huisarts, maar een bondgenoot. Mits duidelijke afspraken en goede communicatie kunnen zij samen zorgen voor een duurzame en patiëntgerichte eerstelijnszorg in België.
Of zoals een patiënt het verwoordde: “De huisarts heeft de kennis, de verpleegkundige de tijd. Samen geven ze mij de beste zorg.”
Aerts, N., Van Bogaert, P., Bastiaens, H., & Peremans, L. (2019). Integration of nurses in general practice: A thematic synthesis of the perspectives of general practitioners, practice nurses and patients living with chronic illness. Journal Of Clinical Nursing, 29(1–2), 251–264. https://doi.org/10.1111/jocn.15092
Bonney, A., Magee, C., & Pearson, R. (2012). Cross-sectional survey of older patients’ views regarding multidisciplinary care for chronic conditions in general practice. Australian Journal Of Primary Health, 20(1), 27. https://doi.org/10.1071/py12101
Caldow, J., Bond, C., Ryan, M., Campbell, N. C., Miguel, F. S., Kiger, A., & Lee, A. (2006). Treatment of minor illness in primary care: a national survey of patient satisfaction, attitudes and preferences regarding a wider nursing role. Health Expectations, 10(1), 30–45. https://doi.org/10.1111/j.1369-7625.2006.00422.x
Coenen, L., De Clercq, N., & Remmen, R. (2023). Naar een betere omkadering van de huisartsenpraktijk in de eerstelijnsgezondheidszorg. Tijdschrift voor Geneeskunde. https://doi.org/10.47671/tvg.79.23.008
Dierick-van Daele, A. T. D., Metsemakers, J. F., Derckx, E. W., Spreeuwenberg, C., &
Vrijhoef, H. J. (2009). Nurse practitioners substituting for general practitioners: randomized controlled trial. Journal Of Advanced Nursing, 65(2), 391–401. https://doi.org/10.1111/j.1365-2648.2008.04888.x
Dirickx, B., Viaene, M., & De Lepeleire, J. (2011). Taakdelegatie in de Vlaamse
huisartsenpraktijk: Een exploratieve studie. Huisarts Nu, 40(10), 417–420. https://www.domusmedica.be/sites/default/files h40_10_06_taakdelegatie_in_de_vlaamse_huisartsenpraktijk.pdf
Langouche, E., Bouckaert, S., Pype, P., & Boeckxstaens, P. (2022). Zorgsubstitutie in eerstelijnspraktijken: Hoe ervaren huisartsen en verpleegkundigen hun professioneel welbevinden in hun samenwerking? Huisarts Nu, 51, 28–33.
Matthys, E., Remmen, R., & Van Bogaert, P. (2017). An overview of systematic reviews on the collaboration between physicians and nurses and the impact on patient outcomes: what can we learn in primary care?. BMC family practice, 18(1), 110. https://doi.org/10.1186/s12875-017-0698-x
Matthys, E., Remmen, R., & Van Bogaert, P. (2019). Practice nurse support and task suitability in a general practice: a cross-sectional survey in Belgium. Journal Of Interprofessional Care, 33(6), 661–669. https://doi.org/10.1080/13561820.2019.1569602
Nørøxe, K. B., Moth, G., Maindal, H. T., & Vedsted, P. (2013). Could the patient have been seen by a nurse; a questionnaire based survey of GP and patient views in Danish general practice. BMC Family Practice, 14(1). https://doi.org/10.1186/1471-2296-14-171
Paulus, D., Van den Heede, K., & Mertens, R. (2012). Position paper: Organisatie van zorg voor chronisch zieken in België. Health Services Research (HSR). Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). https://doi.org/10.57598/R190A
Roobaert, L., & Arts, B. (2022). De verpleegkundige als complementaire partner:
praktijkonderzoek naar taakverschuiving in de chronische zorg. Huisarts Nu, 51, 24–27.18
Rosemann, T., Joest, K., Körner, T., Schaefert, R., Heiderhoff, M., & Szecsenyi, J. (2006). How can the practice nurse be more involved in the care of the chronically ill? The perspectives of GPs, patients and practice nurses. BMC Family Practice, 7(1), Article 14. https://doi.org/10.1186/1471-2296-7-14
Young, J., Eley, D., Patterson, E., Turner, C., & The Royal Australian College of General Practitioners. (2016). A nurse-led model of chronic disease management in general practice: Patients’ perspectives. Australian Family Physician, 45(12), 912–916