Stel je voor: 26.000 jaar geleden, ergens in het huidige Tsjechië. Het is avond. Een groep jagers-verzamelaars zit dicht bij elkaar rond het kampvuur. Overdag jaagden ze, nu zingen ze, vertellen ze verhalen. Een nabijgelegen stroom zorgde voor een kleiige ondergrond. Op een avond neemt iemand, tijdens het vertellen, een stuk klei in handen. Vaardige vingers boetseren, rollen en kneden het materiaal. Bijna onbewust krijgt het steeds meer vorm: een klein figuurtje met ronde, vrouwelijke vormen ontstaat. Wanneer het klaar is, wordt het beeldje in het vuur gegooid. Archeologen zijn de eerste die het er weer uithalen. Ze noemen het: de Venus van Dolní Věstonice.
De Venus van Dolní Věstonice. cc: Petr Novák, Wikipedia
Waarom maakte iemand dit beeldje, zo lang geleden? En wat vertelt deze kleine figurine ons over de grootste vraag van allemaal: wanneer begon de mens zichzelf te zien als mens? Dat probeerde ik te achterhalen.
Zelfbesef is het vermogen onszelf te zien als individu, met een eigen identiteit. Het lijkt zo vanzelfsprekend dat we er nauwelijks bij stilstaan. Toch is dit bewustzijn niet uit de lucht komen vallen. Net zoals een kind stap voor stap leert dat het een eigen ‘ik’ heeft, zo ontwikkelde ook de mensheid in de prehistorie doorheen de evolutie dit vermogen. Op die manier zijn we geëvolueerd tot de creatieve Homo sapiens die we vandaag zijn.
Zelfbesef gaf ons een groot evolutionair voordeel: we konden onze handelingen plannen, onze keuzes sturen en ons op die manier aanpassen aan onze omgeving. Darwin stelde het simpel: survival of the fittest; de best aangepaste mens overleeft. Zelfbewuste mensen hadden een voorsprong, want ze konden vooruitdenken, samenwerken en nieuwe ideeën uitproberen. Misschien is dit wel onze échte superkracht: het vermogen om te beseffen dat wij handelen en dat onze daden een verschil maken.
Hoe achterhaal je waar en wanneer de oorsprong ligt van iets abstracts als zelfbesef? In de prehistorie schreven mensen nog geen dagboeken waaruit we hun zelfbeleving kunnen afleiden. Het antwoord ligt dus bij de archeologie. Archeologen lezen de prehistorie niet in woorden, maar in dingen. Voorwerpen, structuren en sporen in de grond vormen de puzzelstukken waarmee ze proberen te begrijpen hoe onze voorouders leefden en dachten. Vaak lijken die voorwerpen klein en eenvoudig, maar ze dragen een diepe betekenis in zich.
Zo een voorwerp dat archeologen al lang fascineert, is de Venus van Dolní Věstonice. Dit beeldje is ongeveer elf centimeter hoog en stelt een mens voor. Door de sterk uitgesproken vrouwelijke vormen wordt het vaak geïnterpreteerd als een Venusfigurine. Venusfigurines zouden de voorstelling van vruchtbaarheidsgodinnen uit de prehistorie zijn. Dit kunnen we met geen enkele zekerheid weten.
Wat we wel weten is dat in Dolní Věstonice niet één enkele figurine werd teruggevonden, maar een hele reeks van beeldjes die verschillende geslachten hebben. Daarnaast zijn er ook nog veel meer dieren gevonden. Al deze beeldjes zijn volledig uniek.
Wat de Venus van Dolní Věstonice zo bijzonder maakt, is het materiaal. De meeste prehistorische beeldjes werden gemaakt uit steen, gewei of ivoor. Dit beeldje is gemaakt uit klei en is daarmee het oudste bekendste keramische voorwerp in de wereld.
En dat maakt een wereld van verschil.
Een stenen beeldje maak je door stukjes weg te kappen tot de gewenste vorm verschijnt. Boetseren met klei werkt anders: klei is een vervormbaar materiaal dat je door te kneden, drukken en rollen in vorm kunt duwen. Het resultaat is dus hetzelfde, maar de stappen om daar te komen zijn volledig verschillend.
Door zijn vervormbaarheid is klei een heel goed materiaal om mee te experimenteren. Hoe voelt de klei? Hoe reageert ze op de warmte of de druk van mijn handen? Wat gebeurt er als ik meer water toevoeg? Elke stap is een ontdekking. Wie boetseert, leert dat zijn handelingen directe gevolgen hebben. Het beeldje wordt zo een bewijs van bewuste interactie met de wereld.
Wat zegt dit over de maker? Door keer op keer met materiaal zoals klei aan de slag te gaan, ontdekten mensen niet enkel wat de materialen konden, zoals vervormen, maar ook wat zijzelf konden doen met het materiaal. Op deze manier kregen mensen een groeiend besef van hun impact in de wereld.
Denk even aan een baby die de wereld ontdekt. Hij grijpt, voelt, duwt, trekt. Alles is nieuw. Zo was het ook duizenden jaren geleden, toen iemand voor het eerst klei in handen nam. Het materiaal daagt uit om te experimenteren: kneden, gladstrijken, scheuren en aandrukken. Bij elke beweging gebeurt er iets zichtbaars. De mens leert: dit komt door mij. Het is een kleine, maar fundamentele stap in zelfbesef: beseffen dat wat je doet effect heeft op de wereld, dat je een handelend wezen bent.
De Venus van Dolní Věstonice is daarom niet zomaar een beeldje van een vrouw. Ze is het product van een proces van experimenteren met materiaal én het ontdekken van de eigen identiteit.
Waarom raakt dit ons vandaag nog? Omdat we eigenlijk nog altijd hetzelfde doen. Wie schildert, muziek maakt of een computerprogramma schrijft, gaat in dialoog met materiaal en techniek. Door dat experimenteel proces ontdekken we niet alleen wat er mogelijk is in de wereld, maar ook wie we zelf zijn.
Creatief zijn en experimenteren zijn dus niet enkel kunstzinnige bezigheden: het zijn manieren waarop we onszelf vormgeven, net zoals onze voorouders dat deden bij een kampvuur in Tsjechië.
De Venus van Dolní Věstonice laat ons zien dat zelfbesef geen plotse ontdekking was, maar een langzaam groeiproces. Door te experimenteren met klei ontdekte de mens niet alleen de mogelijkheden van een nieuw materiaal, maar ook zijn eigen mogelijkheden.
Misschien is dat wel de echte betekenis van dit kleine beeldje: een spiegel, 26.000 jaar oud, waarin we vandaag nog steeds de kern van ons eigen mens-zijn herkennen.
ABSOLON, K., Die Erforschun der diluvialen Mammutjäger-Station von Unter-Wisternitz an den Pollauer Bergen in Mähren: Arbeitsbericht über das zweite Jahr 1925, Brünn: Barvič und Novotný, 1938.
ABSOLON, K., ‘The diluvial anthropomorphic statuettes and drawings, especially the so-called Venus Statuettes, discovered in Moravia: a comparative study’, Artibus Asiae, 12, 1949, p. 201-220.
BEAUNE, S.A., ‘Technical invention in the Palaeolithic: What if the explanation comes from the cognitive and neuropsychological sciences?’, in: BEAUNE, S.A., COOLIDGE, F.L. & WYNN, T. (eds.), Cognitive archaeology and human evolution, Cambridge: Cambrige University Press, 2009, p. 3-14.
CONKEY, M.W. & GERO, J.M., ‘Programme to practice: Gender and feminism in archaeology’, Annual Review of Antropology, 26, 1997, p. 411-437.
CONKEY, M.W. & GERO, J.M., ‘Tensions, pluralities, and engendering archaeology: An introduction to women and prehistory’, in: GERO, M.J & CONKEY, M.W (eds.), Engendering archaeology: Women and prehistory, Oxford & Cambridge: Blackwell Publishers & Three Cambridge Centre, 1991, p. 3-30.
COOLIDGE, F.L. & WYNN, T., The rise of homo sapiens: The evolution of modern thinking, Oxford: Wiley-Blackwell, 2009.
COOLIDGE F.L., WYNN, T. & OVERMANN, K.A., ‘The expert Neandertal mind and brain, revisited’, in: WYNN, T., OVERMANN, K.A. & COOLIDGE F.L, The Oxford handbook of
cognitive archaeology, Oxford: Oxford University Press, 2022, p. 131-150.
FARBSTEIN, R. & DAVIES, W., ‘Palaeolithic ceramic technology: The artistic origins and impacts of a technological innovation’, Quaternary International, 441, 2017, p. 3-11.
GERO, J.M., ‘Genderlithics: Women’s roles in stone production’, in: CONKEY, M.W. & GERO, J.M. (eds.), Engendering archaeology: women and prehistory, Oxford & Cambridge: Blackwell Publishers Ltd, 1991, p. 163-193.
GERO, J.M., ‘Excavation bias and the woman-at-home ideology’, in: NELSON, M, NELSON S. & WYLIE, A. (eds.), Equity issues for women in archaeology, Archaeological Papers of the American Anthropological Association, 5, 1994, p. 37-42.
HOFFECKER, J.F., ‘The complexity of Neanderthal technology’, Proceedings of the National Academy of Sciences, 115, 2018, p. 1959-1961.
JANIK, L., The archaeology of seeing: Science and interpretation, the past and contemporary visual art, Londen: Routledge, 2020.
KRÁLÍK, M, NOVOTNÝ, V& OLIVA, M., ‘Fingerprint on the Venus of Dolní Věstonice I’,
Anthropologie, 40, 2002, p. 107-113.
LEEMING, D.A., Creation myths of the world: an encyclopedia, 2e ed., Santa Barbara: ABCClio, 2010.
MALAFOURIS, L., ‘Before and beyond representation: Towards an enactive conception of the Palaeolithic image’, in: RENFREW, C. & MORLEY, I. (eds.), Image and imagination: A global history of figurative representation, Cambrigde: The McDonald Institute for Archaeological Research, 2007, p. 287-300.
MALAFOURIS, L., ‘At the potter’s Wheel : An argument for material agency’, in : KNAPPETT, C., & MALAFOURIS, L. (eds.), Material agency, Boston: Springer, 2008a, p. 19-36.
MALAFOURIS, L., ‘Between brains, bodies and things: tectonoetic awareness and the extended self’, Philosophical Transactions of the Royal Society B: Biological Sciences, 363(1499), 2008b, p. 1993-2002.
MALAFOURIS, L., ‘Creative thinging: The feeling of and for clay’, Pragmatics & Cognition, 22, 2014, p. 140-158.
MALAFOURIS, L., ‘People are STRANGE: towards a philosophical archaeology of self’, Phenomenology and the cognitive Sciences, 2024, (vroege toegang).
MALAFOURIS, L., How Things Shape the Mind: A Theory of Material Engagement, Massachusetts: MIT Press, 2013.
MCDERMOT, L., ‘Self-Representation in Upper Paleolithic female figurines’, Current Anthropology, 37, 1996, p. 227-275.
MESKELL, L., ‘The archaeology of figurines and the human body in prehistory’, in: INSOLL, T. (ed.), The Oxford handbook of Prehistoric figurines, Oxford: Oxford University Press, 2017, p. 17-36.
NERUDA, P., HAMROZI, P., PATÁKOVÁ, Z., PYKA, G., ZELENKA, F., HLADILOVÁ,, S., OLIVA, M. & ORSÁGOVÁ, E., ‘Micro-computed tomography of the fired clay venus of Dolní Věstonice (Czech Republic)’, Journal of Archaeological Science, 169, 2024.
MARCH, P.L., ‘Time and clay: The clayful phenomenology of Jōmon Flame Pots in a PostModern world’, in: WYNN, T., OVERMANN, K. & COOLIDGE, F. (eds.), The Oxford handbook of cognitive archaeology, Oxford: Oxford University Press, 2024, p. 915-958.
MARCH, P.L., ‘What is an art experience like from the viewpoint of sculpting clay?’, Phenomenology and the Cognitive Sciences, 24, 2025, p. 273-299.
REBAY-SALISBURY, K., ‘Women as actors and objects: The discovery of ‘Venus’ figurines in present-day Austria’, in: LÓPEZ VARELA, S.L. (ed.), Women in archaeology:
Intersectionalities in practice worldwide, Cham: Springer Nature Switzerland AG, 2023, p. 309-325.
RENFREW, C., Prehistory: The making of the human mind, Londen: Weidenfeld & Nicolson, 2007.
TRIGGER, B.G., A history of archaeological thought, Cambridge: Cambridge University Press, 1989.
TWOMEY, T., ‘The cognitive implications of controlled fire use by early humans’, Cambridge Archaeological Journal, 23, 2013, p. 113-128.
TWOMEY, T., ‘Pyrotechnology in the Pleistocene: Understanding the domestication of fire through Material Engagement Theory’, in: WYNN, T. OVERMANN, K & COOLIDGE, F. (eds.), Oxford handbook of cognitive archaeology, Oxford: Oxford University Press, 2023, p. 845- 860.
VANDEWETTERING, K.R., ‘Upper Paleolithic Venus figurines and interpretations of Prehistoric gender representations’, PURE Insights, 4(7) 2015, p. 1-8.
VANDIVER, P.B., SOFFER, O., KLIMA, B., SVOBODA, J., ‘The origins of ceramic technology at Dolní Věstonice, Czechoslovakia’, Science, 246, 1989, p. 1002-1008.
VERPOORTE, A., Places of Art, Traces of Fire: A Contextual Approach to Anthropomorphic Figurines in the Pavlovian (Central Europe, 29-24 kyr BP), Leiden: Faculty of Archaeology, University of Leiden, 2001.
WALLS, M., ‘Making as a didactic process: Situated cognition and the chaîne opératoire’, Quaternary International, 405, 2015, p. 21-30.
WYNN, T. & COOLIDGE, F.L, ‘The expert Neandertal mind’, Journal of Human Evolution, 46, 2004, p. 467-487.
Figurenlijst
Figuur 1: Origineel onderschrift: The Venus from Dolní Věstonice. A: the state of
preservation at the time of the findings (archive of the Moravian Museum), B: current preservation status (photo O. Kroupa, Moravian Museum). Overgenomen uit: NERUDA, P., HAMROZI, P., PATÁKOVÁ, Z., PYKA, G., ZELENKA, F., HLADILOVÁ,, S., OLIVA, M. & ORSÁGOVÁ, E., ‘Micro-computed tomography of the fired clay venus of Dolní Věstonice (Czech Republic)’, Journal of Archaeological Science, 169, 2024, p. 4.
Figuur 2: Origineel onderschrift: Pavlovian ceramic chaînes opératoires. Overgenomen uit: FARBSTEIN, R. & DAVIES, W., ‘Palaeolithic ceramic technology: The artistic origins and impacts of a technological innovation’, Quaternary International, 441, 2017, p. 6.