DE RECHTSVORDERING VAN RECHTSPERSONEN TER VERDEDIGING VAN ALGEMENE BELANGEN Aan poten en hoeven gebonden? De rechtsvordering van verenigingen ter verdediging van dierenwelzijn: een kritische toetsing

Astrid
Pepermans

Aan poten en hoeven gebonden?

 

Twee vogels en een aap zitten in een vrachtwagen… Het klinkt als de aanzet van een flauwe mop, maar het is het startpunt van een echte gerechtelijke zaak in Antwerpen. Een zaak die raakt aan een van de moeilijkste vragen in ons recht: wie mag naar de rechter stappen wanneer dieren worden mishandeld?
Volgens het Hof van Cassatie, de hoogste rechtbank van België, is het antwoord duidelijk: in principe alleen de staat. Dierenwelzijnsverenigingen zijn geen overheid en staan dus met hun rug tegen de muur wanneer ze dieren willen verdedigen in de rechtbank. De praktijk blijkt echter een stuk complexer.

 

Het belang van eigen belang

 

Om naar de rechter te kunnen stappen, moet iemand aantonen een eigen belang te hebben bij de zaak. Dat lijkt eenvoudig, maar is het allerminst. Betekent “eigen belang” dat je financieel iets te winnen hebt? Dat je in de rechtszaal gehoord mag worden? Dat je uiteindelijk weet wie volgens de rechter gelijk heeft? Dat hersteld wordt wat werd stukgemaakt? Zelfs de Belgische wetgever heeft daar nooit een sluitend antwoord op geformuleerd. Hierdoor is het procesrecht pragmatisch, maar ook grillig.

 

Als de dieren praten konden

 

Dieren hebben geen eigen rechten en missen een stem om zichzelf te verdedigen in de rechtbank, of om iemand aan te duiden die dit in hun plaats doet. Dierenwelzijnsverenigingen kunnen hier een belangrijke rol spelen: ze signaleren misstanden en proberen verantwoordelijken voor de rechter te brengen. Maar hun toegang tot de rechtbank is beperkt.


In 2024 besliste het Hof van Cassatie dat vzw Animal Rights geen toegang kreeg tot de strafrechter, ondanks feiten van zware mishandeling in een slachthuis. Volgens het Hof had de vereniging geen schade aan haar vermogen of reputatie geleden en dus geen eigen belang. Met andere woorden: de vereniging had geen mogelijkheid om naar de rechter te stappen. Het welzijn van dieren telde niet mee, ook al vormt dat de bestaansreden van de vereniging.


Toch laten andere Belgische gerechtelijke instanties (waaronder de Raad van State en het Grondwettelijk Hof), de wetgever én internationale verdragen vaak meer ruimte wat betreft de toegang tot de rechter voor verenigingen. Zo mogen bepaalde organisaties naar de rechter stappen bij misdrijven tegen racisme en discriminatie van kwetsbare groepen, en garandeert het internationale Aarhusverdrag dat milieuverenigingen het milieu in rechte kunnen verdedigen.

 

Kop noch staart: een veldonderzoek in Antwerpen

 

Om de praktijk te onderzoeken, voerde ik een veldonderzoek uit in Antwerpen. Ik analyseerde de vonnissen en arresten van de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep van de afgelopen tien jaar waarin dierenwelzijnsverenigingen naar de strafrechter trokken. Het resultaat? Een wirwar aan beslissingen.


Soms kreeg een dierenwelzijnsvereniging toegang tot de rechter, soms niet. Soms werd een combinatie van milieu- en dierenwelzijnsbelangen geëist om de zaak te laten doorgaan, soms kon een vereniging uitsluitend op basis van dierenwelzijn optreden. Soms kregen ze een materiële of morele schadevergoeding voor het dierenleed, soms werd hun vordering volledig afgewezen.
De conclusie is duidelijk: er is geen consistent patroon, en ook de vonnisrechters passen het begrip “eigen belang” uiteenlopend toe. Dit maakt het bijna onmogelijk voor verenigingen om vooraf te voorspellen hoe een rechter zal oordelen.

 

Alle dieren gelijk, maar sommige gelijker dan andere

 

De praktijk toont aan dat milieuverenigingen een makkelijkere toegang krijgen tot de rechter dan dierenwelzijnsorganisaties, en dat de bescherming afhankelijk van de diergroep inconsistent is. Stel je de zaak voor waarmee dit artikel begon, over de vogels en de aap in de vrachtwagen: een vogelvereniging die het vogelbestand in Vlaanderen wil beschermen, zou – volgens de logica van het Hof van Cassatie – een schadevergoeding kunnen krijgen voor de vogels die in de vrachtwagen omkwamen door een gebrek aan water. Een dierenwelzijnsvereniging zoals GAIA zou in dezelfde situatie echter tegen een muur van onontvankelijkheid botsen wegens gebrek aan eigen belang, wanneer zij de vrachtwagenchauffeur veroordeeld en het leed van de aap gecompenseerd wil zien.


Volgens dezelfde redenering kunnen milieuverenigingen alleen optreden voor beschermde vogelsoorten, terwijl “niet-beschermde” vogels in exact dezelfde kooi en met exact hetzelfde tekort aan water juridisch niet door milieuverenigingen vertegenwoordigd kunnen worden. Dit illustreert hoe uiteenlopende interpretaties van eigen belang kunnen leiden tot ongelijke bescherming.
Het onderstreept ook dat milieu en dierenwelzijn vaak nauw verbonden zijn – een spanningsveld dat voor het Hof van Cassatie geen probleem blijkt te zijn, maar waar de Antwerpse rechters duidelijk mee worstelen.

 

Dierenwelzijnsverenigingen aan de leiband

 

In september sprak het Hof van Cassatie zich opnieuw uit over een gelijkaardige zaak. Het Hof houdt voet bij stuk; enkel het openbaar ministerie kan optreden bij misdrijven rond dierenwelzijn. In dezelfde periode strandden in het Federaal Parlement verschillende wetsvoorstellen om dierenwelzijnsverenigingen uitdrukkelijk toegang te verlenen tot de rechter.


De tegenstrijdigheid met Europese en Belgische wetgeving, die dieren in toenemende mate erkennen als voelende wezens die juridische bescherming nodig hebben, valt niet te ontkennen. De hamvraag – en voer voor verder onderzoek – is: krijgt Cassatie met zijn recente uitspraak de vonnisrechters terug in het gareel, of trekken ze opnieuw hun eigen weg, zoals in Antwerpen de afgelopen jaren regelmatig het geval was?

 

Dierenwelzijnsverenigingen als waakhond en bondgenoot in de rechtszaal

 

Het Belgische procesrecht maakt traditioneel onderscheid tussen private belangen, die via het burgerlijk recht worden verdedigd, en het publieke belang waarvoor enkel het openbaar ministerie optreedt.


Minder vanzelfsprekende belangen, waaronder dierenwelzijn, die maatschappelijk ondervertegenwoordigd zijn en vaak worden behartigd door verenigingen, vallen tussen de mazen van het net. De wisselende gerechtelijke beslissingen maken het moeilijk voor verenigingen om hun taak als waakhond te vervullen. De echte verliezers zijn de dieren: zonder duidelijke toegang tot de rechter blijft hun leed vaak onbehandeld en onvergoed.


De pragmatische opbouw van het recht biedt echter ruimte voor evolutie. Het Belgische rechtssysteem kan meegroeien met maatschappelijke veranderingen als het daartoe bereid is. Als de wetgever dierenwelzijnsverenigingen als bondgenoot van het openbaar ministerie wil beschouwen in de handhaving van dierenwelzijnswetten, dan moeten deze verenigingen toegang krijgen tot de rechter – en zullen dieren een sterkere stem krijgen in de rechtszaal. Daar heeft immers iedereen belang bij.

 

 

Bibliografie

Bibliografie terug te vinden aan het einde van de thesis

Download scriptie (12.85 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2025
Promotor(en)
Jachin Van Doninck
Kernwoorden