Stel je voor: het is maandagochtend en je collega begroet je energiek. Hij zegt opgewekt: “Ik heb gisteren vroeg gaan slapen!” Klinkt die zin voor jou heel normaal? Dan is de kans groot dat je een Vlaming bent. In mijn onderzoek toon ik aan dat de keuze tussen de hulpwerkwoorden 'hebben' en 'zijn' meer zegt over ons en onze taal dan je zou denken.
S
ommige Vlamingen vinden “Ik heb vroeg gaan slapen” een prima Nederlandse zin. Nederlanders daarentegen zullen hun collega corrigeren: “Je bént vroeg gaan slapen, bedoel je!” Maar waar komt dat verschil vandaan?
In het Nederlands hebben we twee hulpwerkwoorden om de voltooide tijd te vormen: hebben en zijn. Meestal is die keuze gemakkelijk gemaakt. We zeggen “Ik ben gegaan”, en niet “Ik heb gegaan”. En “Ik heb geslapen”, niet “Ik ben geslapen”. Dat weten we allemaal.
Soms staan er echter meerdere werkwoorden samen in een zin, zoals in “Ik ben vroeg gaan slapen”. Dan wordt het ingewikkelder. De werkwoorden gaan en slapen vormen hier samen een groepje, dat we een ‘
cluster’ noemen. Volgens de regels van het Nederlands kijken we in zo’n geval naar het eerste werkwoord van de cluster: welk hulpwerkwoord hoort daarbij? Bij gaan hoort zijn (want: ik ben gegaan), dus we zeggen “Ik ben gaan slapen".
Toch loopt het in de praktijk niet altijd zo netjes. Voorgaand onderzoek signaleert dat verschillende sprekers van het Nederlands ook wel eens “Ik heb gaan slapen” durven zeggen. Maar wie doet dat precies, en in welke context? Dat was nog niet onderzocht.
Om dat te achterhalen, nodigde ik sprekers van het Nederlands uit om hun taalgevoel te delen. Er namen 1105 Vlamingen en Nederlanders deel aan mijn online taalexperiment. De proefpersonen kregen een reeks zinnen voorgeschoteld en beoordeelden die met een score van 0 tot 7. Zo lieten ze zien of ze de zin totaal onaanvaardbaar of perfect normaal vonden.
Ik stelde de zinnen uit het experiment op met verschillende soorten werkwoorden en in uiteenlopende zinsconstructies. Er ontstonden combinaties als “Ze is veel gaan lezen” of “De wielrenner heeft blijven winnen”. Zo kon ik met statistische technieken nagaan welke factoren het sterkst bepalen of iemand hebben of zijn aanvaardt.
Het taalexperiment geeft een duidelijk beeld van de oordelen over hebben en zijn. Maar gebruiken mensen zulke zinnen daarom ook écht? Daarvoor ging ik op zoek naar voorbeelden uit natuurlijke taal. Dat deed ik in ‘corpora’: grote verzamelingen van echte taal, zoals chatberichten, tv-programma’s en krantenartikelen. Komt hebben werkelijk voor in zulke zinnen? En wanneer dan?
De combinatie van de twee onderzoeksmethodes leverde interessante resultaten op. Er komen drie duidelijke patronen naar voren:
Werkelijkheid of wensdroom?
Zeg je “Ik ben gisteren vroeg gaan slapen”, dan gaat het over iets dat écht gebeurd is. In dat geval verkiezen alle sprekers het hulpwerkwoord zijn. Maar als we het hebben over dingen die niet echt gebeurd zijn, vinden we hebben plots heel normaal. Zo klinkt een zin als “Had ik maar vroeger gaan slapen!” ons na een korte nacht niet vreemd in de oren.
Chat of krantenartikel?
Ook de context speelt een rol. In chatberichtjes of informele gesprekken komt hebben regelmatig voor. Denk maar aan een boze mama aan de telefoon: “Heb je nu weer te laat gaan slapen?” In formele contexten komen we zulke zinnen veel minder tegen. In een kranteninterview zal je eerder lezen: “Ben je weer te laat gaan slapen?”
Nederland of Vlaanderen?
Vlamingen accepteren hebben opvallend vaker dan Nederlanders. Binnen Vlaanderen zijn West-Vlamingen zelfs het meest tolerant voor zinnen als “Ik heb gaan slapen”. Nederlanders daarentegen wijzen hebben resoluut af. Zij zullen snel hun wenkbrauwen fronsen bij het horen van zo’n zin. In Nederland horen we dus enkel “Ik ben gaan slapen”.
Het hulpwerkwoord dat je gebruikt zegt dus iets over wie je bent en in welke context je je bevindt. Maar het wordt nog boeiender: achter dat kleine verschil schuilt een groter grammaticaverhaal.
Een Vlaming die “Ik heb gaan slapen” zegt, kijkt niet naar het eerste werkwoord van de cluster. Bij gaan hoort namelijk zijn, en niet hebben. Waar komt de keuze voor hebben
dan vandaan? Daarvoor moeten we een beetje verder kijken, naar het tweede werkwoord van de cluster. Dat is slapen, en bij slapen hoort hebben (want: ik heb geslapen). Die Vlaming lijkt dus stiekem af te gaan op het tweede werkwoord...
Mijn onderzoek suggereert zo dat het Nederlands in Vlaanderen een verandering aan het doormaken is. Meestal bepaalt het eerste werkwoord of we hebben of zijn gebruiken, maar soms kijken Vlamingen ook (al) naar het tweede werkwoord.
Het fascinerende is dat we hetzelfde zien gebeuren bij andere soorten clusters, zoals “Ik heb/ben moeten vertrekken”. Welke vorm denk je dat Nederlanders zullen verkiezen? Inderdaad, hebben. Het eerste werkwoord is namelijk moeten, en daar hoort hebben bij (want: ik heb gemoeten). Vlamingen daarentegen hebben een veel grotere voorkeur voor “Ik ben moeten vertrekken”. Bij zulke clusters vinden ze het al heel normaal om naar het tweede werkwoord te kijken: ze verkiezen zijn omdat dat bij vertrekken hoort (want: ik ben vertrokken).
Zo lijkt het erop dat Vlamingen een klein stapje verder staan in een stille taalverschuiving. Terwijl men in Nederland blijft vasthouden aan het eerste werkwoord, kijken Vlamingen vaker naar het tweede. Toch wijzen Nederlanders “Ik ben moeten vertrekken” niet volledig af. Blijkbaar durven zij dus ook wel eens naar dat tweede werkwoord te gluren. Zullen ze dan ook ooit stoppen met fronsen bij “Ik heb gaan slapen”? Dat is in spanning afwachten.
Dit onderzoek laat zien dat een klein verschil – hebben of zijn – veel vertelt over wie we zijn en hoe onze taal verandert. Als je collega je maandagochtend weer opgewekt begroet, denk er dan aan: misschien is (of heeft?) hij gewoon gaan twijfelen over het hulpwerkwoord.
Ackema, Peter, en Antonella Sorace. 2017. Auxiliary Selection. In The Wiley Blackwell Companion to Syntax, ed. Martin Everaert en Henk van Riemsdijk, 1-32. Wiley Blackwell.
Augustinus, Liesbeth. 2015. Complement raising and cluster formation in Dutch: A treebank-supported investigation. PhD-dissertatie, Katholieke Universiteit Leuven.
Barbiers, Sjef. 2005. Word order variation in three-verb clusters and the division of labour between generative linguistics and sociolinguistics. In Syntax and variation. Reconciling the biological and the social, ed. Leonie Cornips en Karen P. Corrigan, 233–264. Amsterdam: John Benjamins.
Bartoń, Kamil. 2024. MuMIn: Multi-Model Inference. R package version 1.48.4. https://CRAN.R-project.org/package=MuMIn
Broekhuis, Hans, en Norbert Corver. 2016. Syntax of Dutch: Verbs and Verb Phrases. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Cardinaletti, Anna, en Ur Shlonsky. 2004. Clitic positions and restructuring in Italian. Linguistic Inquiry 35(4):519-557.
Cinque, Guglielmo. 1999. Adverbs and functional heads: A cross-linguistic perspective. New York: Oxford University Press.
Cinque, Guglielmo. 2001. “Restructuring” and the order of aspectual and root modal heads. In Current studies in Italian syntax: Essays offered to Lorenzo Renzi, ed. Guglielmo Cinque en Giampaolo Salvi, 137-155. Amsterdam: Elsevier.
Coussé, Evie. 2014. Lexical expansion in the HAVE and BE perfect in Dutch: A constructionist prototype account. Diachronica 31(2):159-191.
Coussé, Evie, en Freek Van de Velde. 2014. Hulpwerkwoordselectie in drieledige perfecta met een modaal: Een alternatieve historische verklaring. In Patroon en argument. Een dubbelfeestbundel bij het emeritaat van William Van Belle en Joop van der Horst, ed. Freek Van de Velde, Hans Smessaert, Frank Van Eynde en Sara Verbrugge, 349-364. Leuven: Universitaire Pers Leuven.
De Rooij, Jaap. 1988. Van hebben naar zijn: het gebruik van hebben en zijn in de voltooide tijden (actief) van zijn, gaan, vergeten en verliezen in standaardtaal, ouder Nederlands en dialect. Amsterdam: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
De Troij, Robbert. 2023. Natiolectal variation in Dutch grammar. A data-driven approach. PhD-dissertatie, Radboud Universiteit Nijmegen/Katholieke Universiteit Leuven.
De Vooys, Cornelis G. N. 1967. Nederlandse Spraakkunst. Groningen: Wolters.
Dhont, Arne. 2024. Pluricentrisme in de praktijk. Naar een methode voor de codificatie van grammaticale verschillen tussen Belgisch Nederlands en Nederlands Nederlands. PhD-dissertatie, Universiteit Gent.
Draye, Luk, en Joop Van der Horst. 2006. Hebben/haben versus zijn/sein in drieledige werkwoordsgroepen in het Duits en het Nederlands. In Nederlands tussen Duits en Engels. Handelingen van de workshop op 30 september en 1 oktober 2005 aan de Freie Universität Berlin, ed. Matthias Hüning, Ulrike Vogl, Ton van der Wouden en Arie Verhagen, 229-242. Leiden: Stichting Neerlandistiek.
Fox, John. 2003. Effect Displays in R for Generalised Linear Models. Journal of Statistical Software 8(15): 1-27.
Fox, John, en Sanford Weisberg. 2019. An R Companion to Applied Regression. 3de editie. Thousand Oaks: Sage.
Gries, Stefan Th. 2021. Statistics for Linguistics with R: A practical introduction. Berlijn: De Gruyter.
Grondelaers, Stefan, Robbert De Troij, Dirk Speelman, en Antal Van den Bosch. 2020. Vissen naar variatie: Digitaal op zoek naar onbekende Noord/Zuid-verschillen in de grammatica van het Nederlands. Nederlandse Taalkunde 25(1):73-99.
Grondelaers, Stefan, Roeland van Hout, Hans van Halteren, en Esther Veerbeek. 2023. Why do we say them when we know it should be they? Twitter as a resource for investigating nonstandard syntactic variation in The Netherlands. Language Variation and Change 35:223-245.
Haeseryn, Walter, Kristin Romijn, Guido Geerts, Jaap de Rooij, en Maarten C. van den Toorn. 1997. Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen: Martinus Nijhoff Uitgevers.
Halle, Morris, en Alec Marantz. 1993. Distributed morphology and the pieces of inflection. In The view from building 20, ed. Kenneth Hale en Samuel Jay Keyser, 111-176. Cambridge: MIT Press.
Hofmans, Mark. 1981. Hebben of zijn: een enquête naar het gebruik van “hebben” of “zijn” in de konstruktie Thww + Mhww + HWW in Nederland en Vlaanderen. Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel 1: 62-114.
Hofmans, Mark. 1982a. Hebben of zijn en de deverbalisering van de modale werkwoorden in het Nederlands. Linguistics in Belgium 5: 81-109.
Hofmans, Mark. 1982b. Aspects of deverbalisation: the semi-modals. Linguistics in the Netherlands: 83-95.
Hofmans, Mark. 1985. Over demodalisering bij semi-modalen. Linguistics in Belgium 6: 72-83.
Hothorn Torsten, Frank Bretz, en Peter Westfall. 2008. Simultaneous Inference in General Parametric Models. Biometrical Journal 50(3): 346-363.
Kern, Johan Hendrik. 1912. De met het participium praeteriti omschreven werkwoordsvormen in ’t Nederlands. Amsterdam: Müller.
Keuleers, Emmanuel, Marc Brysbaert, en Boris New. 2010. SUBTLEX-NL: A new measure for Dutch word frequency based on film subtitles. Behavior Research Methods 42:643–650.
Kuznetsova, Alexandra, Per B. Brockhoff, en Rune H. B. Christensen. 2017. lmerTest Package: Tests in Linear Mixed Effects Models. Journal of Statistical Software 82(13):1-26.
Levshina, Natalia. 2015. How to do linguistics with R: data exploration and statistical analysis. Amsterdam: John Benjamins.
Lüdecke, Daniel. 2024. sjstats: Statistical Functions for Regression Models (Version 0.19.0). https://CRAN.R-project.org/package=sjstats
Lüdecke, Daniel. 2024. sjPlot: Data Visualization for Statistics in Social Science. R package version 2.8.16. https://CRAN.R-project.org/package=sjPlot
Meyer, David, Achim Zeileis, Michael Friendly, en Kurt Hornik. 2023. vcd: Visualizing Categorical Data. R package version 1.4-12. https://CRAN.R-project.org/package=vcd
Onze Taal. 2024. Is het had of was in de zin: ‘Ik stond in de file, anders had/was ik wel eerder thuis geweest’?. https://onzetaal.nl/taalloket/had-geweest-was-geweest
Onze Taal. 2024. Wat is juist: ‘Ze hebben daar opgetreden’ of ‘Ze zijn daar opgetreden’?. https://onzetaal.nl/taalloket/opgetreden-hebben-zijn
Oostdijk, Nelleke. 2002. The design of the Spoken Dutch Corpus. In New Frontiers of Corpus Research, ed. Pam Peters, Peter Collins, en Adam Smith, 105-112. Amsterdam: Brill.
Oostdijk, Nelleke. 2004. Het project Corpus Gesproken Nederlands.https://taalmaterialen.ivdnt.org/wpcontent/uploads/documentatie/cgn_website/doc_Dutch/topics/index.htm
Oostdijk, Nelleke, Martin Reynaert, Véronique Hoste, en Ineke Schuurman. 2013. The construction of a 500-Million-Word Reference Corpus of Contemporary Written Dutch. In Essential Speech and Language Technology for Dutch: Results by the STEVIN-programme, ed. Peter Spyns en Jan Odijk, 219-247. Springer.
Paardekooper, Petrus Cornelis. 1978. Beknopte ABN-syntaksis. 5de druk. Eindhoven: Paardekooper.
Posit Team. 2024. RStudio: Integrated Development Environment for R. Posit Software. Boston. http://www.posit.co/
Pots, Cora. 2020. Roots in Progress. Semi-lexicality in the Dutch and Afrikaans verbal domain. PhD-dissertatie, Katholieke Universiteit Leuven.
R Core Team. 2024. R: A language and environment for statistical computing. R Foundation for Statistical Computing. Wenen. https://www.R-project.org/
Reynaert, Martin, Nelleke Oostdijk, Orphée De Clercq, Henk Van den Heuvel, en Franciska de Jong. 2010. Balancing SoNaR: IPR versus processing issues in a 500-million-word written Dutch Reference Corpus. In Seventh conference on International Language Resources and Evaluation (LREC), 2693-2698. European Language Resources Association.
Speelman, Dirk, en Mariana Montes. 2022. mclm: Mastering Corpus Linguistics Methods. R package version 0.2.7. https://CRAN.R-project.org/package=mclm.
Sybesma, Rint. 2002. Syntaxis: een generatieve inleiding. Bussum: Coutinho.
Taaladvies. 2024. Beginnen + infinitief. https://taaladvies.net/beginnen-en-infinitief/
Taaladvies. 2024. Gaan / zullen (algemeen). https://taaladvies.net/gaan-of-zullen-algemeen/
Taaladvies. 2024. Gevolgd (ik ben / ik heb-). https://taaladvies.net/ik-ben-of-heb-hem-gevolgd/
Taaladvies. 2024. Gewonnen (ik ben / ik heb -). https://taaladvies.net/ik-ben-of-ik-heb-gewonnen/
Van Craenenbroeck, Jeroen, en Marjo Van Koppen. 2017. Look! Kaatje is still not heard sing a song (even without government). In GLOW workshop What happened to government?.
Van Craenenbroeck, Jeroen. 2019. Dialectologie en Nederlandse zinsbouw. Nederlandse Taalkunde 24(1):39-68.
Van der Horst, Joop. 1988. De Croma-verandering. Onze Taal 57:172-174.
Van der Horst, Joop. 2005. Hoe is dat kunnen gebeuren? Vlaamse zinswending als toekomstig Nederlands. Onze Taal 74:100-103.
Van der Horst, Joop. 2008. Geschiedenis van de Nederlandse syntaxis. Leuven: Universitaire Pers Leuven.
Van Eerten, Laura. 2007. Over het Corpus Gesproken Nederlands. Nederlandse Taalkunde 12(3):194-215.
Van Eynde, Frank, Liesbeth Augustinus, Ineke Schuurman, en Vincent Vandeghinste. 2016. Hebben of zijn bij IPP’s. Leuvense Bijdragen 100:11-28.
Van Leeuwen, Anne. 2009. Hij was/had moeten gaan…?. Een onderzoek naar de keuze van het hulpwerkwoord in clusters met een modaal-, aspectueel- en hoofdwerkwoord. Bachelorscriptie, Universiteit Utrecht.
Van Noord, Gertjan, Gosse Bouma, Frank Van Eynde, Daniël de Kok, Jelmer Van der Linde, Ineke Schuurman, en Vincent Vandeghinste. 2013. Large scale syntactic annotation of written Dutch: Lassy. In Essential Speech and Language Technology for Dutch: Results by the STEVIN-programme, ed. Peter Spyns en Jan Odijk, 147-164. Springer.
Wickham, Hadley. 2016. ggplot2: Elegant Graphics for Data Analysis. New York: Springer.
Wickham, Hadley, Mara Averick, Jennifer Bryan, Winston Chang, Lucy D’Agostino McGowan, Romain François, Garrett Grolemund, Alex Hayes, Lionel Henry, Jim Hester, Max Kuhn, Thomas Lin Pedersen, Evan Miller, Stephan Milton Bache, Kirill Müller, Jeroen Ooms, David Robinson, Dana Paige Seidel, Vitalie Spinu, Kohske Takahashi, Davis Vaughan, Claus Wilke, Kara Woo, en Hiroaki Yutani. 2019. Welcome to the tidyverse. Journal of Open Source Software 4(43):1686.
Wickham, Hadley, en Jennifer Bryan. 2023. readxl: Read Excel Files. R package version 1.4.3, https://CRAN.R-project.org/package=readxl
Wickham, Hadley, Romain François, Lionel Henry, Kirill Müller, en Davis Vaughan. 2023. dplyr: A Grammar of Data Manipulation. R package version 1.1.4. https://CRAN.R-project.org/package=dplyr
Wurmbrand, Susi. 2001. Infinitives: Restructuring and clause structure. Mouton de Gruyter.