Herken je de volgende situatie? Wanneer je een nieuwsbericht over een misdrijf leest, ga je meteen op zoek naar de identiteit van de dader. De mens is een nieuwsgierig beestje dat zoveel mogelijk details te weten wil komen, ook al ondervinden anderen hierdoor misschien schade. De vraag is: hoe ver mag dit gaan en in hoeverre moeten wij de mogelijkheid krijgen om de identiteit van een dader of slachtoffer te weten te komen?
Wie de krant openslaat, merkt dat artikels soms de volledige naam van de dader vermelden en soms enkel initialen of helemaal niets. Die willekeur roept bij burgers vragen op. Dat bleek onder meer in de zaak Sanda Dia, waar de media ervoor kozen de namen van de veroordeelden niet te publiceren. Burgers wezen meteen op andere dossiers waarin daders wél met naam en foto werden genoemd. Het resultaat? Mensen namen het heft in eigen handen en deelden de namen massaal via sociale media, met alle gevolgen van dien. Hoewel ik deze acties afkeur, begrijp ik de verwarring. Vanuit dat spanningsveld ontstond mijn onderzoek: bestaan er eigenlijk duidelijke regels, wie moet die naleven en zijn deze in verhouding met het EVRM?
Bestaan er regels?
Om dit artikel levendig te houden heb ik gekozen om mijn onderzoek uit te leggen aan de hand van recente casussen. Zo is er de Leuvense verkrachtingszaak die u allen niet onbekend is en recent heel wat ophef heeft veroorzaakt.
Ik hoor u al (terecht) denken: “Nog eens die zaak?” Wees gerust, ik ga het over een heel andere boeg gooien. De vraag die ik in deze zaak stel is: “Mag een journalist de naam van de dader publiceren?”
In Vlaanderen bestaat de Code van de Raad voor de Journalistiek, de handleiding bij uitstek voor journalisten. Hierin staat dat journalisten steeds een afweging moeten maken tussen het recht van het publiek om geïnformeerd te worden en het recht op privacy van de betrokkenen.
Artikel 23 van de Code focust specifiek op de belangrijkste richtlijnen die gevolgd moeten worden bij identificatie van daders en slachtoffers. De journalist moet voor elke zaak beslissen of hij de identiteitsgegevens al dan niet (volledig) bekendmaakt. Enkele richtlijnen:
Maar… Wat een licht misdrijf of een maatschappelijk belang is, wordt nergens gedefinieerd. Dit geeft journalisten veel vrijheid, maar zorgt tegelijk voor onduidelijkheid. In de praktijk (zie toegevoegde nieuwsberichten) zien we dat in de meeste gevallen wordt gekozen voor een beperkte vorm van identificatie.


![]()
![]()
![]()
In één nieuwsbericht staan wel de initialen van de dader (weliswaar in het klein en lichtgrijs).

België vs. Nederland
ls we kijken naar ons buurland Nederland, zien we dat zij naast een Code (de Leidraad) gebruikmaken van een vaste initialenregel. Daders worden standaard vernoemd met de voornaam, gevolgd door de initiaal van de familienaam. Die regel staat niet in de steen gebeiteld, maar wordt wel breed toegepast door journalisten. In onderstaande nieuwsberichten geef ik weer hoe dit zich uit in de praktijk. België kent zo’n initialenregel niet.


Hoe kijkt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hiernaar?
In mijn onderzoek staat centraal in hoeverre de Code met betrekking tot het prijsgeven van de identiteit van daders en slachtoffers, in overeenstemming is met de mensenrechten van het EHRM.
Het Hof moet in elke zaak een afweging maken tussen twee rechten:
Het Hof hanteert hiervoor zes vragen. Zo wordt in vraag gesteld of de berichtgeving bijdraagt aan het algemeen belang, of de dader een bekend persoon is, wat het gedrag van de dader was tegenover de media, etc. Toch blijven de concrete omstandigheden doorslaggevend.
Mijn onderzoek toont aan dat de Code grotendeels aansluit bij de rechtspraak. Toch ontbreken er nuances. Zo krijgt het recht op vergetelheid weinig aandacht binnen de Code terwijl het Hof een duidelijk onderscheid maakt tussen oude artikels in een archief en artikels die permanent online vindbaar zijn. Ook zouden factoren zoals het tijdsverloop sterker moeten wegen. Bovendien blijft de werking van de Code voor burgers vaak onduidelijk.
Verwarring in de praktijk
Dat dit vandaag nog steeds actueel is, illustreert de zaak Kathleen Hoeckx. Zij werd veroordeeld voor doodslag. Wat opvalt is dat vanaf haar schuldigverklaring, er geen enkele vorm van identiteitsbescherming meer is. Zo is er geen zwart balkje meer voor haar ogen, staat haar afbeelding online, gevolgd door haar volledige naam en leeftijd. Maar één krant bleef wel een zwart balkje over haar ogen gebruiken – al was ze perfect herkenbaar. Men kan zich afvragen of er nog wel iets overblijft van de privacy voor deze vrouw, in de afweging tegenover het maatschappelijk belang… Ook op sociale media kwam de vraag: waarom hier wel, en in andere zaken niet? Dat soort inconsistentie voedt natuurlijk de perceptie van willekeur. Wat voor media-experten duidelijke richtlijnen zijn, komt bij burgers over als een lappendeken van regels...



Conclusie
De discussie rond initialen of volledige namen gaat over meer dan alleen de journalistieke stijl, het raakt aan fundamentele mensenrechten zoals privacy en persvrijheid. Zowel de Code als de Leidraad in Nederland proberen richtlijnen te geven maar laten (te) veel ruimte voor interpretatie.
De Code volgt grotendeels de rechtspraak van het Hof, maar mist naar mijn mening definiëring van bepaalde begrippen.
Meer sensibilisering kan al een eerste stap vooruit zijn. Zo kan de Raad via sociale media toelichten hoe de afweging rond identiteitsvrijgave werkt, zodat de werkwijze van de Code begrijpelijker wordt voor het publiek.
Internationaal
BYCHAWSKA-SINIARSKA D., Protecting the right of freedom of expression under the European Convention on Human Rights, Council of Europe, 2017.
MCGONAGLE T., Freedom of expression and defamation -A study of the case law of the European Court of Human Rights, Council of Europe, 2012.
VOORHOOF D. et al and MCGONAGLE T. (Ed. Sup.), Freedom of Expression, the Media and Journalists: Case-law of the European Court of Human Rights, IRIS Themes, European Audiovisual Observatory, Strasbourg, 2022.
VOORHOOF D., The Grand Chamber strikes again by finding no violation in freedom of expression case Bédat v. Switzerland, Strasboourg observers, 11 april 2016.
België
Boeken
ALEN A. en MUYLLE K., Handboek van het Belgisch Staatsrecht, Kluwer, 2011.
BARBAIX R. en CARETTE N., Privaat(vermogens)recht (tweede editie), Intersentia, 2023.
BREWAEYS E., Recht van antwoord, Wolters Kluwer 2005.
CARNEROLI S., Le droit à l’oubli, du devoir de mémoire au droit à l’oubli, Larcier, 2016.
DECLERCQ R., Beginselen van strafrechtspleging, Kluwer, 2014.
DE HERT P., Artikel 8 Evrm En Het Belgisch Recht : De Bescherming Van Privacy, Gezin, Woonst En Communicatie, Mys en Breesch, 1998.
DIERICKX L., Het recht op afbeelding, Intersentia, 2005.
ERIKSON E., Identiteit, jeugd en crisis, Spectrum, 1971.
FRIJHOFF W., Identiteit en identiteitsbesef. De historicus en de spanning tussen verbeelding, benoeming en herkenning, 1992, DOI: 10.18352/bmgn-lchr.3590.
HAECK Y. en BURBANO HERRERA C., Procederen voor het EHRM, Intersentia, 2011.
HOEBEKE S. en MOUFFE B., Le droit de la presse, 2e ed., Academia Bruylant, 2005.
ISGOUR M., Le droit à l’image, Larcier, 2014.
JONGEN F. en STROWEL A., Droit des médias et de la communication, Larcier, 2017.
RIGAUX F., La protection de la vie privée et des autres biens de la personnalité, Bruylant, 1990.
SABIEN L. en LUYPAERS P., Recht En Media In Een Democratische Rechtsstaat: Wie Bewaakt De Waakhond?, Die Keure, 2010.
SOTTIAUX S., Grondwettelijk recht, 2e editie, Intersentia, 2021.
VELAERS J., De beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, Maklu, 1991.
VERSTRAETEN R., Over mediatisering van justitie?, Intersentia, 2009.
VOORHOOF D. en VALCKE P., Handboek mediarecht, 3e editie, Larcier, 2011.
VOORHOOF D. en VALCKE P., Handboek mediarecht, 4e editie, Larcier, 2014.
Bijdragen in verzamelwerken
BERBUTO S. en JACQUES E., ‘Pers’ in X. (ed.), Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Wolters kluwer, 2013, 1.
BERKMOES H., ‘Recht van antwoord’ in X. (ed.), Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Wolters Kluwer, 2023, 11.
BOURRY H., COTTYN V. en HAERENS M.,‘Pers en Privacy’ in VERMEULEN G. (ed.), Privacy En Strafrecht: Nieuwe En Grensoverschrijdende Verkenningen, Maklu, 2007, 273.
DEBRUYNE, N. en TILLEMAN, B., ‘Over de doden niets dan goeds? Afbeeldingen van overledenen en de rechten van familieleden’ in X. (ed.), Liber amicorum Patrick Senaeve, Wolters Kluwer, 2017, 117.
DELBROUCK I., ‘Niet-consensuele seksuele misdrijven – Bijzondere strafrechtelijke en strafprocesrechtelijke aspecten’ in X. (ed.), Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten , Wolters Kluwer, 2023, 1.
DOUTRELEPONT C., ‘L’introuvable droit à l’image’ in X. (ed.), Mélanges offerts à Raymond Vander Elst, Nemesis, 1986, 223.
JACOBS A., ‘Le secret de l’information et de l’instruction’ in FRANCHIMONT M. (ed.), La loi du 12 mars 1998 réformant la procédure pénale, Formation permanente, CUP, 1998, 219.
JONGEN F., ‘Tendances récentes de développement de la responsabilité civile des médias écrits et audiovisuels’ in X. (ed.), La responsabilité civile liée à l'information et au conseil. Questions d'actualité, PUSL, 2000, 183.
JONGEN F., ‘Les journalistes et le secret professionnel ou quel(s) secret(s) pour les médias?’ in KIGANAHE D. en POULLET Y. (eds.), Le secret professionnel, La Charte, 2002, 139.
Bijdragen in tijdschriften
ADAMOVICH, L., ‘Marge d’appréciation du législateur et principe de proportionnalite´ dans l’appréciation des restrictions prévues par la loi au regard de la Convention européenne des droits de l’homme’, RTDH 1991, 291.
AUSLOOS J., ‘Het recht op gegevenswissing (‘recht op vergetelheid’). Het kluwen van artikel 17 AVG ontrafeld’, TPP 2019/4, 6.
BOGHAERT L, ‘The right to be forgotten als vereiste voor resocialisatie?’, TPP 2020/1, 25.
BREWAEYS E., ‘Persoonlijkheidsbelangen [Recht van antwoord]’, TPR 2023/4, 1568.
CANNIE H., ‘Getrapte verantwoordelijkheid in perszaken: een stand van zaken’, A&M, 2009/1-2, 192.
CRUYSMANS E., ‘Liberté d'expression, archives numériques et protection de la vie privée: la conciliation de trois réalités divergentes grâce au droit à l'oubli’, JLMB 2014/41, 1972.
CLINCK J., ‘Het recht om (digitaal) vergeten te worden erkend door het Hof van Cassatie’, TBH 2017/2, 214.
DEFREYNE E., ‘Le droit à l’oubli et les archives journalistiques’, RTDI 2013/2, 75.
DELTOUR P., ‘Media, gerecht en (on)veiligheid. Hoe rechtvaardig is de pers?’, Orde dag 2001/14, 9.
DELTOUR P., ‘Trial by media, journalism by law?’, Juristenkrant 2020/414, 12.
DE HERT P. en SAELENS R., ‘Recht op bescherming van het privé-leven’, TPR 2009/2, 838.
DE PRINS D., ‘De burgerlijke rechter en de persvrijheid’, RW 2000-2001, 1445.
DERMAGNE J. en LAVENNE A.,‘Vers une nouvelle définition du viol et une humanisation du traitement de ses victimes’, JT 1982, 645.
DE WIT J., ‘Nieuwe wet wapent tegen wraakporno [Interview met Catherine Van De Heyning]’, Juristenkrant 2020/412, 8.
GEUENS M., ‘Cassatie breidt Europese rechtspraak over recht op vergetelheid gevoelig uit’, Juristenkrant 2016/333, 5.
GULDIX E., ‘Algemene systematische beschouwingen over het persoonlijkheidsrecht op eigen afbeelding’, RW 1980-1981, 1161.
HERTENS E., ‘Het beroep van journalist: erkenning, bescherming en relatie met de politie’, Vigiles 1998/1, 1.
LAMBERT P., ‘Les restrictions à la liberté de la presse et la marge d'appréciation des états au sens de la jurisprudence de Strasbourg’, Rev.trim.DH 1996, 143.
MAES K. en VAN BUYTEN K., ‘Mag een geplaatste minderjarige zich laten interviewen door een krant?’, TJK 2005/4, 206.
MILQUET J, ‘La responsabilité aquilienne de la presse’, Ann.Dr.Louv 1989/1, 33.
NEELS L., ‘Media & gerecht. Enkele kritische bedenkingen bij de verhandeling van P. Deltour’, Orde van de dag 2001/14, 45.
VAN GARSSE S.,‘Het rechterlijk verspreidingsverbod: een kwestie van timing?’, AJT 2000-2001, 565.
VANLERBERGHE B., ‘Gerechtsverslaggeving: de vrijheid van meningsuiting en het recht op een eerlijk proces in een gespannen verhouding’, P&B 1995, 167.
VANWIJNGAERDEN J.S., ‘De werking van grondrechten tussen particulieren’, Jura Falc 2007-2008/2, 217.
VOORHOOF D., ‘Meer ruimte voor kritische gerechtsjournalistiek: EHRM veroordeelt België in RTBF-zaak’, Juristenkrant 2023/462, 1.
VOORHOOF D., ‘Trial by media’ en persvrijheid: fundamentele rechten zijn geen knuppel’, Juristenkrant 2020/415, 12.
VOORHOOF D., ‘Over persvrijheid, trial by media, en het vermoeden van onschuld’, De Journalist 2020/228, 23.
VOORHOOF D., ‘European Court of Human Rights: M.L. and W.W. v. Germany’, IRIS 2020/8, 1.
VOORHOOF D., ‘Geen verbod op filmen van politieagenten’, Juristenkrant 2018/380, 1.
VOORHOOF D., ‘De media en de verdachte’, Juristenkrant 2012/245, 7.
VOORHOOF D., ‘Rechtspraak integreert Code van de Raad voor de Journalistiek bij beoordeling van 'fout' in toepassing van art. 1382 BW’, AM 2012/6, 596.
VOORHOOF D., ‘Facebook en de Raad voor de Journalistiek-Foto’s van slachtoffers in de media’, NJW 2011, 38.
VOORHOOF D., ‘EHRM vrijwaart Belgische censuurverbod ook voor audiovisuele media’, Juristenkrant 2011/230, 8.
VOORHOOF D., ‘De buurman-seriemoordenaar, het vermoeden van onschuld en de media’, Juristenkrant 2010/202, 11.
VOORHOOF D., ‘Media hebben schriftelijke toestemming nodig voor interview met slachtoffer zedendelict’, Juristenkrant 2009/191, 7.
VRIELINK J., ‘Goed gesmurft: internetbelediging levert (toch) persmisdrijf op’, Juristenkrant 2018/366, 4.
WILLEMS G., ‘Overzicht van rechtspraak EHRM inzake personen- en familierecht (2017-2022)’, T.Fam. 2023/6, 157.
Doctoraat
VERDOODT A-L., Zelfregulering in de journalistiek: de formulering en handhaving van deontologische standaarden in en door het journalistieke beroep, doctoraatsthesis KU Leuven, 2007.
Nederland
Boeken
GROSHEIDE F.W., Communicatie & Mediarecht, Ars Aequi Libri, 2000.
Bijdragen in tijdschriften
BRANTS C.H., ‘Het journalistieke privilege in Nederland: hoe zinvol en wenselijk is een wettelijke regeling?’, Delikt en Delinkwent (DD) 2008/4, 24.
HINS A.W. en KAN C.H., ‘Private censuur door zeer grote platforms’, Mediaforum 2023/35, 217.
JANSEN F., ‘Moeten verdachten met initialen worden aangeduid?’, OnzeTaal 2014, 166.
KABEL J., ‘Het enige Nederlandstalige handboek over mediarecht’, Mediaforum 2015-2016, 210.
MALSCH M., DIJKMAN N., VAN DER LEIJ B. en AKKERMANS A., ‘De rechter en de privacy van het slachtoffer’, Trema 2016, 195.
NIEUWENHUIS A., ‘Van catalogusformules en strong reasons: de ontwikkeling van de artikel 10 jurisprudentie van het EHRM van 2010 tot en met 2016 (deel I)’, Mediaforum 2017/1, 2.
NIEUWENHUIS A.J., ‘Laveren tussen persvrijheid en respect voor het privéleven’, Mediaforum 2012/1, 2.
VAN DER WURFF R. en SCHONBACH K., ‘De effectiviteit van journalistieke gedragscodes: een literatuurstudie’, Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 2013, 231.
VAN VEGCHEL J., ‘Een Nederlands recht van antwoord: driemaal is scheepsrecht?’, Mediaforum 2018/4, 94.
VOLGENANT O., ‘Groene Serie Onrechtmatige daad VII.7.7.5 Wel initialen’, InView Essential 2024, 1.
VOLGENANT O., ‘Vip’s in het wild: things got wild, De Von Hannover-arresten van het EHRM’, Mediaforum 2012, 79.