Met meer dan twee biljoen euro aan activa die worden beheerd door duurzame fondsen, is het duidelijk dat duurzaamheid een cruciale rol speelt in de beleggingsbeslissingen van een aanzienlijk deel van de beleggers. De hedendaagse belegger wil zijn spaargeld niet enkel laten renderen, maar ook een verschil maken voor mens en planeet. ESG-ratings komen daarbij in beeld – scores die bedrijven beoordelen op Environmental, Social en Governance. Maar hoe weet je of een “duurzaam” bedrijf écht zo groen, sociaal en verantwoord is als wordt beweerd? Deze masterproef toont aan dat de agency kosten met betrekking tot de uitdagingen bij ESG-ratings nog steeds prominent zijn, maar dat ze met de juiste hervormingen adequaat kunnen worden aangepakt.

Het groene mysterie
Wie vandaag informeert naar duurzaam beleggen, krijgt vaak een mooi rapport te zien: een cijfer of letter dat de duurzaamheid van een bedrijf samenvat. Handig, zou je denken. Maar achter die ogenschijnlijk objectieve score schuilt een kluwen van methodes en belangen.
Onderzoek wijst uit dat verschillende ESG-ratingbureaus vaak tot totaal andere conclusies komen over hetzelfde bedrijf. Een oliebedrijf kan bij het ene bureau een degelijke ESG-score krijgen omdat het investeert in hernieuwbare energie, terwijl een ander bureau diezelfde speler afstraft wegens vervuiling. De Europese regelgever ziet deze inconsistentie als een uitdaging en heeft daarom stappen gezet om dit te reguleren.
De uitdagingen van ESG-ratings
ESG-ratings kunnen een waardevol instrument zijn voor beleggers die streven naar duurzame investeringen, maar in de praktijk zitten er nog wat barsten in het systeem. Transparantie is vaak zoek, want beleggers weten zelden welke gegevens gebruikt zijn en hoe de weging precies verloopt. Voor velen voelt de score als een “black box” die meer vragen oproept dan beantwoordt. De ene beoordelaar legt het accent op klimaat, de andere op sociale thema’s of goed bestuur, waardoor dezelfde onderneming totaal verschillende scores kan krijgen.
Ook de onafhankelijkheid van ESG-ratingsystemen staat onder druk. Veel bureaus bieden adviesdiensten aan de bedrijven die ze tegelijkertijd beoordelen, wat hun neutraliteit in twijfel kan trekken. Bovendien kunnen vooringenomen meningen, ook bekend als biases, een invloed hebben op de rating. De kwaliteit van de aangeleverde data en methodes kan ook een uitdaging vormen, aangezien deze vaak onvolledig of moeilijk te vergelijken zijn.
Ten slotte is er nog het risico op greenwashing. Bedrijven die zich groener voordoen dan ze zijn, kunnen toch beloond worden met een positieve ESG-rating. Het resultaat is dat beleggers misleid kunnen worden en dat duurzaam kapitaal niet altijd bij de juiste spelers terechtkomt. De Europese toezichthouder beschouwt ESG-ratings daarom als een hoog risico voor greenwashing.
De Europese beweging
Met de nieuwe verordening wil de EU de markt voor ESG-rating transparanter en betrouwbaarder maken. Zo zullen ESG-ratingbureaus zich moeten registreren, hun methodes publiek maken en belangenconflicten vermijden. Toch blijft de vraag of deze maatregelen voldoende zijn. Deze masterproef heeft twee belangrijke conclusies getrokken. Ten eerste heeft de EU een enge visie op de uitdagingen, zoals blijkt uit het feit dat biases bijvoorbeeld niet te worden opgenomen in de verordening.
Om de tweede conclusie te onderbouwen, werd de evaluatiecriteria van beleggersbescherming gebruikt om te beoordelen of de verordening effectief de agency kosten aanpakt in verband met de uitdagingen bij ESG-ratings. Beleggersbescherming is een breed concept dat in deze context verder wordt gespecificeerd als drie kernaspecten: duidelijkheid, vergelijkbaarheid en integriteit. Uit de analyse blijkt dat, hoewel er vooruitgang is geboekt op het vlak van duidelijkheid, er nog steeds tekortkomingen zijn op vlak van vergelijkbaarheid en integriteit. Beleggers hebben nu een beter begrip van hoe de score tot stand komt, maar ze ervaren nog steeds moeilijkheden om diverse scores van verschillende ESG-ratingbureaus te vergelijken en kunnen er niet altijd op vertrouwen dat er geen verborgen agenda meespeelt.
Hoe het beter kan
De Europese wetgever zet met de nieuwe verordening een belangrijke stap vooruit. Er zijn echter verschillende gebieden waar nog verbeteringen mogelijk zijn. Informatie zou op een uniforme manier gepresenteerd kunnen worden en op dezelfde plaats terug te vinden zijn bij alle aanbieders. Ook is strenger toezicht op belangenconflicten nodig, net als het expliciet erkennen en reguleren van biases die nog vaak onder de radar blijven.
Daarnaast zou de Europese toezichthouder ESMA (European Securities and Markets Authority) duidelijke richtlijnen moeten geven over de geschikte duurzaamheidsrapportagekaders die moeten worden gebruikt, evenals gedetailleerde instructies over aanvaardbare methoden voor het maken van schattingen wanneer gegevens ontbreken. Een andere maatregel zou zijn om het gebruik van consistente terminologie bij alle ESG-ratingbureaus te standaardiseren.
Bovendien zou ESMA helder moeten communiceren of ESG-ratings nog steeds een hoog risico op greenwashing vertonen met de nieuwe verordening. Tot slot kan het opnemen van validiteit als doelstelling van de verordening ervoor zorgen dat ratings echt de werkelijkheid weerspiegelen en niet enkel de schijn van duurzaamheid ophouden.
Deze aanbevelingen zijn gericht op het verbeteren van duidelijkheid, vergelijkbaarheid en integriteit van ESG-ratings, om de effectiviteit en betrouwbaarheid van duurzaam beleggen te versterken. Met de juiste hervormingen in de regelgeving kunnen ESG-ratings zo hun volledige potentieel realiseren.