Wat gebeurt er met een testament of legaat als de beweegreden waarop het is gebaseerd, wegvalt? Op het eerste gezicht lijkt alles vastgelegd… maar dan blijkt de reden voor het legaat of de schenking verdwenen. Stel dat iemand een vriend een huis nalaat, maar de vriendschap is verwaterd. Of dat een koppel een schenking ontvangt om hun relatie te steunen, maar het paar gaat uit elkaar. Moet het legaat dan nog steeds worden uitgevoerd? Mag het ex-koppel de schenking behouden? Recente uitspraken van het Hof van Cassatie zetten deze kwestie opnieuw in de schijnwerpers.
Het juridische principe dat hierachter zit, heet verval door het verdwijnen van de oorzaak. Het klinkt abstract, maar de gevolgen zijn concreet: een legaat kent geen verdere uitwerking omdat de beweegredenen van de testator of testamentmaker verdwenen zijn. Het gaat dikwijls om specifieke omstandigheden of de persoonlijke banden tussen de betrokkenen die vertroebeld zijn. De laatste wil van de overledene wordt beschermd, maar tegelijk kan dit grote onrust veroorzaken bij erfgenamen en begunstigden.
Historisch en actueel
De vervaltheorie bestaat al sinds een cassatiearrest van 16 november 1989, dat de basis legde voor het verval van schenkingen bij het verdwijnen van de oorzaak. In dit arrest werd door het hoogste Belgische Hof voor het eerst expliciet geoordeeld dat verval mogelijk is wanneer de oorzaak later verdwijnt. Daarna volgden arresten in 2000, over testamenten, en in 2008, over schenkingen. Het Hof van Cassatie leek met haar arrest in 2008 de toepassing van het verval zowel bij schenkingen als testamenten te beperken. Echter oordeelde het Hof recentelijk in de arresten van 19 oktober 2023 en 23 mei 2024 dat de mogelijkheid van verval nog steeds bestaat bij testamenten en legaten.
Controverses
Dat neemt niet weg dat het verval niet vrij is van controverse. Zo staat en valt de hele theorie bij de inhoudelijke betekenis van de oorzaak van een schenking of testament. Juristen hebben getracht dit concept te definiëren, maar nog steeds ontbreekt er eensgezindheid. Tegenwoordig wordt er rekening gehouden met de subjectieve beweegredenen van de testator. Dit betekent dat de oorzaak niet enkel vrijgevigheid omvat, maar ook persoonlijke motivaties, relaties of specifieke intenties die de testator ertoe brachten het legaat op te nemen. Waarom gaf hij of zij iets weg? Was het uit vriendschap, liefde of maatschappelijke steun? Echter is het moeilijk te bepalen wat de concrete beweegreden is. Dit maakt de zaak ingewikkeld: een legaat kan vervallen als een persoonlijke relatie is verwaterd of verbroken, maar hoe bewijs je dat achteraf? Rechters moeten de beweegreden interpreteren, vaak jaren na het opstellen van het testament. De beweegredenen opnemen in het testament kan daarom naar omstandigheden aan te raden zijn.
Een ander twistpunt is of verval neerkomt op een indirecte herroeping van schenkingen, die normaal onherroepelijk zijn. Bovendien komt de rechtszekerheid van reeds gedane schenkingen in gevaar. Een gedane schenking wordt jaren later teruggedraaid. Dat kan enorme juridische en financiële gevolgen hebben. Het nieuwe Burgerlijk Wetboek voorziet bescherming voor derden die geschonken goederen te goeder trouw hebben ontvangen. Toch blijft het een delicaat evenwicht: de wil van de testator of schenker versus de rechten van erfgenamen, begiftigden en derden.
Voordelen van verval
De grootste controverse blijft of verval door het latere verdwijnen van de oorzaak juridisch wenselijk en praktisch uitvoerbaar is. De vraag blijft bovendien hoe de cassatierechtspraak in de praktijk moet worden toegepast. Alternatieven zoals een ontbindende voorwaarde in een testament opnemen of het expliciet vermelden van de beweegreden kunnen zorgen voor meer rechtszekerheid voor alle betrokken partijen. Overigens bestaan in Frankrijk, Luxemburg en Nederland vergelijkbare leerstukken.
De Franse en Luxemburgse rechtspraak is bovendien strenger: alleen wanneer de testator zelf niet meer in staat was het testament aan te passen toen de oorzaak verviel, wat moet plaatsvinden voorafgaand aan het overlijden van de testator, is verval mogelijk. Het idee is simpel: een testament mag niet na het overlijden van de testator worden aangepast op basis van omstandigheden die pas later zijn ontstaan en het is niet aan derden om een testament te wijzigen na de dood van de testator.
Ook in België groeit de roep, mijns inziens, om een terughoudende toepassing, geïnspireerd door Frankrijk en Luxemburg: verval mag alleen worden ingeroepen als de testator zelf niet langer in staat was zijn testament aan te passen, bijvoorbeeld door onbekwaamheid of onwetendheid. Het mag niet mogelijk zijn een testament na overlijden te wijzigen op basis van omstandigheden die zich pas daarna voordoen. Het verval van testamenten en legaten blijft op die manier een nuttig instrument om de werkelijke wil van de testator te beschermen, mits voorzichtig toegepast.
Immers kunnen met de vervaltheorie schrijnende situaties voorkomen worden zoals erfenissen verdelen op basis van omstandigheden die de overledene mogelijk nooit had gewild of op basis van verouderde omstandigheden. Maar het is ook een bron van onzekerheid. Rechters moeten de beweegreden achteraf vaststellen, erfgenamen kunnen onaangenaam verrast worden, en de balans tussen eerlijkheid en rechtszekerheid blijft delicaat. Voor erfgenamen en notarissen betekent dit één ding: wees alert, wees duidelijk, en zorg dat de laatste wil van een overledene correct wordt gedocumenteerd. Anders kan een erfenis letterlijk in rook opgaan.
Belgische wetgeving
Burgerlijk Wetboek
Oud Burgerlijk Wetboek
Nederlandse wetgeving
Nederlands Burgerlijk Wetboek
Voorbereidende werken
Wetsvoorstel houdende Boek 5 "Verbintenissen" van het Burgerlijk Wetboek, KAMER, 2020-2021, 24 februari 2021, nr. 55-1806/001.
Rechtspraak Hof van Cassatie
Cass. 13 november 1969, Arr.Cass. 1970, 261.
Cass. 10 september 1971, Arr.Cass. 1972, 31.
Cass. 29 september 1972, Arr.Cass. 1973, 121.
Cass. 5 november 1976, Arr.Cass. 1977, 268.
Cass. 13 maart 1981, Arr.Cass. 1980, 779.
Cass. 21 september 1989, Arr.Cass. 1989-1990, 92.
Cass. 16 november 1989, Arr.Cass. 1989-1990, 371.
Cass. 21 januari 2000, AR C.98.0335.F.
Cass. 14 oktober 2004, AR C.03.0454.F.
Cass. 12 oktober 2006, AR C.04.0138.F.
Cass. 14 maart 2008, AR nr. C.05.0380.F.
Cass. 12 december 2008, AR C.06.0332.N.
Cass. 14 januari 2013, AR C.10.0661.N.
Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N.
Cass. 21 oktober 2016, AR C.15.0457.N.
Cass. 21 april 2017, AR C.16.0439.N.
Cass. 7 mei 2020, AR C.19.0423.N.
Cass. 16 januari 2023, AR C.20.0353.F.
Cass. 19 oktober 2023, AR C.23.0112.N.
Cass. 23 mei 2024, AR C.23.0461.N.
Cass. 19 mei 2025, AR C.24.0272.N.
Conclusies
DECONYNCK M., ‘Conclusie bij Cass. 19 oktober 2023’, ECLI:BE:CASS:2023:ARR.20231019.1N.5.
Rechtspraak hoven van beroep
HvB Antwerpen 9 november 1988, RNB 1989, 483.
HvB Antwerpen 13 september 1999, RW 2001-2002, 460.
HvB Antwerpen 30 januari 2002, ECLI:BE:HBANT:2002:ARR.20020130.7.
HvB Antwerpen 22 april 2003, TBBR 2005, 69.
HvB Antwerpen 24 december 2003, CABG 2006/6, 40.
HvB Antwerpen 3 oktober 2007, NJW 2008, 259.
HvB Antwerpen, 19 maart 2008, RW 2008-2009, 1436.
HvB Antwerpen 4 maart 2015, T.Not. 2015, 457.
HvB Antwerpen 28 januari 2015, T.Not. 2017, 355.
HvB Antwerpen 6 mei 2015, RW 2016-2017, 386.
HvB Antwerpen 23 maart 2016, T.Not. 2017, 538.
HvB Antwerpen 21 februari 2018, TEP 2018, 335.
HvB Antwerpen 20 juni 2018, NJW 2019, 339.
HvB Antwerpen 9 oktober 2018, TEP 2018, 942.
HvB Antwerpen 12 juni 2019, T.Not. 2019, 778.
HvB Antwerpen 15 september 2020, TEP 2021, 431.
HvB Antwerpen 9 maart 2021, TEP 2021, 977.
HvB Antwerpen 7 september 2021, T.Not. 2022, 934.
HvB Antwerpen 8 november 2022, T.Not. 2025, 537.
HvB Antwerpen 13 december 2022, TEP 2024, 131.
HvB Antwerpen 5 maart 2024, T.Not. 2024, 796.
HvB Bergen 7 oktober 2003, TBBR 2005, 71.
HvB Bergen 12 mei 2004, RTDF 2005, 607.
HvB Bergen 18 november 2008, JLMB 2010, 1685.
HvB Bergen 12 januari 2010, RNB 2013, 712.
HvB Bergen 19 maart 2010, JLMB 2011, 1301.
HvB Bergen 16 mei 2014, RGEN 2014, 427.
HvB Brussel 8 april 1998, ECLI:BE:CABRL:1998:ARR.19980408.1.
HvB Brussel 17 mei 2001, JLMB 2001, 144.
HvB Brussel 18 oktober 2006, JT 2006, 793.
HvB Brussel 15 februari 2007, RTDF 2008, 1329.
HvB Brussel 2 april 2008, ECLI:BE:CABRL:2008:ARR.20080402.6.
HvB Brussel 30 november 2010, ECLI:BE:CABRL:2010:ARR.20101130.1.
HvB Brussel 18 juni 2013, RW 2014-2015, 624.
HvB Brussel 24 mei 2016, T.Not. 2016, 514.
HvB Brussel 29 november 2022, TEP 2024, 176.
HvB Brussel 16 januari 2023, TEP 2024, 147.
HvB Gent 14 maart 1957, T.Not. 1957, 140.
HvB Gent 9 mei 1997, T.Not. 1998, 210.
HvB Gent 5 maart 2003, NJW 2003, 1043.
HvB Gent 8 mei 2003, NJW 2003, 971.
HvB Gent 24 maart 2005, T.Not. 2005, 403.
HvB Gent 24 november 2005, RW 2007-2008, 241.
HvB Gent 9 februari 2006, onuitg.
HvB Gent 12 maart 2009, ECLI:BE:HBGNT:2009:ARR.20090312.5.
HvB Gent 16 september 2010, RW 2011-2012, 1045.
HvB Gent 22 oktober 2015, RABG 2016, 1103.
HvB Gent 29 oktober 2015, RW 2016-2017, 860.
HvB Gent 22 februari 2018, TEP 2018, 281.
HvB Gent 28 juni 2018, RW 2019-2020, 464.
HvB Gent 22 november 2018, TEP 2019, 97.
HvB Gent 4 april 2019, T.Not. 2019, 1044.
HvB Gent 20 februari 2020, TEP 2021, 170.
HvB Gent 30 maart 2021, FJF 2021, 278.
HvB Gent 8 juni 2023, TEP 2024, 850.
HvB Gent 28 maart 2024, TEP 2024, 905.
HvB Luik 23 mei 1973, Rev.prat.not.b. 1975, 31.
HvB Luik 19 mei 1992, TBBR 1994, 45.
HvB Luik 26 januari 1993, TBBR 1994, 45.
HvB Luik 19 november 2002, RTDF 2004, 45.
Hvb Luik 23 januari 2008, RNB 2008, 241.
HvB Luik 24 februari 2010, T.Not. 2013, 111.
HvB Luik 21 juni 2011, RNB 2013, 717.
HvB Luik 22 april 2015, RPP 2015, 475.
HvB Luik 19 april 2017, JLMB 2019, 1665.
Rechtspraak rechtbank van eerste aanleg en familierechtbank
Kh. Dinant 1 april 2011, TBBR 2015, 114.
Rb. Antwerpen 28 juni 2002, CABG 2006/6, 36.
Rb. Antwerpen 26 november 2014, RABG 2015, 293.
Rb. Antwerpen 17 mei 2021, RABG 2022/1, 45.
Rb. Bergen 9 april 2013, FJF 2014, 308.
Rb. Brugge 16 januari 2004, T.Not. 2005, 415.
Rb. Brugge 16 juni 2014, RGEN 2014, 429.
Rb. Brussel 8 maart 1994, TBBR 1994, 512.
Rb. Brussel 27 januari 1995, RTDF 1995, 730.
Rb. Brussel 12 september 1997, JLMB 1999, 1018.
Rb. Brussel 17 mei 2001, JT 2001, 595.
Rb. Brussel 29 maart 2002, T.Not. 2003, 351.
Rb. Brussel 14 juni 2004, CABG 2006/6, 47.
Rb. Brussel 18 april 2005, CABG 2006/6, 54.
Rb. Gent 12 maart 1999, AJT 2000-2001, 346.
Rb. Gent 2 september 2003, T.Not. 2005, 409.
Rb. Gent 18 april 2006, T.Not. 2006, 542.
Rb. Gent 12 april 2011, T.Not. 2011, 662.
Rb. Hasselt 17 april 2007, RW 2008-2009, 376.
Rb. Kortrijk 8 maart 1951, JT 1952, 301.
Rb. Leuven 14 november 2003, RW 2004-2005, 905.
Rb. Luik 25 november 2002, RTDF 2004, 496.
Rb. Luik 6 oktober 2003, JLMB 2004, 659.
Rb. Luik 28 april 2014, RTDF 2015, 414.
Rb. Luik (afd. Luik) 10 november 2014, RTDF 2015, 657.
Rb. Luik (afd. Hoei) 16 april 2018, JLMB 2022, 954.
Rb. Mechelen 24 december 1980, RW 1981-1982, 1023.
Rb. Mechelen 30 mei 2001, CABG 2006/6, 29.
Rb. West-Vlaanderen (afd. Brugge) 1 september 2016, TGR-TWVR 2016, 535.
Famrb. Brussel 6 december 2022, For.Fam. 2023/6, 19.
Famrb. Luik (afd. Verviers) 13 juni 2022, For.Fam. 2023/1, 38.
Famrb. Luik (afd. Luik) 15 januari 2024, Act.dr.fam. 2024/4, 91.
Famrb. Luik 29 januari 2024, RNB 2024, 634.
Famrb. Luxemburg (afd. March-en-Famenne) 18 juni 2019, JLMB 2019, 1677.
Famrb. Namen (afd. Namen) 25 mei 2020, RNB 2021, 900.
Famrb. Namen (afd. Namen) 10 maart 2021, RPP 2021, 423.
Famrb. Namen (afd. Namen) 31 maart 2021, RNB 2022, 552.
Famrb. Namen (afd. Namen) 31 oktober 2022, For.Fam. 2023/1, 39.
Famrb. Namen (afd. Namen) 10 juni 2024, Act.dr.fam. 2024/4, 94.
Famrb. West-Vlaanderen (afd. Veurne) 14 mei 2024, T.Not. 2024, 789.
Rechtspraak Frankrijk
Cass. Fr. 14 mei 1985, Rev.Trim.Dr.Civ. 1986, 397.
Cass. Fr. 15 december 2010, RNB 2015, 541.
Cass. Fr. 15 februari 2012, n° 10-23.026.
Cass. Fr. 14 mei 2014, n° 13-16.102.
Cass. Fr. 29 september 2021, n° 19-25.913.
Rechtspraak Groothertogdom Luxemburg
Cour d’appel 1 december 2004, Pas.Lux. 2005-2007/1b, 32.
Rechtspraak Nederland
HR 27 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1486.
HR 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1531.
Gerechtshof Amsterdam 16 april 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:956.
Gerechtshof Amsterdam 20 augustus 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2469.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 maart 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2169.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 april 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2760.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 december 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:10832.
Gerechtshof Den Haag 26 juni 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2895.
Gerechtshof Hertogenbosch 6 augustus 2008, ECLI:NL:GHSHE:2008:BF0453.
Rb. Amsterdam 27 november 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:8826.
Rb. Amsterdam 7 mei 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2965.
Rb. Gelderland 8 mei 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1936.
Rb. Limburg 29 april 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:2192.
Rb. Limburg 18 december 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:9454.
Rb. Noord-Holland 1 mei 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:4238.
Rechtsleer
ABIUSO R. en VAN GEEL A., ‘Topic 32. Oorzaak/ Verval / Voorwaarde’ in VERBEKE A.-L. en VERDICKT B. (eds.), Handboek Estate Planning. Deel II : Erfrecht en giften, Intersentia, 2021, 226.
ANDRÉ-DUMONT A.-P., ‘Révocation d’un testament ou caducité du testament, deux voies possibles pour un même résultat (noot onder Rb. Luik 28 april 2014 en HvB Luik 22 april 2015)’, RPP 2015, 477.
BAEL J., ‘Algemene geldigheidsvoorwaarden inzake schenkingen en testamenten’ in CASMAN H., VERSTRAETE J., PUELINCKX-COENE M. e.a. (eds), Notariële actualiteit 7: Familierecht, Die Keure, 1996, 105.
BAEL J., ‘Grenzen aan de conventionele vrijheid in het schenkingenrecht ingevolge het principe van de onherroepelijkheid van de schenking’ in STUDIEKRING PROVINCIAAL GENOOTSCHAP DER NOTARISSEN VAN OOST-VLAANDEREN (ed.), Notariële actualiteit 2012; verslagboek van de vormingsdagen van de Studiekring provinciaal genootschap der notarissen van Oost-Vlaanderen, Die Keure, 2013, 145.
BAEL J., ‘Grenzen aan de familiale vermogensplanning: het principe van de versterkte onherroepelijkheid van de schenking herbekeken’ in ALOFS E., BYTTEBIER K., MICHIELSENS A. e.a. (eds.), Liber amicorum. Hélène Casman, Intersentia, 2013, 49.
BAEL J., ‘Het principe van de onherroepelijkheid van de schenking: een hinderpaal bij de familiale vermogensplanning?’, T.Not. 2012, 384.
BAEL J., ‘Schenkingen en testamenten’ in X (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat 10, Die Keure, 2007, 137.
BAEL J., ‘Schenkingen, testamenten en erfovereenkomsten’ in X (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat 15, Die Keure, 2009, 161.
BAERT H. en DEVOS S., ‘De onvoorziene omstandigheden bij contracten in het Belgische familierecht en familiaal vermogensrecht’ in SNIJDERS H. en DE TAVERNIER P. (eds.), Onvoorziene omstandigheden, verstoring en herstel van contractueel evenwicht. Algemene beschouwingen en beschouwingen op deelterreinen van het privaatrecht, Maklu, 2013, 107.
BARBAIX R., ‘De schenking als successieplanningsinstrument. Civielrechtelijke grenzen aan de contractvrijheid’, TEP 2008, 190.
BARBAIX R., ‘Driemaal is scheepsrecht. Of toch niet? Het Hof van Cassatie spreekt zich opnieuw uit over het verval van de schenking door het verdwijnen van de determinerende beweegreden’, Not.Fisc.M. 2009, 297.
BARBAIX R., Familiaal vermogensrecht in essentie, Intersentia, 2022.
BARBAIX R., Het contractuele statuut van de schenking, Intersentia, 2008.
BARBAIX R. en VERBEKE A.-L., Kernbegrippen erfrecht en giften, Die Keure, 2012.
BARBAIX R. en VERBEKE A.-L., Kernbegrippen familiaal vermogensrecht, Intersentia, 2014.
BARBAIX R., ‘Verval van de schenking door het verdwijnen van de doorslaggevende beweegreden: het derde bedrijf (noot onder Cass. 12 december 2008)’, RW 2008-2009, 1666.
BARBAIX R., ‘Zijn de algemene geldigheidsvereisten inderdaad strenger ten aanzien van schenkingen dan ten aanzien van rechtshandelingen ten bezwarende titel?’, Not.Fisc.M. 2003, 37.
BERCKMANS C., ‘Eenzijdige beëindiging van het tontine-beding in België en Frankrijk’, Jura Falconis 2009-2010, 701.
BODSON F., ‘Caducité d’un testament pour disparition de sa cause : quand le rideau tombe (noot onder Famrb. Luik (afd. Luik) 15 januari 2024 en Famrb. Namen (afd. Namen) 10 juni 2024)’, Act.dr.fam. 2024/4, 100.
BOUCKAERT F., ‘Hoe tontine –en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het arrest van het hof van beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004 (noot onder HvB Gent 24 maart 2005 en Rb. Gent 2 september 2003 en Rb. Brugge 16 januari 2004)’, T.Not. 2005, 387.
BOUCKAERT F., DE WULF C. en GERLO J., Familierecht en familiaal vermogensrecht, Die Keure, 1991.
BRACKE L., ‘Het nagestreefde doel versus de rechtszekerheid. Het verval als beëindigingswijze van een rechtshandeling wegens het verdwijnen of wegvallen van de oorzaak.’, Not.Fisc.M. 1998, 103.
BUYSSENS F., Probleemgenererende rechterlijke uitspraken: weg ermee, T.Fam. 2021/6, 134.
CASMAN H., Notarieel familierecht, Mys en Breesch, 1991.
CASMAN H., Actualia schenkingen, NJW 2011, 558.
CASIER, H. en VERDICKT, B., ‘Verval van oorzaak bij schenking: passé composé?’, Nieuwsbrief Notariaat 2009/19, 5.
CAUFFMAN C., ‘Het verval van verbintenissen wegens het teloorgaan van hun voorwerp erkend als algemeen rechtsbeginsel (noot onder Cass. 14 oktober 2004)’, RW 2005-2006, 860.
CLAESSENS B., PEETERS N. en VAN DE VOORDE J., ‘Afdeling 5. Verval’ in ROODHOOFT J. (ed.), Bestendig Handboek Verbintenissenrecht, Wolters Kluwer Belgium, 2020, 148.
CLAEYS I., ‘Aandachtspunten voor het notariaat ingevolge de codificatie van het verbintenissenrecht in boek 5 BW’ in VERSCHELDEN G., DECLERCK C., BAEL J. e.a. (eds.), Rechtskroniek voor het notariaat 41, Knops Publishing, 2022, 143.
CLAEYS I. en TANGHE T., Nieuw algemeen contractenrecht: handboek, Intersentia, 2023.
CORNELIS L., Algemene theorie van de verbintenis, Intersentia, 2000.
DE BOECK A. en VAN DAMME N., ‘oorzaak’ in DAMBRE M., TILLEMAN B. en TANGHE T. (eds.), Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Wolters Kluwer Belgium, 2019, 23.
DECLERCK C., DU MONGH J., PINTENS W. e.a., Familiaal vermogensrecht, Intersentia, 2010.
DECLERCK C. en MAELFAIT A., ‘Deel I. Kroniek familiaal vermogensrecht – Hoofdstuk V. Erfrecht’ in PINTENS W. en DECLERCK C. (eds.), Patrimonium 2016, Die Keure, 2016, 97.
DEKKERS R., CASMAN H., VERBEKE A.-L. e.a., Erfrecht & giften : na de codificatie van 2022, Intersentia, 2023.
DEKKERS R., CASMAN H., VERBEKE A.-L., Erfrecht & giften, Larcier Intersentia, 2025.
DELNOY P., ‘Caducité, nullité et révocation en matière de donations entre vifs. La tyrannie des mots en droit c. l’arrêt de la Cour de Cassation (1re ch.), du 12 décembre 2008’, JT 2010, 321.
DELNOY P., ‘Het verval van de rechtshandelingen door het verdwijnen van hun oorzaak – tweede bedrijf’, Not.Fisc.M. 2000, 177.
DELNOY P., ‘La caducité des libéralités par disparition de leur cause (noot onder Cass. 16 november 1989)’, Ann.dr.Lg. 1990, 338.
DELNOY P. en MOREAU P., Les libéralités et les successions : précis de droit civil, Larcier, 2023.
DE LOOR T., ‘Het verval als wijze van beëindiging van een rechtshandeling ten gevolge van het wegvallen van voorwerp of oorzaak’, RW 1995-1996, 761.
DEMARÉ G., SAMOY I. en STIJNS S., Onvoorziene omstandigheden, Die Keure, 2019.
DE POTTER DE TEN BROECK M., Gewijzigde omstandigheden in het contractenrecht, Intersentia, 2017.
DE VOGELAERE T., Testamenten anno 2013 : balanceren op de grenzen van de wilsautonomie, Larcier, 2013.
DE WILDE D’ESTMAEL E., DELAHAYE B., HOLLANDERS DE OUDERAEN G. e.a. Rép. not., Deel III, Erfenissen, schenkingen en testamenten, Boek 7, Schenkingen, Larcier, 2025.
DILLEMANS R., VAN DEN BOSSCHE A. en DE CLERCQ M., ‘Nietigheid, herroeping, verval’ in DILLEMANS R., VAN DEN BOSSCHE A. en DE CLERCQ M. (eds.), Testamenten, Kluwer, 2012, 355.
DU LAING B., ‘Enkele beschouwingen over de invloed van (het wegvallen van) het nagestreefde doel of de (determinerende) beweegreden op het (voort)bestaan van de geaffecteerde geldlening (noot onder Rb. Hasselt 30 september 1999)’, Not.Fisc.M. 2001, 193.
FORIERS P., ‘Caducité du testament par disparition de sa cause et absence de cause. Quelques observations sur la caducité des actes juridiques (noot onder Cass. 19 oktober 2023)’, TBBR 2024, 271.
FORIERS P.A., La caducité des obligations contractuelles par disparition d’un élément essentiel à leur formation, Bruylant, 1998.
FORIERS P.A., ‘La caducité revisitée, à propos de l’arrêt de cassation du 21 janvier 2000’, JT 2000, 676.
FORIERS P.A., ‘Observations sur la caducité des contrats par suite de la disparition de leur objet ou de leur cause (noot onder Cass. 28 november 1980)’, RCJB 1987, 100.
GEENS H., ‘Gegeven is gegeven, oordeelt Cassatie’, Juristenkrant 2009/1, 5.
GRIMALDI M., Droit patrimonial de la famille 2025-2026, Dalloz, 2025.
HERAIL J., Répertoire de droit civil: Legs, Dalloz, 2021.
LIEGEOIS J., ZEDAZI S. en FASSIN F., ‘Le mariage et la séparation de fait’ in FASSIN F. (ed.), Droit familial : étude pratique et transversale, Wolters Kluwer Belgium, 2024, 293.
MAELFEYTS S., ‘La disparition des sentiments, cause subjective et motif de caducité. « Amour, cause et caducité : des mots qui (ne) font (pas) rêver » (noot onder Famrb. Namen (afd. Namen) 31 maart 2021)’, RPP 2021/4, 448.
MASSCHELEIN M.A., ‘De invloed van de oorzaak na totstandkoming van de overeenkomst (noot onder HvB Gent 5 maart 2003)’, RABG 2006/1, 60.
MASSCHELEIN M.A., Schenking bij notariële akte, Larcier, 2007.
MASSCHELEIN M.A., ‘Het verval van de schenking onder levenden wegens het verdwijnen van de oorzaak’, Notamus 2009/2, 46.
MASSCHELEIN M.A., ‘Het verval van de schenking wegens het verdwijnen van de oorzaak: het einde van een lang verhaal? (noot onder Cass. 12 december 2008)’, TBBR 2009, 240.
MONTOUX D., JurisClasseur Notarial Formulaire: V° Testament Fasc. 200: TESTAMENT. – Inefficacité des legs pour causes antérieures au décès du testateur 2025, LexisNexis, 2025.
MOREAU P., ‘De la caducité des legs pour disparition de leur cause avant le décès du testateur (noot onder Cass. 19 oktober 2023)’, JLMB 2024, 117.
MOREAU P., ‘La théorie de la caducité des libéralités pour disparition de leur cause est-elle caduque?’, RNB 2009, 694.
MOREAU P. ‘Les modes de révocation tacite du testament (noot onder HvB Luik 24 februari 2010)’, JLMB 2010, 1666.
NAJJAR I, Répertoire de droit civil; Libéralités: consentement et cause, Dalloz, 2024.
NEUTS J., ‘Over het verval van het testament als gevolg van verdwijnen van de oorzaak. (noot onder Cass. 21 januari 2000)’, RW 2000-2001, 1018.
NUDELHOLC S., ‘Chronique d'une mort annoncée: la condamnation, par la Cour de cassation, du prétendu principe de la caducité des donations par disparition de leur cause (noot onder Cass. 12 december 2008)’, Act.dr.fam.2009, 152.
NUDELHOLC S., ‘Une donation est-elle frappée de caducité par la disparition de sa cause, survenue postérieurement à la conclusion du contrat? (noot onder Cass. 16 november 1989)’, RCJB 1993, 78.
PARISIS F., ‘Vers un principe général de caducité des libéralités consécutive à l’effacement de leur cause?’, TBBR 1994, 281.
PEERAER F., Nietigheid en aanverwante rechtsfiguren in het vermogensrecht, Intersentia, 2019.
PEERAER F., ‘Totstandkoming, geldigheid en interpretatie van contracten en eenzijdige rechtshandelingen: inhoudelijke vernieuwingen, herformuleringen en metonymieën’ in SAGAERT V. en STORME M.E. (eds.), Het vernieuwde verbintenissenrecht doorgelicht, Wolters Kluwer Belgium, 2025, 7.
PERRICK S., ‘Erfrecht en schenking (165 Uiterste wilsbeschikking gemaakt onder invloed van onjuiste beweegreden.)’, ASSER-SERIE, nr 165, https://www.inview.nl/document/ida5aab855e2ee4935b436edad7afbeda8?ctx=WKNL_CSL_1706
PINTENS W. en DECLERCK C., Schets van het familiaal vermogensrecht, Die Keure, 2019.
PINTENS W. en DECLERCK C., Schets van het familiaal vermogensrecht, Die Keure, 2023.
PUELINCKX-COENE M., ‘Overzicht van rechtspraak. Giften (1985-1992)’, TPR 1994, 1615.
PUELINCKX-COENE M., BARBAIX R. en GEELHAND N., ‘Overzicht van rechtspraak. Giften (1999- 2011)’, TPR 2013, 175.
PUELINCKX-COENE M., GEELHAND N. en BUYSSENS F., ‘Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998)’, TPR 1999, 779.
RAUCENT L., ‘La disparition de la cause dans les donations: à propos de l’arrêt de la Cour de cassation du 16 novembre 1989 (noot onder Cass. 16 november 1989)’, TBBR 1990, 261.
RENCHON J.-L., ‘Exit la disparition de la cause d'une donation. Reste la fausse cause des libéralités (noot onder Cass. 12 december 2008)’, RTDF 2010, 1294.
ROMAIN J.-F., ‘Clarifications concernant la théorie de la caducité des actes juridiques, en particulier des libéralités testamentaires, par disparition de leur cause-mobile déterminant (noot onder Cass. 21 januari 2000)’, RCJB 2004, 86.
SACE J., Rép. not., Deel III, Erfenissen, schenkingen en testamenten, Boek 6, Giften - Algemene bepalingen, Larcier, 2025.
SAGAERT V., Beginselen van verbintenissenrecht : de contractuele en quasi-contractuele verbintenissen, LeA Uitgevers, 2023.
SEYNS S. en VAN DEN HOVE D’ERTSENRYCK S., ‘Actuele ontwikkelingen in het schenkingsrecht’ in PINTENS W. (eds), Themis Familiaal Vermogensrecht, Die Keure, 2009, 39.
STERCKX D., noot onder Cass. 21 januari 2000, RNB 2000, 342.
STIJNS S., De gerechtelijke en buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Maklu, 1994.
STIJNS S., Leerboek verbintenissenrecht - Boek 1, Die Keure, 2025.
STIJNS S., Leerboek verbintenissenrecht - Boek 2, Die Keure, 2020.
STIJNS S. en GEENS H., ‘Glorie en teloorgang van het verval van rechtshandelingen wegens de verdwijning van hun subjectieve oorzaak. Een duiding van het cassatiearrest van 12 december 2008 inzake schenkingen’ in PINTENS W., DU MONGH J. en DECLERCK C. (eds.), Patrimonium 2009, Intersentia, 2009, 299.
TAILLIEU S., ‘Actualia inzake het verval van rechtshandelingen ingevolge de verdwijning van de oorzaak – wat zal de toekomst brengen?’, TBBR 2005, 141.
TAINMONT F., ‘Brèves considérations sur la disparition de la cause d’un testament et sur sa révocation tacite (noot onder HvB Luik 24 februari 2010)’, RTDF. 2011, 560.
VAN DAMME B., ‘Het verdwijnen van de oorzaak van een legaat en van een akte van verwerping van nalatenschap’, T.Not. 2001, 139.
VAN DEN BOSSCHE A., ‘Rechtspraakoverzicht - Elf testamenten en hun problemen’, T.Not. 2017, 343.
VAN DEN BOSSCHE A., ‘Testamenten 2021-2025: een overzicht’, T.Not. 2025, 331.
VAN EESTER R., ‘Het verval van testamenten en schenkingen onder levenden door het verdwijnen of wegvallen van de oorzaak’, Not.Fisc.M. 2008, 41.
VAN GERVEN W. en COVEMAEKER S., Verbintenissenrecht, Acco, 2001.
VAN OMMESLAGHE P., ‘Observations sur la theorie de la cause dans la jurisprudence et dans la doctrine moderne (noot onder Cass. 13 november 1969)’, RCJB 1970, 328.
VAN QUICKENBORNE M., ‘Het verval van een rechtshandeling wegens de verdwijning van haar oorzaak (noot onder Cass. 21 januari 2000)’, R.Cass. 2001, 77.
VANSWEEVELT T. en WEYTS B., Handboek verbintenissenrecht, Intersentia, 2023.
VERVOORT I. en ABIUSO R., ‘Boek 2 / topic 5 Oorzaak/Animus donandi’ in BUYSSENS F., DERYCKE H. en VERBEKE A.-L. (eds.), Handboek estate planning algemeen : Vermogensplanning met effect bij leven, schenking, Larcier, 2009, 29.