“Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen … Dat zijn altijd koppelwerkwoorden, toch?”
Voor veel leerlingen is zinsontleding een bron van twijfel en frustratie. De lessen smaken als droge kost, vol met abstracte begrippen, ezelsbruggetjes en controlevragen. De betekenis van een zin lijkt ondergeschikt aan het benoemen van de zinsdelen, en dat terwijl zinsleer in het curriculum als essentieel wordt beschouwd voor de verwerving van een talig bewustzijn.
Toch leeft al jaren het gevoel dat het anders moet: zowel leerlingen, leerkrachten, vakdidactici als taalkundigen stellen zich vragen bij het nut én de aanpak van de traditionele grammaticalessen.
Waar het vaak aan ontbreekt in de lessen zinsleer, is grammaticaal inzicht. Leerlingen leren allerlei trucjes om zinnen te ontleden, maar begrijpen niet waarom een zin bijvoorbeeld een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde heeft. Ze herkennen het lijdend voorwerp in een zin, maar weten niet waarom het precies in die zin thuishoort. Bijgevolg plaatsen leerlingen zinsontleding bovenaan hun leerstoflijstje met als titel “Hier heb ik na de toets helemaal niets meer aan”, en het enige dat blijft hangen is de tijdloze vraag: “Meneer, waarom moeten we dit kennen?”
Onderwijsonderzoek en inzichten uit de taalkunde wijzen op een mogelijke oplossing: het werken vanuit taalkundige metaconcepten: overkoepelende concepten die gericht zijn op het leren begrijpen van achterliggende, algemene principes, en van waaruit verbanden gelegd kunnen worden tussen verschillende zinsdelen. Die metaconcepten onderscheiden zich van beschrijvende begrippen: ontleedtermen zoals onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp … namen die je aan zinsdelen kan geven op basis van bepaalde eigenschappen. Een sleutelrol in de verrijking van de gangbare didactiek lijkt toebedeeld aan predicatie en valentie.
Predicatie komt er simpelweg op neer dat je zegt wat iemand of iets doet, of wat iemand of iets is. Als je zegt dat de leraar zeurt, dan zeg je dat hij iets doet. Zeg je “de leraar is saai”, dan zeg je dat hij iets is. We onderscheiden dus twee soorten predicatie: doen-predicatie en zijn-predicatie. Dat betekenisverschil ligt aan de basis van het onderscheid tussen werkwoordelijke en naamwoordelijke gezegdes. Zodra leerlingen dat onder de knie hebben, hoeven ze niet langer toevlucht te nemen tot het ezelsbruggetje in de titel van dit artikel.
Valentie gaat over het aantal rollen dat een werkwoord uitdeelt in een zin. Zo heeft slapen genoeg aan één speler: Janneke slaapt. Het werkwoord geven daarentegen deelt drie rollen uit: wie geeft, wat gegeven wordt, en aan wie het gegeven wordt. Die betekenisrollen komen overeen met de zinsdelen onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. Door te werken vanuit hun taalgevoel en stil te staan bij de werkwoordvalentie, wordt het voor leerlingen een stuk eenvoudiger om te begrijpen waarom een bepaald zinsdeel in de ene zin wel voorkomt, en in de andere niet.
Al te vaak wordt zinsontleding aangeleerd met behulp van geïsoleerde voorbeeldzinnetjes, waarbij leerlingen vuistregels en een stappenplan volgen. Maar zinnen zijn geen puzzeltjes met één juiste oplossing. Taal is flexibel, afhankelijk van context, betekenis en bedoeling. Bovendien staat onze grammatica bol van de uitzonderingen. Net daarom is het belangrijk dat grammaticaonderwijs zich niet beperkt tot ‘benoemen’, maar ook ruimte biedt voor reflectie, twijfel, discussie en bovenal: inzicht.
Onderwijsexperts pleiten ervoor om grammaticaonderwijs niet alleen als een voorwaarde voor schrijfvaardigheid te zien, maar als een manier om onze taal te begrijpen. Je wilt leerlingen niet enkel bijbrengen hoe het hoort, maar ook hoe het zit. Want wie begrijpt hoe zinnen in elkaar zitten, heeft gegarandeerd een streepje voor op het gebied van taalvaardigheid. Taalkundige metaconcepten als predicatie en valentie kunnen daarbij helpen: ze maken het mogelijk om sterk in te zetten op het taalgevoel van leerlingen en om complexe grammaticale begrippen inductief te verkennen.
Een lessenreeks rond zinsontleding vertrekkend vanuit predicatie en valentie werd getest in het tweede jaar A-stroom op OLVP Bornem. Eerst werd via een toets en een anonieme bevraging de beginsituatie in kaart gebracht. Die liet zien dat de meeste leerlingen de basis kenden van klassieke zinsontleding, maar moeite hadden met inzichtvragen. Een grote meerderheid vond de lessen rond zinsontleding saai en zag er het nut niet van in.
Na de drie lessen, waarin de focus lag op activerende werkvormen en inzichtvragen, volgde een effecttoets. De resultaten waren aanzienlijk beter, maar opvallender nog: de leerlingen gaven aan dat ze meer grip kregen op de leerstof, en dat de lessen hen meer betrokken en uitdaagden om na te denken.
De resultaten van het praktijkonderzoek tonen aan dat de verrijking van de gangbare didactiek met predicatie en valentie kan leiden tot een dieper inzicht in enkelvoudige zinnen. Ezelsbruggetjes maken daarbij plaats voor conceptuele diepgang, voorbeeldzinnetjes worden vervangen door betekenisvolle contexten, leerlingen worden voortdurend uitgedaagd om verder te kijken dan hun neus lang is, met elkaar in dialoog te gaan en samen tot inzichten te komen. Daarin schuilt net de kracht van de verrijking: zinsontleding wordt niet langer een grijs puzzeltje, maar een manier om taal zinvol te doorgronden.
Bonset, H. & Hoogeveen, M. (2010). Taalbeschouwing. Een inventarisatie van empirisch onderzoek in basis- en voortgezet onderwijs. Enschede: SLO.
Coppen, P.-A. (2006, 11 maart). Wat de zin bij elkaar houdt. Taalprof Plein. Geraadpleegd op 22 november 2024, van https://taalprof.blogspot.com/2006/03/wat-de-zin-bij-elkaar-houdt.html
Coppen, P.-A. (2008, 30 december). Kinderpredicatie. Taalprof Plein. Geraadpleegd op 22 november 2024, van https://taalprof.blogspot.com/2008/12/kinderpredicatie.html
Coppen, P.-A. (2009). Leren tasten in het duister (Inaugurele rede). Nijmegen: Radboud Universiteit.
Coppen, P.-A. (2012). ‘Meneer, waarom moet we dit kennen?’ Hoe grammaticaonderwijs beter kan. Onze Taal (jaargang 81). https://www.dbnl.org/tekst/_taa014201201_01/_taa014201201_01_0030.php
Coppen, P.-A. (2013). Tegen het leed dat grammatica heet. In HSN Conferentie Onderwijs Nederlands. Taalunie. https://hsnbundels.taalunie.org/wp-content/legacy/27/hsnbundel-27_1259.pdf
Coppen, P.-A. (2022). Wat is de zin van schoolgrammatica? Taalcanon. Geraadpleegd op 22 oktober 2024, van http://www.taalcanon.nl/vragen/wat-is-de-zin-van-schoolgrammatica/
Coppen, P.-A., Van Rijt, J., Wijnands, A., & Dielemans, R. (2019). Vakdidactisch onderzoek naar grammaticaonderwijs in Nederland. Tijdschrift Voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 135(2), 85–99. https://doi.org/10.5117/tntl2019.2.002.copp
De Bruijn, T., Coppen, P., Snel, B., Timmermans, M., Walinski, R., & Wassenberg, N. (2016). Activerende Didactiek Grammatica. https://grammaticadidactiek.ruhosting.nl/DOT2014-2017.html
De Bruijn, T., Coppen, P., Snel, B., Timmermans, M., Walinski, R., & Wassenberg, N. (2016). Een activerende didactiek voor taalbeschouwing. In HSN Conferentie Onderwijs Nederlands. Taalunie. https://hsnbundels.taalunie.org/bijdrage/een-activerende-didactiek-voor-taalbeschouwing/
Dera, J., Gubbels, J., Van Der Loo, J., & Van Rijt, J. (2023). Vaardig met vakinhoud: handboek vakdidactiek Nederlands. Coutinho.
T’Sas Jan. (2007). Inductief werken in de klas. https://www.neejandertaal.be/pdf/Neejandertaal%20didactische%20visie.pdf
Van Belle, W., Lamiroy, B., Van Langendonck, W., Lahousse, K., Lauwers, P., Van Canegem-Ardijns, I. & Van Goethem, K. (2011). Nederlandse Grammatica voor Franstaligen. KU Leuven, Faculteit Letteren. https://www.arts.kuleuven.be/ling/project/ngf
Van Gelderen, A. (2012) ‘Basisvaardigheden’ en het onderwijs in lezen en schrijven. (2012). Levende Talen Tijdschrift, 13(1), 3-15. https://lt-tijdschriften.nl/ojs/index.php/ltt/article/view/136
Van de Craen, P. (1992). Zin en onzin van zinsontleding. Vonk, 22(1), 27–30.
Van Rijt, J. (2016). De meerwaarde van valentie als taalkundig concept binnen het grammaticaonderwijs: Meer grip op taalkundige structuren. Levende Talen Magazine, 103(7), 6–10. https://lt-tijdschriften.nl/ojs/index.php/ltm/article/view/1609
Van Rijt, J. (2020). Grammatica vanuit ‘valentie’ als basisconcept. Didactiek Nederlands. https://didactieknederlands.nl/zo-kan-het-ook/grammatica/2020/09/grammatica-vanuit-valentie-als-basisconcept/
Van Rijt, J. (2021). Understanding grammar: The impact of linguistic metaconcepts on L1 grammar education (proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen). Auteur. https://repository.ubn.ru.nl/handle/2066/230214
Van Rijt, J. (2021). Waarom kun je wel zeggen ‘Frits leest’, maar niet ‘Frits verscheurt’? Hoe grammaticaonderwijs meer over inzicht en minder over trucjes kan gaan. In HSN Conferentie Onderwijs Nederlands. Taalunie. https://hsnbundels.taalunie.org/bundel/34ste-conferentie-onderwijs-nederlands/
Van Rijt, J. (2022). Metaconceptueel grammaticaonderwijs: wat betekent dat voor les en toets? Tijdschrift Taal, 13(2), 14. https://www.tijdschrift-taal.nl/art/50-7164_Metaconceptueel-grammaticaonderwijs-wat-betekent-dat-voor-les-en-toets
Van Rijt, J. & Coppen, P.-A. (2021). The conceptual importance of grammar. Pedagogical Linguistics, 2(2), 175–199. https://doi.org/10.1075/pl.21008.van
Van Rijt, J. & Coppen, P.-A. (2022). Wat zou je moeten weten van de school- grammatica? Taalcanon. Geraadpleegd op 22 november 2024, van http://www.taalcanon.nl/vragen/wat-zou-je-moeten-weten-van-de-schoolgrammatica/
Van Rijt, J., Wijnands, A., & Coppen, P.-A. (2020). How secondary school students may benefit from linguistic metaconcepts to reason about L1 grammatical problems. Language And Education, 34(3), 231–248. https://doi.org/10.1080/09500782.2019.1690503