De rode wangen van het hulpbehoevend lichaam: wanneer schaamte macht uitoefent

Lenore
Lampens

Schaamte is universeel en tijdloos. Zich schamen lijkt een natuurlijke en menselijke gewaarwording met een eenduidige en biologische functie. Schaamte is de mens zijn moreel kompas. Maar het is ook mogelijk schaamte te analyseren vanuit een machtssysteem. In het Westen schetst de pen die we schaamte kunnen noemen het beeld van de onafhankelijke ‘normale’ mens op minutieuze en onveranderlijke wijze.

Wanneer we aan schaamte denken vormen we ons een beeld van rode wangen en een wegkijkende blik. We associëren dit beeld aan een idee dat we als vanzelfsprekend beschouwen: zich schamen is een lichamelijke en psychologische belevenis die onze moraliteit peilt en bijstuurt. Men voelt schaamte wanneer men een foute keuze maakt of tekort doet. Toch is een zekere voorzichtigheid geboden: is schaamte wel zo onvoorwaardelijk neutraal en natuurlijk als zij lijkt?

Blauw naakt (ca. 1920) door Pablo Picasso

Blauw naakt (ca. 1920) door Pablo Picasso

Schaamte en macht

Schaamte treft vaak mensen met een fysieke, cognitieve of psychologische kwetsbaarheid. Als machtsmechanisme creëert schaamte categorieën: de normale mens en de gestoorde, zij met een bepaalde stoornis. Deze laatste categorie ‘stoornis’ wordt als het ware gevoed door het gevoel van schaamte: schaamte helpt mede bepalen dat een bepaalde beperking geïnterpreteerd wordt als crisis of anders zijn. Hoe komt het nu dat schaamte deze functie kan uitoefenen? Ten eerste is schaamte een affect. Dit betekent dat het doeleinde van schaamte niet bepaald ligt in een biologische code. Een drive zoals seks heeft een bestemd doeleinde: voortplanting. Schaamte haar optreden daarentegen is minder teleologisch. Ten tweede stelt de psychoanalyse dat schaamte haar oorsprong diepgeworteld ligt in de ontdekking dat mensen erg kwetsbare wezens zijn—wezenlijk kwetsbaar.

Schaamte en normaliteit

Afhankelijkheid en kwetsbaarheid zijn universele waarnemingen. Toch voelen we schaamte voor kwetsbaarheid: we willen onkwetsbaar zijn. Deze schaamte is een drijvende kracht achter de Westerse identiteit die zelfstandigheid, onafhankelijkheid en onkwetsbaarheid normaliseert. Schaamte stigmatiseert kwetsbaarheid als stoornis, als anders zijn. Het universele karakter van beperkingen wordt door schaamte getheatraliseerd tot de beleving van een minderheidsgroep. Zo wordt schaamte herleid tot een attribuut, een kenmerk of zelfs een stigmatiserende ‘tool’. Een tool die beperkingen helpt ‘ombouwen’ tot stoornis. Het Britse sociale model van handicaps maakte voor het eerst het onderscheid tussen stoornissen en beperkingen. De idee van een stoornis is een sociale constructie die de normaliteit mee helpt te vormen. Beperkingen zijn een werkelijke en een universele realiteit. Mensen met een meer uitgesproken kwetsbaarheid beschamen betreft dus een zaak van macht en geweld.  

Schaamte en de blik

Het is de blik van de ander die ons doet blozen. Ook wanneer deze blik zich niet concretiseert in een persoon van vlees en bloed. We interioriseren de blik van de ander en worden onze eigen en ongenadige criticus. Over macht en de blik schreef reeds de Franse filosoof Michel Foucault. Sinds eind 18de eeuw wordt het alledaagse leven van de burger vastgelegd—administratief en aan de hand van statistieken. Deze mogelijke blik, zo stelt Foucault, disciplineert de burger in wat als normaal aanvaardbaar gedrag wordt beschouwd. Ook schaamte werkt volgens de principes van de blik: de mogelijkheid van de blik die het rozenrood op de wangen veroorzaakt vertaalt zich in een bijstelling van het gedrag en voorkomen. Het bewaakte subject streeft naar normaliteit. Zich werkelijk schamen houdt dan weer in dat men uit de normaliteit is gevallen. Schaamte leidt vaak tot het zich terugtrekken uit het alledaagse leven—de psychologie leert ons dat schaamte wordt getypeerd door passiviteit en introversie. Schaamte verhindert dus ontmoetingen tussen de ‘normale’ mens en de ‘Andere’. Zo wordt de kwetsbare ‘Andere’ een uitzonderlijk persoon of nog erger: een ‘freak of nature’.

Schaamte en neoliberalisme

De huidige neoliberale maatschappij lust het plaatje van onafhankelijkheid en onkwetsbaarheid als zoete koek. Het is aangeprezen de volgende eigenschappen op het doorsnee cv een plaatsje te geven: flexibel, ondernemend, zelfstandig, verantwoordelijk en best ook nog een goed aanpassingsvermogen. Het verwondert dan ook niet dat heel wat discriminatie op de werkvloer mensen met een beperking treft. Aangeboden jobs worden ingetrokken wanneer men verneemt dat de werknemer met een depressie te maken heeft gehad. Bepaalde noden die je mogelijk hebt worden beter verzwegen. Het is beter dat jouw gedrag geen blijk geeft van enige nood, hulp of tegemoetkoming. Het zijn taferelen gegrepen uit de realiteit. De werkgever schaamt de werknemer in ‘normaal’ gedrag en ziet geen probleem in technologieën die zijn werknemer continu bewaken in Foucauldiaanse zin.   Aan de hand van draagbare apparatuur, die de werknemer zijn of haar gezondheid, welzijn en productiviteit traceert, wordt het gedrag van werknemers bijgestuurd. De ‘bruikbaarheid’ van een mens wordt gemeten en gestuurd. Het gevoel van nutteloosheid en tekortkomen is niet veraf en wordt vaak vergezeld van schaamte. Wil men schaamte vermijden dan loopt men beter in het gareel.

Schaamte voorbij

Gelukkig bestaan er ook plaatsen in de wereld waar het anders kan. Kwetsbaarheid leidt hier niet tot schaamte maar bijvoorbeeld tot creativiteit. In The Living Museum, een kunstatelier gevestigd in het psychiatrisch centrum Creedmoor (Queens, New York), is men in eerste instantie geen ‘patiënt’ maar kunstenaar. Iedereen krijgt er de kans te creëren en in contact te komen met andere gebruikers van het atelier, de vele voorwerpen en ook verhalen. De kwetsbaarheden van de kunstenaars worden niet gemedicaliseerd of gediagnosticeerd—zij worden niet bekeken vanuit de schaamtelens die ziektes bestempelt—maar mogen deel uitmaken van het creatieve proces. Wat centraal staat in The Living Museum is het idee van ontmoeten. Het is een begrip dat pluraliteit, in tegenstelling tot onafhankelijkheid, naar voren schuift. Schaamte leidt tot passiviteit en uitsluiting. Zij spoort ook aan tot zwart-witdenken (normaal/abnormaal). The Living Museum zet liever in op de idee van een wederzijdse ontmoeting—tussen personen, tussen persoon en object, of tussen persoon en kunst—die kans geeft aan menselijke creativiteit. Deze vorm van ontmoeten heeft veel te maken met ont-moeten: het niet moeten behoren tot een bepaalde categorie zoals normaal of ziek. Ont-moeten gaat voorbij schaamte en voorbij binair denken en spoort ons aan onze blik te verwijden.

 

 

Download scriptie (1.94 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
prof. dr. Anneleen Masschelein, co-promotr: dra. Leni Van Goidsenhoven