Sociaal (v)aardig? De ontwikkeling van een spel rond sociale vaardigheden en pesten voor kinderen met en zonder autisme

Lisa
Van Leuven

Sociaal (v)aardig? Spelenderwijs sociaal worden
 

Een studente aan de KaHo Sint-Lieven zocht bij haar bachelorproef naar een manier om kinderen met en zonder autisme aan de hand van een spel aan het denken te zetten over strategieën in bepaalde sociale situaties. Ze ontwikkelde zelf een spelbord met speelkaarten en groepsopdrachten en stelde onder andere vast dat het spel werkt mits een juiste begeleiding door de leerkracht.

Van Leuven studeerde in juni af als leerkracht Lager Onderwijs aan de KaHo Sint-Lieven. Haar bachelorproef had als doel een spel te ontwikkelen rond sociale vaardigheden en pesten geschikt voor kinderen met en zonder autisme. Dit gebeurde op aanvraag van de organisatie Autisme Centraal die de vraag stelde naar een spel “met de bedoeling een klasgesprek en het  denken over een goede strategie in verband met sociale situaties in gang te zetten. Het is de bedoeling de leerlingen tot nieuwe inzichten te brengen, strategieën aan te leren enzovoort in verband met emoties, pesten, ....”.

In het theoretisch deel stonden de concepten sociale vaardigheden, pesten en autisme centraal. Uit elk deel werden de punten die van belang waren, verwerkt in het spel. Zo maakt het spel in meer of mindere mate aanspraak op de 10 elementaire sociale vaardigheden. We denken bijvoorbeeld aan nadenken over en opkomen voor de eigen mening  of het stellen van vragen wanneer iets niet helemaal duidelijk is. Van Leuven: “Mensen hebben sociale vaardigheden nodig om stevig in hun schoenen te staan, om hun eigen leven te kunnen leiden en zich niet te laten imponeren door anderen. Ook onze samenleving vraagt dat we deze sociale vaardigheden in zekere mate beheersen. Zo kan de mens contact leggen en samenleven met andere personen zodat de mens in staat is tot sociale interactie.” Uit de theorie rond pesten blijkt vooral dat praten met alle betrokken partijen (pester, gepeste, meelopers enzovoort) heel belangrijk is en dat niemand daarbij met de vinger gewezen wordt. Het is belangrijk dat alle partijen inzien in welke mate zij ‘schuld’ hebben.

Ook in het onderwijs besteedt men veel aandacht aan het werken aan sociale vaardigheden. Op het einde van het zesde leerjaar moeten leerlingen zelfs een aantal eindtemen bereikt hebben. Leerkrachten krijgen dus een kader aangeboden om te werken rond sociale vaardigheden in de klas. Het spel kan dus een handig werkmiddel zijn voor leerkrachten om rond sociale vaardigheden te werken.

Het spel

Van Leuven: “Het spelbord en de spelkaarten werden zo eenvoudig mogelijk gehouden omdat uit het theoretisch onderzoek bleek dat een teveel aan prikkels kinderen met autisme afleidt. Zij kunnen hier niet mee om. Daarnaast is geweten dat kinderen met autisme moeite hebben om alles in de juiste context te plaatsen. Daarom benadrukt het spel ook dat de leerkracht steeds elke situatie duidelijk moet kaderen en in een context moet plaatsen.”

Het spel bevat emotiekaarten die kinderen doen nadenken over wat er aan de basis van bepaalde emoties kan liggen. De bijhorende vragen doen dan weer nadenken over allerlei sociale situaties. De situatiekaarten doen de kinderen ook nadenken over goed en fout en hoe ze in een bepaalde situatie anders kunnen reageren. De groepsopdrachten verlangen communicatie en samenwerking van de kinderen waardoor hun sociale vaardigheden aangesproken worden.

Het spel probeert dit dan ook te doen door enkele mogelijke pestsituaties aan te kaarten en de kinderen aan de hand van de vragen hier te laten over nadenken. De leerkracht motiveert de kinderen helemaal niet om naar een schuldige op zoek te gaan, maar laat de kinderen zoeken naar mogelijke oorzaken en oplossingen.

De praktijk

Het spel werd uitgetest in het buitengewoon onderwijs en in het gewoon onderwijs in het derde leerjaar. De belangrijkste bevinding van Lisa Van Leuven was dat het spel niet altijd op exact dezelfde manier gespeeld kan worden. “Elke klas is anders en elke klas zal dus ook anders op het spel reageren. Er bestaat bijgevolg niet ‘één’ spel voor ‘één’ klas. Daarom werd ook de mogelijkheid toegevoegd dat elke leerkracht het spel zelf kan aanpassen aan de mogelijkheden, beperkingen, ervaringen en interesses van de eigen klas.”

Uit de testen bleek dat groepen heel vaak met elkaar in overleg traden en zich samen vragen stelden bij de situaties. Zo zetten ze elkaar onder andere aan om na te denken over een gepaste strategie. Uit de praktijk blijkt wel dat het spel kinderen alleen aan het denken kan zetten over sociale situaties en hen hiervoor uitdaagt als de leerkracht dit spel krachtig begeleidt. De leerkracht is de spelleider die de vragen stelt, inpikt op de antwoorden van de leerlingen, doorvraagt en bepaalde situaties uit de eigen klas niet mijdt. Met andere woorden het spel heeft nood aan een leerkracht die niet bang is om het spel aan te passen aan de noden en behoeften van de eigen klas. Aan de hand van onder andere de lege kaarten biedt het spel deze mogelijkheid aan. Van Leuven: “Daarnaast is wel gebleken dat het voor kinderen met autisme zoals verwacht moeilijk blijft om zich in te leven in andere personen en onbekende situaties. Het werd duidelijk dat het bij kinderen met autisme vooral handig kan zijn als er sociale situaties uit de eigen leefwereld ter sprake komen. Deze situaties zijn hen niet vreemd en begrijpen ze beter.”

Van Leuven besluit dat leerkrachten dankzij het spel op een efficiënte manier aan de sociale vaardigheden van hun leerlingen werken: “Het is een handig werkmiddel waarmee de leerkracht aan de eindtermen rond sociale vaardigheden kan werken. Ook sociale situaties die zich in de klasgroep voordoen, we denken hierbij bijvoorbeeld aan pesten, kunnen aan de hand van het spel bespreekbaar gemaakt worden.”

 

Universiteit of Hogeschool
Odisee
Thesis jaar
2013