Wat mag er nog gezegd worden?

Fien
Van Rosendaal

Onenigheid tussen progressief denkenden. Is er sprake van een generatiekloof?

Een misogyne racist. Zo noemde Bregje Hofstede collega-schrijver Herman Brusselmans tijdens een literair evenement in oktober 2021. De directe aanleiding hiervoor was dat Brusselmans het idee opperde dat de nieuwe James Bond in deze tijden ook een zwarte, lesbische, obese vrouw zou kunnen zijn. Om zijn boodschap kracht bij te zetten liet hij deze vrouw de woorden ‘My name is Bond, n****... James Bond motherfucker’ in de mond nemen. Toen het daarna aan Hofstede was om op het podium te verschijnen, meldde ze dat ze haar voordracht enkel wilde brengen indien de organisatie afstand zou nemen van Brusselmans woorden. In De Correspondent schreef Hofstede over het publiek debat naar aanleiding van de gebeurtenis: “De ene kant vond het terecht, de andere kant riep cancelcultuur. De ene kant had het over racisme, de andere kant over wokedictatuur”.

GENERATIEKLOOF

Het debat over ‘wat er nog gezegd mag worden’ over raciale en etnische diversiteit is, mede door de popularisering van het woke gedachtengoed, een hot topic. Ook tussen progressief denkenden drijft het een wig. Daarbij lijkt er sprake van een generatiekloof: Enerzijds verwijten generatie Z-ers de babyboomers niet mee te zijn met de tijd en niet progressief genoeg te zijn door geen rekening te houden met de ‘woke taalverboden’. Anderzijds verwijten babyboomers de generatie Z-ers dat die hen de les lezen en dat ze zich blindstaren op de oppervlakkige taalverboden – de intentie achter een uitspraak doet er ten slotte ook toe, zo klinkt het.  

WOKE

Door middel van begeleide groepsdiscussies en diepte-interviews onderzocht ik welke spraaknormen witte, hoogopgeleide generatie Z-ers en boomers, die zichzelf als progressief bestempelen, hanteren wanneer ze praten over raciale en etnische verschillen. Belangrijk is dat de respondenten in dit onderzoek zichzelf als progressief en antiracistisch beschrijven.  

Volgens het woke gedachtegoed is taal een middel om sociale onrechtvaardigheid tegen te gaan. Dit komt voort uit het idee dat in taal vormen van discriminatie vervlochten zijn. Wie woorden zoals het n-woord blijft gebruiken, houdt de discriminerende mechanismen erachter in stand, zo luidt het vanuit woke hoek. En daar vált wat voor te zeggen. Onderzoek stelt namelijk dat taal performatief is. Dit is het idee dat de manier waarop we spreken over de werkelijkheid, die werkelijkheid ook vormt.

Eerder onderzoek toont aan dat meer jongeren dan ouderen zich identificeren met woke. De resultaten bevestigen dit en tonen dat generatie Z-ers makkelijker rekening houden met woke spraaknormen dan babyboomers. Dit heeft uiteraard te maken met hun opgroeien en achtergrond. Het sociaal en politiek klimaat waar de jongeren van vandaag in opgroeien is verschillend van de opvattingen die leefden toen de babyboomers jong waren.

WAT BLIJKT?

Hoewel de respondenten uit beide generaties zichzelf als antiracistisch beschouwen, blijkt diversiteit voor generatie Z-ers evidenter dan voor babyboomers. Generatie Z-ers groeien immers op in een diversere etnische en raciale context. Onderzoek voorspelt overigens dat het voor toekomstige generaties normaler zal worden om in een multiraciale omgeving groot te worden. Wie opgroeit in een diversere omgeving is meer kleurenblind en ziet de raciale en etnische verschillen tussen mensen als vanzelfsprekend.

Wanneer witte generatie Z-ers praten over diversiteit is het cruciaal zich bewust te zijn van hun witheid en het privilege dat daarbij hoort. De babyboomers zijn zich daar minder bewust van en hebben dan ook minder aandacht voor het emancipatorische karakter van taal. De oudere respondenten vinden bijvoorbeeld dat het n-woord niet langer acceptabel is, maar gebruiken het n-woord wel wanneer ze spreken vanuit het persona van een racist of wanneer ze racisme willen duiden. De jongeren vermijden echter ook in die laatste gevallen om het woord te gebruiken. Dit slaat terug op het idee van taal performativiteit. Door middel van taal stel je ook daden, zo klinkt het.

Deze ‘toegenomen taalgevoeligheid’ gaat voor de babyboomers soms te ver omdat hierin de nuance van intentie verloren gaat. Het is toch niet slecht bedoeld. Woke krijgt dan ook vaak de kritiek dat de slinger van het taalpurisme te ver is doorgeslagen. Mensen die zich niet kunnen vinden in deze talige strengheid, kunnen wel eens het gevoel ‘niets meer te mogen zeggen’. Intergenerationele gesprekken over spraaknormen blokkeren bijgevolg al op de oppervlakte.

Twee visies staan hier lijnrecht over elkaar. Enerzijds vinden de babyboomers dat woke dreigt om te slaan in waanzin. Anderzijds benadrukken de jongeren dat zij taalfutiliteiten in de strijd tegen onrecht net belangrijk vinden. Discriminatie en gevoel van onrecht zit ook in kleinigheden. Paradoxaal genoeg ontbreekt het bij enkele generatie Z-ers aan energie om expliciet in gesprek te gaan over andermans spraaknormen.

In een gesprek over spraaknormen geraken de verschillende generaties in een pijnlijke patstelling: ze graven zich in in een “we mogen niets meer zeggen” tegenover een “alles is toch al gezegd”. De optie van een diepgaand gesprek komt hierdoor in het gedrang.

WAT NU?

Deze bevindingen dragen op verschillende manieren bij aan het begrip over spraaknormen van babyboomers en generatie Z-ers. Daarnaast werpen deze bevindingen een nieuw licht op beleid rond diversiteit en discriminatie.

Ten eerste leert dit onderzoek ons namelijk dat generaties bij elkaar brengen en intergenerationeel werken de dialoog openhoudt. Zonder dialoog geen wederzijds begrip of leren van elkaar. Dit kan concreet bijvoorbeeld betekenen dat beleidsmakers en onderzoekers er bewust voor kiezen om babyboomers en generatie Z-ers samen te zetten om te brainstormen over oplossingen voor concrete problemen. Men kan deze inzichten creatief integreren in het participatiebeleid rond alledaagse thema’s die het beleid vormgeven.

Ten tweede kunnen beleidsmakers dit onderzoek als inspiratiebron gebruiken om zelf bewust te zijn van taal en spraaknormen bij het maken van beleid. Daarbij staat de voorbeeldfunctie van taal centraal.

Ten slotte bevelen we aan om in een steeds verder polariserende wereld wederzijds begrip te beklemtonen en te bevorderen. Zo geeft men aan kinderen in Denemarken bijvoorbeeld empathie-lessen, hetgeen de kinderen van vandaag, en bijgevolg de ouderen van de toekomst, leert om meer empathisch te zijn. Werken aan empathie kan natuurlijk ook op latere leeftijd geen kwaad.

 

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2022
Promotor(en)
Gert Verschraegen