Bedreigt het Engels het Nederlands? Onderzoek naar de contactsituatie bij jonge kinderen

Nane
Mertens

Met een steeds toenemende populariteit in onze regionen lijkt het Engels tegenwoordig niet meer uit het dagelijkse leven weg te denken. Niet alleen bij volwassenen en jongvolwassenen kunnen we deze toename in Engelse kennis bemerken, ook kinderen gebruiken steeds meer Engelse woordenschat. Omwille van deze reden, kan de opkomst van het Engels gezien worden als een bedreiging voor onze taal, het Nederlands. Het blijkt daarom interessant om te onderzoeken of dit een terechte bevinding is. Aangezien we willen weten wat de invloed van het Engels op lange termijn is, is het belangrijk om aandacht te besteden aan de jonge garde van onze maatschappij. Omwille van deze reden werd er gekozen om, in het kader van een masterproef, onderzoek uit te voeren naar de kennis en het gebruik van het Engels bij kinderen in de basisschool.

Theoretisch gezien kunnen we dit onderwerp vanuit twee verschillende taalkundige perspectieven belichten, namelijk contactlinguïstiek enerzijds en sociolinguïstiek anderzijds. Dat er de afgelopen jaren al onderzoek gedaan werd naar de contactsituatie van het Engels en het Nederlands, is niet onlogisch. Dit onderzoeksveld is echter niet erg uitgebreid: er zijn nog enkele hiaten te bespeuren waar het onderzoek duidelijk te kort schiet. Het hiaat dat wij willen opvullen heeft te maken met het prestige van de brontaal. Deze factor wordt telkens wel vermeld als een van de redenen voor ontlening, maar er is een duidelijk gebrek aan empirisch bewijs voor hoe belangrijk dit nu juist is. Naast contactlinguïstiek, moeten we het onderwerp van deze masterproef dus ook bekijken tegen de achtergrond van sociolinguïstiek. Hier zijn we vooral geïnteresseerd in het opkomende onderzoek rond de verwerving van sociolinguïstische variatie bij jonge kinderen. Ook hier schiet het huidige onderzoek echter te kort door voornamelijk de focus te leggen op eentalige contexten, bijvoorbeeld hoe en wanneer Vlaamse kinderen dialecten leren onderscheiden. Onze wens is om dit onderzoek uit te breiden naar tweetalige contexten en te onderzoeken hoe het verwerven van prestige van een brontaal verloopt bij kinderen.

Om dit aan te pakken, zijn we naar een basisschool in hartje Vlaanderen getrokken. Een groep van 90 kinderen uit het Sancta Maria Instituut in Aarschot, Vlaams-Brabant, werd aan een matched-guise experiment onderworpen. Dit experiment houdt in dat de respondenten twee audiofragmenten te horen krijgen die door dezelfde persoon werden ingesproken maar wel in een andere taalvariëteit. We opteerden ervoor om met drie verschillende leeftijdsgroepen te werken (6-7 jarigen, 8-9 jarigen, 10-11 jarigen) om zo eventuele evoluties te kunnen bemerken in zowel de attitude als de perceptie van het Engels bij kinderen. Het experiment zelf bestond uit twee verschillende testen. Voor de afname, werden de proefpersonen twee filmpjes van eenzelfde superheld getoond. De twee superhelden waren qua uiterlijk, persoonlijkheid en omgeving identiek. Het enige verschil was namelijk de taal: de ene, Sterrenman, praat uitsluitend in het Nederlands, terwijl de andere, Star Man, Engelse woorden in zijn taalgebruik hanteert. Dat dit het enige verschil was tussen Sterrenman en Star Man is noodzakelijk voor de essentiële vraag die gesteld wordt in dit onderzoek, namelijk wat is de houding van kinderen tegenover het Engels? Immers, indien er meerdere verschillen waren geweest, zouden de resultaten niet waarheidsgetrouw zijn. De kinderen zouden in dit geval een superheld kunnen verkiezen op basis van uiterlijke kenmerken.

In een eerste deel, werd de attitude van de kinderen tegenover het Engels bevraagd aan de hand van de typische attitude-dimensies, solidariteit, status en dynamiek. Elke dimensie bestond uit enkele vragen, zoals bijvoorbeeld “Welke superheld vertrouw je het meest?” of “Welke superheld vind je het grappigst?” Naast de attitude van kinderen tegenover het Engels, stelden we ons ook de vraag hoe het met de kennis van het Engels gesteld is in de lagere school. De proefpersonen verkiezen misschien wel de Engelstalige superheld Star Man, maar impliceert dit ook dat de kinderen hem verstaan? Om dit te onderzoeken, hebben we een tweede test gecreëerd door de woorden die Star Man gebruikt in een Picture Action Naming Task te gieten. De kinderen kregen vier afbeeldingen te zien waarvan ze de correcte, in overeenkomst met het woord dat erboven stond, moesten aanduiden.

Met de verkregen resultaten uit deze twee onderzoeken, konden we enkele voorzichtige conclusies trekken. Ten eerste observeerden we dat, in het algemeen, de mixed guise (Nederlands-Engels) verkozen werd over de Nederlandse. Als we kijken naar de typische attitude-dimensies, bemerken we bovendien dat deze enkel een rol beginnen spelen in de oudste leeftijdsgroep (i.e. 10-11 jarigen). Bij de andere leeftijdsgroepen bemerkten we een minder gestructureerde beoordeling van de superhelden. Ten tweede merkten we op dat de kennis van de proefpersonen reeds erg hoog lag. Geen enkel kind behaalde een score lager dan 6 (op 14), en zelfs dit was een niet vaak voorkomend resultaat.

Tot slot werden deze beide resultaten aan elkaar gekoppeld om een eventuele correlatie tussen de attitude en de perceptie te onderzoeken. Is kennis van het Engels noodzakelijk om de Engelstalige superheld te verkiezen? Kozen zij die hoog scoorden op de Picture Action Naming Task sneller voor Star Man dan zij die een lagere score behaalden? Met de resultaten van het onderzoek, konden we uiteindelijk concluderen dat kennis van het Engels geen vereiste blijkt te zijn voor een positieve evaluatie van deze taal. De kinderen verbonden steeds prestige aan Engelse woorden, ongeacht of ze deze begrepen of niet. 

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Dr. Eline Zenner