Redenen voor de ongelijke hoeveelheid staatssteun binnen de EU

Willem
Rosseel

Mijn thesis geeft eerst een algemeen beeld over wat staatssteun in de Europese Unie (EU) inhoudt en hoe bepaald wordt wat er aan de definitie van staatssteun beantwoordt. Door het bestuderen van papers en het afnemen van interviews zocht deze thesis naar een antwoord op de vraag waarom er verschillen zijn in de hoeveelheid staatssteun die EU-lidstaten uitkeren.

Artikel 107 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie omschrijft wanneer staatssteun mag worden toegekend. Kort samengevat kan staatssteun gedefinieerd worden als een vorm van subsidies die de overheid uit kan keren om een bepaalde (economische) activiteit te ondersteunen. Vaak gaat het om steunmaatregelen aan activiteiten die zonder de steun niet zouden worden uitgevoerd. Het is belangrijk dat staatssteun de concurrentie binnen de EU niet verstoort, zodra dit het geval is, mag er in principe geen steun worden toegekend door de overheid van een land.

Voor elke steunmaatregel die een overheid wil uitoefenen dient er een aanvraag te gebeuren bij de Europese Commissie. Die moet dan analyseren of de steunmaatregel al dan niet interfereert met de interne markt binnen de Europese Unie, om deze al dan niet goed te keuren. Dergelijke analyse gebeurt slechts in een beperkt aantal gevallen. Gemiddeld 90% (variërend van land tot land) van de aanvragen valt onder de Algemene Groepsvrijstellingsverordeningen (AGVV, in de thesis General Block Exemption Regulations) en worden hierdoor niet in detail onderzocht. Hierdoor is er veel misbruik door de lidstaten en worden steunmaatregelen aangepast zodat ze aan de definitie van AGVV voldoen. Een groot aantal van de aanvragen is dus niet geheel volgens de regels en zou eigenlijk illegale steun omvatten. Omdat de Europese Commissie niet de mankracht bezit om alle aanvragen te onderzoeken, zijn er dus een aantal gevallen waarin onterecht steun wordt toegekend. Er dient hierbij wel te worden opgemerkt dat indien een illegale steunmaatregel aan het licht komt, hier sancties op worden gegeven. Landen die vaak de regels misbruiken, worden ook strenger bewaakt.

De aangifte van staatssteunmaatregelen gebeurt dus op basis van zelfrapportering door de lidstaten. Hierom komen niet alle cijfers overeen met de realiteit. De geïnterviewden voor deze thesis gaven aan dat de analyse van staatssteun verschillend is binnen en tussen landen. Zo is er bijvoorbeeld in Nederland en Denemarken één centraal orgaan die de analyse uitvoert voor alle staatssteunobjectieven (zoals cultuur, milieusteun, regionale steun en onderzoek en ontwikkeling). In België en andere lidstaten gebeuren de evaluaties voor de objectieven door verschillende departementen. Het ene departement is strikter in het naleven van de regels dan het andere en daardoor zijn er verschillen in de analyse. Verder is staatssteun ook politiek beïnvloed waardoor ministers soms de opdracht geven om staatssteun uit te keren, ook al wees de analyse uit dat dit illegale steun zou zijn omdat deze de concurrentie op de interne markt verstoort.

De verschillen in de analyse voor staatssteun en het feit dat sommige landen vaker de regels in hun voordeel gebruiken zijn hoe dan ook redenen dat er grote verschillen zijn in de hoeveelheden staatssteun. Het is namelijk zo dat de gegevens over staatssteun niet volledig zijn en verschillen van de realiteit. Dit zijn echter niet de enige redenen. Voorgaand onderzoek toonde ook aan dat sommige overheden meer middelen verspillen dan anderen. Sommige landen gaan sneller steun uitkeren dan anderen omdat ze dit nodig achten. Verder is het ook zo dat landen als Duitsland en het Verenigd Koninkrijk veel steun bieden aan hernieuwbare energie terwijl andere landen hier geen steun voor gebruiken. Dat laatste komt doordat deze landen nog niet zo ver staan in de ontwikkeling van de hernieuwbare energie. Sommige lidstaten zijn minder ver ontwikkeld en daarom verschillen de objectieven voor staatssteun. Deze thesis vond dat objectieven als milieusteun en steun aan landbouw een trend aangeven in het gebruik van staatssteun. Als deze objectieven meer gebruikt werden, was de ratio van staatssteun tegenover het bruto binnenlands product (bbp) over het algemeen hoger.

Analyse van de bestaande gegevens over staatssteun toonde ook aan dat overheden met meer middelen gemiddeld een lagere ratio hadden van staatssteun ten opzichte van hun bbp. Deze bevinding is contrasterend met voorgaand onderzoek, dat aantoonde dat overheden met veel middelen gemiddeld een hogere hoeveelheid subsidies hadden ten opzichte van hun bbp.

Vele redenen spelen een rol voor de verschillen in de ratio staatssteun ten opzichte van bbp. Economische groei en een mogelijke impact van bedrijven kunnen ook een rol spelen. Voor de totale hoeveelheid staatssteun zijn logischerwijs de grootte van een land en het aantal inwoners een belangrijke factor. Grotere landen en landen met meer inwoners hebben een hogere totale hoeveelheid staatssteun. Verder werd bevonden dat oude lidstaten (lidstaten van voor 2004) gemiddeld een hoger aantal staatssteun uitkeren dan landen die later lid werden (lid sinds 2004).

Het is duidelijk dat vele factoren een rol spelen in verschillen tussen de EU-lidstaten maar het is niet mogelijk om de exacte impact van elke reden hiervoor te achterhalen omdat de cijfers verschillen van de realiteit. Het ene land zal meer beïnvloed worden door de ene reden dan de ander en vice versa. Deze thesis zou kunnen dienen als basis voor toekomstig onderzoek.

 

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Promotor(en)
Prof. Dr. Christophe Crombez
Kernwoorden