De invloed van contextuele factoren op elektrische fietsen in woon-werkverkeer

Corneel
Casier

Elektrische fietsen verschijnen al enkele jaren steeds meer in ons dagelijks leven. We zien ze steeds vaker op straat, maar ook in kranten, magazines en reclame verschijnen ze regelmatig. Die toename in zichtbaarheid zien we duidelijk in sterk stijgende verkoopcijfers van deze vervoerswijze in België en in het buitenland (figuur 1). Vorig jaar was zelfs meer dan de helft van alle verkochte fietsen in België elektrisch. Die cijfers tonen aan dat een toenemend deel van de bevolking gebruik kan maken van deze duurzame vervoerswijze. Daarnaast zien we dat een groot deel van de werkende bevolking in Vlaanderen (ongeveer 60%) op een afstand van hun werk woont die met de elektrische fiets vlot kan worden overbrugd (tot +- 15 km). De combinatie van die twee factoren zorgt hierbij duidelijk dat elektrische fietsen een groot potentieel hebben in het woon-werkverkeer.

Figuur 1: Verkoopcijfers elektrische fietsen.

Beleidsmakers proberen de elektrische fiets in het woon-werkverkeer op dit moment sterk te stimuleren. Dat doen ze enerzijds door te investeren in fietsinfrastructuur, zoals bijvoorbeeld de verschillende fietssnelwegen die in aanbouw zijn. Deze zijn immers zeer aangenaam voor specifiek de snellere elektrische fietsers. Anderzijds probeert de overheid ook financiële prikkels te geven aan woon-werkfietsers, zoals de hoge fietskilometervergoeding in België en de verscheidene fiscale voordelen bij het leasen van elektrische fietsen door bedrijven.

Toch zien we dat het aantal elektrische fietsers nog steeds vrij beperkt is, zeker op het vlak van functionele verplaatsingen, zoals bijvoorbeeld om naar het werk of naar de winkel te gaan. Ongeveer 2,4% van alle woon-werkverplaatsingen gebeurt op dit moment met de elektrische fiets. Om een persoon te overtuigen met de elektrische fiets naar het werk te rijden, spelen veel verschillende randfactoren een rol. Informatie daarover is zeker nuttig. Op die manier kunnen er specifieke acties worden ondernomen om dat cijfer te laten toenemen en dienen bepaalde verwachtingen al dan niet aangepast worden.

Methode

Om de kennis over het verplaatsingsgedrag van elektrische fietsers te vergroten, onderzochten we in deze masterproef het effect van enkele randvariabelen op die specifieke groep van fietsers. Naast de twee genoemde componenten, fietsinfrastructuur en financiële tegemoetkoming, namen we nog enkele andere extra factoren mee in onze analyse. Deze gebruikte factoren zijn: de reistijd tussen woonplaats en werkgever, de weersomstandigheden, het type elektrische fiets, de aanwezigheid van douche - en beveiligde fietsparking op de werkplek. Samen beschrijven die zeven factoren zo realistisch mogelijk enkele facetten van een woon-werktrip met de elektrische fiets.

We gebruikten hier een stated preference analyse om het belang van die zeven factoren en de verhouding ertussen te onderzoeken. Deze onderzoekstechniek laat immers toe om te kijken waar respondenten werkelijk het meeste belang aan hechten en welke factoren in hun ogen mogelijk minder relevant zijn. Het voordeel van deze techniek is dat we de zogenaamde verborgen voorkeuren voor bepaalde factoren toch kunnen kwantificeren. De respondenten dienden in de enquête zestien keer te kiezen tussen twee verschillende scenario’s waarin ze, al dan niet hypothetisch, met een elektrische fiets naar het werk zouden rijden. Elk scenario beschreef op basis van de zeven genoemde factoren wat de randomstandigheden zijn van zo een trip (Figuur 2 toont voor een voorbeeld van zo’n vraag). De combinatie van alle keuzes van de 144 respondenten op die stated preference-vragen maakte het achteraf mogelijk voor ons om te bepalen welke omstandigheden hierbij echter het belangrijkst zijn en eveneens interessant voor beleidsmakers welke factoren juist het minst van belang zijn.

Figuur 2: Voorbeeld uit enquête.

Effect van randfactoren

Onze resultaten suggereren dat de aanwezigheid van fietsinfrastructuur en financiële stimulering een duidelijk positief effect hebben op de kans dat iemand met een elektrische fiets naar het werk rijdt. De inspanningen van beleidsmakers om hierin te investeren, hebben dus zeker positieve gevolgen op het reisgedrag van elektrische fietsers. Daarnaast zien we wel dat enkele andere factoren nog meer van belang zijn. Factoren zoals de weersomstandigheden, de reistijd en het type elektrische fiets hebben immers een groter effect dan infrastructuur en financiële stimulering. De factoren gerelateerd aan de werkplek hebben een beperkte (voor beveiligde parking) tot zeer kleine impact (voor douchefaciliteiten).

De analyse liet eveneens toe om meer in detail te zien hoe elk factor elektrisch fietsen positief of negatief beïnvloed. Zo hebben de aanwezigheid van een beveiligde parkeerplaats met mogelijkheid om de accu op te laden en in mindere mate een douche op de werkplek een positief effect op de kans om met een elektrische fiets naar het werk te gaan. Gelijkaardig hiermee hebben aangename weersomstandigheden, een korte triptijd, een reguliere elektrische fiets (ondersteuning tot 25 km/h) en een fietsroute op aparte fietspaden allen een positief effect. Het tegengestelde van de bovengenoemde tripomstandigheden; slecht weer (regen en wind), een lange triptijd, een speedelec (zeer snelle elektrische fietsen die ondersteuning geven tot 45 km/h) en een fietsroute op de autoweg hebben hierbij dan uiteraard een negatief effect op de kans om een elektrische fiets te gebruiken. Hieruit blijkt dat slechte weersomstandigheden, net zoals bij regulier fietsen, de belangrijkste factor zijn om niet met een elektrische fiets naar het werk te rijden.

Daarnaast zien we enkele kleine voorkeursverschillen op basis van demografische kenmerken van de respondenten. Zo tonen vrouwelijke respondenten een grotere interesse in elektrisch fietsen naar het werk dan mannelijke respondenten. Er is eveneens een verschil tussen eigenaars van een elektrische fiets en mensen zonder elektrische fiets. Zo zal de eerste groep een sterkere voorkeur hebben voor een reguliere elektrische fiets, de meesten bezitten immers dit type. Voor zij die geen elektrisch fiets hebben, is het type elektrische fiets beduidend minder van belang. Als we naar de verschillen op basis van leeftijd kijken, zien we dat oudere respondenten een grotere kans hebben om met elektrische fietsen naar het werk te gaan dan jongere respondenten. De voorkeuren van die laatste groep zijn voor de meeste randfactoren hierbij wel nog meer uitgesproken. Zo verkiezen beide groepen bijvoorbeeld aangename weersomstandigheden boven slechte, maar is die respectievelijk voorkeur (en afkeur), bij jongeren veel duidelijker zichtbaar in de resultaten.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Prof. Dr. Frank Witlox
Thema('s)