Strafwaardigheid van cyberpesten

Lara
schupp

Cyberpesten en het strafrecht

Op 13 december 2012 staat er een artikel in Het Laatste Nieuws over een meisje van 16 jaar uit Florida, Jessica Laney, dat zelfmoord pleegde nadat ze verschillende haatberichten via de website ask.fm kreeg toegestuurd.
Dit is slechts één voorbeeld van een geval van cyberpesten. Het is een fenomeen dat zich over heel de wereld voordoet. Door de toename van het internetgebruik is het een zeer actueel thema en er worden talloze studies gepubliceerd over de persoonlijke en maatschappelijke gevolgen, over de preventieve rol van sociale netwerken en over de rol van preventiecampagnes.

Dat cyberpesten veel voorkomt lijdt geen twijfel, maar hoe gaat men er strafrechtelijk mee om? Hoe worden deze pestkoppen strafrechtelijk aangepakt en is daar een specifieke strafwet voor nodig? De masterproef ‘Strafwaardigheid van cyberpesten’ tracht op basis van een grondige analyse antwoord te geven op deze vragen.
Cyberpesten kan gedefinieerd worden als “pesten door middel van informatica- en communicatietechnologie”. Het Belgische Strafwetboek kent het begrip ‘cyberpesten’ niet als apart misdrijf. Er bestaat nochtans wel een wet voor pesten op het werk en recent werd er een wetsvoorstel ingediend om gewoon pesten strafbaar te stellen. Tussen het klassieke pesten en cyberpesten bestaan tal van verschillen, waardoor slachtoffers deze laatste vaak als “erger” aanvoelen. Daarom rijst de vraag naar de strafrechtelijke aanpak van cyberpesten.

Het Strafwetboek bevat heel wat misdrijven die men op de meeste vormen van cyberpesten kan toepassen. Denk maar aan stalking, belediging of openbare zedenschennis. De tabel toepasbaarheid van bestaande strafwetten op cyberpesten geeft een overzicht van bruikbare misdrijven en geeft ook wat of men deze misdrijven rechtstreeks op het voorval kan toepassen of dat er een specifieke interpretatie door de rechter nodig is.
Uit de tabel blijkt dat er voor verschillende artikels een verdere interpretatie nodig is. Een veel gehanteerde techniek door rechters is de teleologische interpretatie, dat wil zeggen dat ze de strafwet interpreteren in het licht van het doel dat de wetgever voor ogen had bij het opstellen van de wet: waar dient de wet eigenlijk voor, wat moet het voorkomen of wat moet het net stimuleren?

Uit talloze arresten blijkt dat dat voor de meest relevante wetsartikelen voor cyberpesten, met name stalking, belediging, laster en eerroof, hacking, informaticasabotage, valsheid in informatica en openbare zedenschennis, een teleologische interpretatie bestaat. Zo oordelen rechters bijvoorbeeld dat het herhaaldelijk versturen van berichten op facebook het misdrijf stalking is. De rechtspraak aanvaardt dus de toepassing van stalking op het internet. De wetgever wou namelijk met deze wet zoveel mogelijk vormen van stalken omvatten.

Een van de belangrijkste pijlers van het strafrecht is het legaliteitsbeginsel. Dit wil zeggen dat er geen straffen of strafbaarstellingen mogen zijn die niet door of krachtens de wet werden opgelegd. Daarbij is het lex-certabeginsel zeer belangrijk. Strafbaarstellingen moeten duidelijk en nauwkeurig omschreven zijn zodat iedereen op voorhand kan weten welke handelingen bestraft kunnen worden. Maar de ruime interpretaties die rechters aan een misdrijf geven kunnen dit legaliteitsbeginsel in het gedrang brengen. Creëren ze zo geen misdrijven die niet in de wet voorzien werden?
Het Grondwettelijk Hof heeft vijf voorwaarden ontwikkeld om de legaliteit te beoordelen. Na een toetsing van de verschillende interpretaties aan de voorwaarden van het lex-certabeginsel, blijkt dat er zich geen problemen voordoen.

Deze situatie in België kan men vergelijken met de situatie in de Verenigde Staten. Daar is cyberpesten een zeer actueel debat en ook voor België is het relevant omdat de meeste websites, zoals facebook, opgericht werden in de Verenigde Staten. De meeste staten hebben een specifieke wet omtrent cyberpesten, maar die blijken niet altijd even gemakkelijk toe te passen. Daarom moeten veel slachtoffers terugvallen op het algemene recht, zodat de situatie vergelijkbaar is met België.

Dat cyberpesten strafbaar is, betekent niet dat de dader altijd een straf krijgt. De vrijheid van meningsuiting is een zeer belangrijk grondrecht in België. Wanneer iemand bijvoorbeeld een belediging post op het internet, is dat een mening. Dat wil echter niet zeggen dat de dader de vrijheid van meningsuiting kan inroepen. Soms kan de mening een misdrijf uitmaken, zoals laster en eerroof. Dan kan de dader zich niet beroepen op het grondrecht. In België bestaat ook het drukpersmisdrijf. Dit komt voor wanneer een persoon een idee of mening via de drukpers bekendmaakt. De rechtspraak is van mening dat dergelijk misdrijf ook via het internet kan, waardoor er veel kans is dat deze belediging een drukpersmisdrijf uitmaakt. Veelal zullen rechters het recht op vrije meningsuiting ook afwegen tegenover de grondrechten van het slachtoffer zoals het recht op eerbiediging van het privéleven.

In het huidige Belgische strafrecht zijn er wel degelijk voldoende mogelijkheden om een cyberdader te straffen, zodat er geen nood is aan een nieuwe specifieke  strafwet.
 

Download scriptie (1.47 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015