Tegen de stroom in? Horende ouders van dove kinderen die kiezen voor Vlaamse Gebarentaal.

Goedele
Debeerst

Gebaren met doof kind lijkt wel zwemmen tegen de stroom in

“Hoe belangrijk is het nu niet dat hij dat gebaar kent en dat ik dat gebaar ken om te weten wat mijn kind wilt zeggen tegen mij?” aldus een horende ouder van een doof kind.

Stel je voor dat de taal die voor je kind het meest toegankelijk is, niet je eigen (moeder)taal is en dat het bovendien een taal is waarvan niet iedereen het nut inziet. Als horende ouder Vlaamse Gebarentaal (VGT) gebruiken met je dove kind: is dat een noodzakelijke brug slaan tussen twee werelden of is het een brug te ver? Goedele Debeerst (KU Leuven) zocht het uit in haar masteronderzoek en ontdekte dat het voor horende ouders erg moeilijk is een keuze voor VGT ten volle in de praktijk te brengen. Ze stelde immers vast dat er in Vlaanderen (en elders) momenteel sprake is van twee tegenstrijdige evoluties t.o.v. doofheid en gebarentaal. Erg verwarrend voor ouders, zo blijkt.

De culturele betekenis van doof zijn maakt één evolutie uit: dove mensen vormen een taalkundige minderheidsgroep waarin gebarentaal en dovencultuur centraal staan. Recent is er sprake van meer maatschappelijke openheid en ondersteuning voor VGT. Denk aan de gebarentaaltolken op de VRT, een vast gegeven sinds december 2012. Ook de ruimere mogelijkheden voor dove kinderen om gebarentaaltolken in te zetten bij integratie in horende scholen werden vorig jaar nog ruim belicht in de media.

Daarnaast steekt echter ook een medisch-technologische evolutie de kop op die doofheid veeleer ziet als een beperking. Het stimuleren van het gehoor en de gesproken taalverwerving van dove kinderen m.b.v. technologische hulpmiddelen, zoals het cochleair implantaat (CI), staat voorop. Een negatieve houding t.o.v. gebarentaal is daarbij niet ongewoon.

Horende ouders krijgen eerst en vooral te maken met dat medische verhaal. Daardoor blijft VGT niet zelden buiten beeld. Naar een evenwichtig, volledig informatieaanbod inclusief gebarentaal moeten ouders nog steeds zelf op zoek. Zelfs nu de status van VGT sterk toeneemt, blijkt dat geen evidentie.

Debeerst trachtte d.m.v. diepte-interviews met ouders van maar liefst 11 jonge dove kinderen te achterhalen waarom en hoe sommige horende ouders toch een plaats (willen) geven aan VGT in de opvoeding van hun kind binnen de huidige, complexe context. Of: hoe kan je je kind leren zwemmen, als je zelf nog nooit in het water bent geweest?

Je moet kunnen communiceren met je kind

De ouders die bevraagd werden, kozen vooral voor VGT vanuit de motivatie dat het een verrijking is op communicatief en cultureel vlak. ‘Je moet kunnen communiceren met je kind’, aldus één van de ouders.

Jonge ouders zien het aanbieden van VGT dikwijls als een manier om hun kind alle mogelijke kansen te geven naar de toekomst toe. Ze bieden zowel Nederlands als Vlaamse Gebarentaal aan, en hebben vaak – hoewel lang niet altijd – aandacht voor de twee daarbij passende culturen. Een moeder getuigt: ‘Hij is al een buitenbeentje bij de horenden, omdat hij geïmplanteerd is. Ik wou niet dat hij ook nog eens een buitenbeentje was bij de doven.’

Hierbij moet opgemerkt worden dat ouders VGT eerder zien als louter een hulpmiddel: wanneer een CI of hoorapparaat niet gebruikt kan worden, zoals in bad of bij het slapengaan, of als een opstapje naar de verwerving van het Nederlands.

Nog veel struikelblokken

‘In het begin zag je dat hij heel gefrustreerd was, omdat hij zich niet verstaanbaar kon maken. Hij had geen taal, hij had geen gebaren, hij had niks.’ Al zien ouders de voordelen in van gebarentaal, kiezen voor VGT blijft moeilijk. Het dagelijkse leven in Vlaanderen en daarbuiten is erg gericht op het auditieve; de meeste mensen zijn nu eenmaal horend. Met het belang van gesproken taal moeten ouders dan ook rekening houden. Dove kinderen zullen immers veel tijd (moeten) doorbrengen in de horende maatschappij.

Ouders moeten bovendien al te vaak zelf op zoek naar informatie. Het aanbod dat er is, zoals cursussen VGT en activiteiten in dovenclubs, is overigens vaak onvoldoende afgestemd op deze doelgroep. De mogelijkheden voor ouders en hun dove kind om VGT te leren en nadien te onderhouden zijn momenteel ook nog erg beperkt. Als je je kind wilt leren zwemmen, maar als ouder amper de kans of de tijd krijgt om die vaardigheid eerst zelf te leren, maakt dat het er alleen maar moeilijker op.

Daarnaast worden de meeste dove kinderen geïmplanteerd, waardoor ze dikwijls beter kunnen leren spreken en horen (d.i. niet noodzakelijk hetzelfde als goed taal kunnen begrijpen). Dat geeft veel ouders de indruk dat een gebarentaal niet echt ‘nodig’ is; een idee dat vanuit medische hoek vaak aangemoedigd wordt.

Ouders willen en-en-verhaal

De verdeeldheid in de maatschappij creëert bij de ouders een dubbel gevoel. Ze ervaren het verrijkende karakter van VGT, maar voelen alsnog de druk van de buitenwereld waarin gesproken taal en horen de norm zijn, ook – in deze tijden van CI – voor dove kinderen. Die duale context beïnvloedt de manier waarop ouders hun keuze voor VGT uitwerken.

Die keuze wordt echter bemoeilijkt door een gebrek aan steun. Horende ouders ervaren op sociaal en talig vlak meestal weinig steun in hun horende omgeving, de school, de dovengemeenschap en de media. Probeer maar eens je hoofd boven water te houden, als er in de verste verte geen boei te bespeuren valt… Zelfs de overwegend positieve houding van de dovengemeenschap t.o.v. haar eigen visuele taal waarvoor ze decennialang heeft moeten vechten, geeft ouders soms een beklemmend gevoel in hun poging een evenwichtig taalaanbod te voorzien voor hun kind.

Debeerst besluit dat ouders wel degelijk dat evenwicht proberen te zoeken: ‘De meeste respondenten pleiten voor een en-en-verhaal waarin de gesproken en gebarentaal een gelijkwaardige rol toebedeeld krijgen. Toch is het geen evidente keuze.’ Een brug slaan tussen beide perspectieven op doofheid is prioritair.

Voor horende ouders van dove kinderen blijkt kiezen voor Vlaamse Gebarentaal aan te voelen als een sprong in het diepe. En al blijkt die sprong achteraf dikwijls de moeite waard, het zou fijn zijn moesten ouders niet steeds het gevoel hebben dat ze tegen de stroom in gaan.

Download scriptie (1.61 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014