Tot de kroon ons scheidt' De enscenering van koninklijke huwelijken binnen de Belgische monarchie, Albert & Elisabeth (1900) - Leopold & Astrid (1926)

Alexander
Verstraete

TOT DE KROON ONS SCHEIDT

DE ENSCENERING VAN KONINKLIJKE HUWELIJKEN BINNEN DE BELGISCHE MONARCHIE

ALBERT & ELISABETH (1900) – IEOPOLD EN ASTRID (1926)



Deze scriptie heb ik opgevat als een onderzoek naar de enscenering van koninklijke huwelijken binnen de Belgische monarchie. Meerbepaald heb ik een kritische analyse gemaakt van het huwelijk van prins Albert en Elisabeth, hertogin in Beieren (1900) en dat van hun zoon, prins Leopold met prinses Astrid van Zweden (1926). Eerder dan mij toe te leggen op diplomatieke of politieke beweegredenen achter deze verbintenissen, is het mij te doen geweest om het uiterlijke, het oppervlakkige, de schone schijn. Wie was het precies die meehielp aan de voorbereidingen en het goede verloop van de huwelijksplechtigheden? Hoe deed men dit? Hoe zat de hele orchestrering in mekaar? Welke symboliek werd erin verwerkt? Hoe verliep het ceremonieel? Welke handelingen stelde men? Welke betekenis hing daaraan vast? Welke gasten waren zoal aanwezig en welke juist niet? Het is door een antwoord te zoeken op deze vragen dat ik gepoogd heb om de enscenering van de huwelijken uit te spitten. Hier hield het verhaal geenszins mee op. Het was langs deze weg dat ik wilde achterhalen welke motieven de Belgische monarchie had naar de bevolking toe. Welk beeld wilde ze van zichzelf portretteren? Welk imago wilde ze ten toon spreiden? Hoe werd de (toekomstige) koning voorgesteld? In welke rollen werd de kroonprinses zoal geduwd? Ik heb ook proberen nagaan waar de beweegredenen van de prinsen vandaan kwamen.

Langs de andere kant, die van het gewone volk, heb ik een korte casestudy gemaakt van enkele tientallen gelukwensen die het Hof ontving naar aanleiding van de blijde gebeurtenissen. Ik heb ze beoordeeld vanuit verschillende perspectieven, waaronder ook dat van gender.

Doorheen deze scriptie heb ik steeds enkele theoretische concepten in het achterhoofd gehouden. Het betrof (1) het idee van het “dubbellichaam” van de koning van Ernst Kantorowicz,  (2) de verhouding tussen “public transcript” en “hidden transcript” zoals James Scott het voorgesteld heeft,  (3) de interessante theses van de Britse onderzoeker Michael Billig waarbij vooral de tegenstelling tussen sacralisering en banalisering een nuttige invalshoek was  en (4) het concept van de “invented traditions” zoals Eric Hobsbawm het opgevat heeft.

De bronnen die ik geraadpleegd heb waren vrij divers. Ik heb ze gevonden in een viertal archiefinstellingen in Brussel. Als eerste heb ik mij tot het Koninklijk Archief gewend waar een schat aan informatie voorhanden was. Hier vond ik een massa documenten variërend van de uitgebreide correspondentie tussen onder andere hofdignitarissen en politici, over officiële programma’s van de plechtigheden, uurroosters, kaarten en grondplannen, lijsten met genodigden, protocollaire regels, geschenken en zelfs menukaarten. Hier was kortom alles aanwezig over de organisatie van de huwelijken in grote lijnen. De dossiers bevatten ook talrijke krantenknipsels en andere media zoals tijdschriften uit de jaren 1900 en 1926. Deze verslagen vormden een handige kapstok om de rest van het bronnenmateriaal aan op te hangen. Heel nuttig was ook de privé-briefwisseling van leden van de koninklijke familie die ik er kon inkijken. Deze waren vooral interessant om hun “hidden transcript” te achterhalen.

Een tweede archiefinstelling die ik geraadpleegd heb, was het archief van de Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hier was veelal gelijkaardig bronnenmateriaal terug te vinden, behalve dan de egodocumenten van koninklijke actoren. Voor het overige ook hier een berg aan correspondentie die vooral van pas kwam om te achterhalen wat zich precies voordeed tijdens de plechtigheden in het buitenland. Beide prinsenparen vierden immers (gedeeltelijk) hun huwelijksplechtigheden in het land van de bruid. Belgische ambassadeurs e gezanten ter plekke maakten nauwkeurige verslagen op van de gebeurtenissen in Beieren en Zweden en stuurden die door naar het ministerie in België. Deze en andere bronnen waren terug te vinden in de dossiers en waren wegens hun aanvullende waarde cruciaal om het verhaal compleet te maken.

Gezien de vieringen en Blijde Intredes in België van de kersverse bruidsparen zich in eerste instantie voordeden in de hoofdstad Brussel, heb ik me vervolgens ook naar het stadsarchief aldaar begeven. Hier was in nog grotere mate detaillistische informatie te vinden over welke organisatorische maatregelen de stad Brussel zelf nam naar aanleiding van de huwelijken. Om nog meer informatie te kunnen halen uit krantenverslagen, heb ik ten slotte nog de Koninklijke Bibliotheek van België (de Albertina) geraadpleegd om verschillende exemplaren uit 1900 en 1926 in te kijken.



De waarde van het onderzoek ligt mijns inziens hoofdzakelijk hierin dat het de eerste keer is dat deze huwelijken op een kritische manier onder de loep genomen zijn. Vele bestaande literatuur is hoogst geromantiseerd of hagiografisch en met deze scriptie heb ik dan ook geprobeerd om voorbij de idylle en de mythevorming te kijken. Dit heeft aan het licht gebracht dat de Belgische koninklijke familie weldegelijk een façade optrok waarachter ze zich verschuilde. Naar de buitenwereld toe presenteerde ze zich als een harmonisch samenwerkend geheel in een liefdevolle omgeving vol hechte banden. Het is vooral met de komst van Albert en Elisabeth dat dit imago ten volle geïntroduceerd werd en daarom was hun huwelijk een soort breukpunt met het verleden. Zij legden zelf zoveel mogelijk de nadruk op het liefdesaspect van hun verbintenis, wat zich overigens in nog grotere mate voordeed in 1926 toen Elisabeth er persoonlijk op drukte dat Leopold en Astrid uit liefde, en enkel uit liefde, trouwden. Nochtans waren beide huwelijken, zowel dat van 1900 en 1926, zo goed als helemaal gearrangeerd of werden de kroonprinsen minstens sterk in een bepaalde richting geduwd. Dit neemt niet weg dat uit de bronnen duidelijk blijkt dat de bruidsparen alvast ten tijde van hun huwelijk stapelverliefd op mekaar geworden waren.

    Ze speelden allen hun rol op sublieme wijze. Ze toonden zich enerzijds van hun menselijke kant, om even later in chique toiletten weer te verschijnen als verheven sprookjesfiguren. Deze combinatie was erg succesvol en gaf de monarchie een nooit eerder geziene populariteit bij de bevolking. Er waren weldegelijk protesten in 1900 vanuit socialistische hoek, maar die waren nooit persoonlijk tegen Albert en Elisabeth gericht. Dissidente stemmen wilden eerder hun ongenoegen uiten omwille van bepaalde maatschappelijke thema’s en grepen de (media)aandacht die rond de gebeurtenissen hing, aan om hun punt duidelijk te maken. Uit de analyse van de gelukwensen is gebleken dat onder dit segment van de bevolking dat de monarchie een warm hart toedroeg, de mensen vaak in erg stereotiepe beelden dachten. Vooral de verhouding tussen man en vrouw was erg clichématig waarbij de prins telkens viriele, mannelijke eigenschappen toegeschreven en –gewenst werd; terwijl de prinses steeds geloofd werd omwille van schoonheid, bevalligheid en een groot hart waarin plaats was voor alle onderdanen. Soms werd ze zelf vergeleken met de Maagd Maria. Vooral Elisabeth viel deze eer te beurt.

    Het mag ook duidelijk wezen dat de media een ontzettend grote rol speelde in het verspreiden van het gewenste imago. Het Hof was zich daar bewust van en zeker in 1926 bespeelde het de pers dan ook in grote mate. Het waren journalisten die als eerste het nieuws van de verloving van Leopold en Astrid te horen kregen in een persconferentie. Reporters en fotografen kregen tijdens de plechtigheden steeds ruimschoots de gelegenheid om alles van op de eerste rij mee te maken. Na afloop werden ze door Albert en Elisabeth nog eens uitgenodigd en drukte de koning uitdrukkelijk zijn dankbaarheid uit tegenover de media omdat zij in grote mate verantwoordelijk waren voor het beeld van de monarchie dat uitgedragen werd.

    Met de huwelijken van 1900 en 1926 werd een nieuw elan gegeven aan de Belgische dynastie. Na een dieptepunt in de populariteit tijdens de regering van koning Leopold II, slaagden zijn opvolgers erin om het imago van de koninklijke familie een serieuze boost te geven. Hun totaal nieuwe aanpak, in grote mate afgekeken van het Britse koningshuis, heeft ontegensprekelijk vruchten afgeworpen. Uit de bronnen blijkt nochtans dat de mens achter de prinsen vaak helemaal niet zo tuk was op grote plechtigheden en publieke festiviteiten. Het feit dat ze er toch volledig aan deelnamen, bewijst eens te meer dat zij zich bewust waren van het belang van hun zichtbaarheid en hun imago. Zij hebben zich dan ook ingespannen om dit laatste zo ideaal mogelijk te maken en dat heeft hen in geen geval windeieren gelegd.



 

Download scriptie (4.33 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2008
Thema('s)