Traditioneel pesten versus cyberpesten onder jongeren: een vergelijkende analyse naar slachtofferschap, daderschap en gevolgen

Magali
Van Gampelaere

 

Traditioneel pesten versus cyberpesten onder jongeren

Hoewel pestgedrag zo oud is als de mensheid zelf, blijkt het nog steeds brandend actueel. Het laatste decennium is de manier waarop dit gedrag zich kan manifesteren immers aanzienlijk gewijzigd. Met de intrede van nieuwe sociale media en de gsm in de samenleving, kwamen namelijk nieuwe vormen van pesterijen tot uiting, die gevat worden onder de term cyberpesten. Uit deze vaststelling vloeit het centrale thema van deze thesis voort: het maken van een vergelijking tussen traditioneel pestgedrag in de ‘echte, fysieke wereld’ en cyberpesten via nieuwe communicatietechnologieën, met name het internet en de gsm. Deze studie vergelijkt traditioneel versus digitaal pesten onder jongeren op een aantal onderbelichte punten.

Doelstelling en concrete onderzoeksvragen

Concreet stelden we ons drie grote vragen bij deze patronen van daderschap en slachtofferschap. (1) Wat is de omvang van traditioneel pesten en cyberpesten, en onder welke vorm komt dit gedrag doorgaans tot uiting? (2) Zijn jongeren die in aanraking komen met cyberpesten ook vaker betrokken bij traditionele pesterijen? (3) Uit heel wat onderzoek blijkt dat traditionele manieren van pesten (zoals iemand slaan of sociaal uitsluiten) een negatieve impact hebben op het psychosociaal welzijn van slachtoffers. Hoe zit dat bij cyberpesten?

Werkwijze

Om deze vragen te beantwoorden hebben we een grootschalige enquête uitgevoerd onder leerlingen uit de tweede graad van het secundair onderwijs. De keuze voor deze groep vloeide voort uit twee aspecten. Enerzijds vormen de kanalen waarlangs cyberpesten plaatsvindt (m.n. het internet en de gsm) voor deze adolescenten essentiële communicatiemiddelen in hun sociaal leven. Anderzijds wijzen eerdere studies er op dat deze leeftijdscategorie regelmatig in aanraking komt met zowel traditionele als cyberpesterijen; en dit zowel als dader, maar ook als slachtoffer. Omwille van beperkingen in tijd en ruimte werd de steekproef beperkt tot de stad Gent. Iedere Gentse school die tweedegraads secundair onderwijs aanbiedt onder de vorm van ASO, TSO, BSO of KSO werd gecontacteerd. Uiteindelijk verleenden zes scholen hun medewerking aan dit onderzoek. De resultaten werden vervolgens geanalyseerd aan de hand van vergelijkende grafieken en tabellen.

Onderzoeksbevindingen

Uit de statistische analyses bleek dat slachtofferschap van traditioneel en cyberpesten een probleem vormt dat ook onder jongeren uit het Gentse frequent voorkomt. 40.8 % van de leerlingen uit onze steekproef was de afgelopen twaalf maanden immers betrokken bij traditioneel pesten: 14.5 % als slachtoffer; 16.7 % als dader; 9.6 % bleek zowel pester als slachtoffer. Traditioneel pesten kent bovendien een hogere graad van voorkomen dan cyberpesten, waarbij 36.2 % van de respondenten betrokkenheid rapporteerde: 17.8 % als slachtoffer; 3.9 % als dader; 14.5 % bleek zowel cyberpester als cyberslachtoffer. Opmerkelijk hierbij is dat slechts weinig ‘exclusieve’ daders betrokken zijn bij elektronisch pesten, vermits de meeste cyberpesters ook slachtofferschap rapporteren. Verder is van belang dat zowel in de echte als de virtuele wereld verbaal pestgedrag (iemand uitschelden of bedreigen) het meest voorkomende pesttype vormt. Globaal gezien worden meisjes zowel bij traditioneel als digitaal pesten vaker slachtoffer en zijn jongens vaker dader van pesterijen. Één van de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek betreft de vaststelling dat cyberpesterijen in het verlengde lijken te liggen van traditionele pesterijen. Een groot deel van de betrokkenen bij pestgedrag blijkt namelijk hun rol te behouden doorheen de ‘echte’ en de cyberwereld. Bijna drie kwart van de cyberpesters is immers eveneens traditioneel pester en meer dan de helft van de cyberslachtoffers heeft ook te lijden onder klassieke pesterijen. We mogen echter niet over het hoofd zien dat deze bevindingen er eveneens op wijzen dat een belangrijk deel van de jongeren enkel betrokken is bij één van beide pesttypes.

Geregeld wordt gesuggereerd dat slachtoffers van traditioneel pestgedrag uit wraak zouden overgaan tot cyberpesterijen. Dit onderzoek vond echter geen ondersteuning voor deze hypothese. Wel integendeel: slachtoffers van traditioneel pesten zijn beduidend minder vaak cyberpester dan hun leeftijdsgenoten.

We onderzochten eveneens de potentiële gevolgen waartoe slachtofferschap van pestgedrag aanleiding kan geven. Hieruit bleek dat slachtoffers van traditionele pesterijen significant vaker depressief en angstig zijn dan hun niet gepeste leeftijdsgenoten. Daarnaast hebben zij ook een lager zelfbeeld dan niet gepeste jongeren en meer uitgesproken negatieve verwachtingen ten opzichte van zichzelf en de toekomst. In tegenstelling tot wat soms beweerd wordt, blijkt de impact uitgaande van cyberpesterijen echter niet groter dan deze van traditionele pesterijen. Cyberslachtoffers vertonen namelijk een gelijkaardige mate van depressiviteit en negatieve toekomstverwachtingen als traditionele slachtoffers. De impact van cyberslachtofferschap op angstgevoelens en zelfbeeld bleek zelfs iets kleiner dan bij traditioneel slachtofferschap. Niettemin benadrukken we dat ook cyberslachtoffers beduidend meer angst en een lager zelfbeeld vertonen dan hun leeftijdsgenoten die niet te lijden hebben onder cyberpesterijen.

Naast de nodige zorgen voor de slachtoffers, dient ook aandacht uit te gaan naar jongeren die pesten. Wat betreft traditionele pesterijen vertonen jongeren die zowel pesten als zelf gepest worden immers nog meer angst, depressieve gevoelens en een lager zelfbeeld dan zij die enkel gepest worden. Ook bij cyberpesten ervaren jongeren die zowel pesten als gepest worden de grootste mate van angst en depressiviteit. Adolescenten die enkel pesten (en dus niet zelf gepest worden) vormen zowel bij traditioneel als elektronisch pesten de groep met de minste emotionele problemen, hoewel ze vaker angstig en depressief zijn dan leeftijdsgenoten die noch pester noch slachtoffer zijn.

Conclusie

Samenvattend blijkt uit onze studie dat cyberpesten voor heel wat jongeren in het verlengde ligt van pesterijen in de ‘echte, fysieke wereld’. Interventie- en preventieprogramma’s inzake cyberpesten dienen dan ook niet enkel gericht te zijn op pesten in de virtuele wereld, maar worden beter geïntegreerd in programma’s die ook aandacht hebben voor traditioneel pesten. Jongeren moeten via traditionele kanalen en nieuwe sociale media hulp kunnen krijgen. Een gecombineerde aanpak is noodzakelijk vermits beide pestvormen niet los van elkaar opereren. Het belang van dergelijke programma’s wordt ondersteund door de vaststelling dat beide vormen van pestgedrag een negatieve impact op de emotionele en sociale ontwikkeling van adolescenten kunnen hebben.

Download scriptie (1.43 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2012
Promotor(en)
Prof. Dr. Pauwels Lieven
Thema('s)