Afval dumpen in het anonieme

Kobe
Tilley

"Ofwel zijn er gemeentelijke grenzen en dan slikken de gemeenten hun eigen vuil; ofwel schaft men de gemeenten af en dan hebben wij er niets tegen dat Drongen een vuilnisbelt wordt ten dienste van het gemeenschappelijk Belgisch belang, op voorwaarde dat men de bevolking van uw en onze gemeenten eerst op een comfortabele wijze laat vertrekken."

Het verzet van het Aktiekomitee Leefmilieu Landegem–Merendree was niet min, toen Drongen, Destelbergen en Sint-Amandsberg in 1972 een stortplaats openden in de Poekstraat in Drongen. Wanneer een vuilnisbelt in Destelbergen verzadigd dreigde te geraken, moesten Sint-Amandsberg en Destelbergen op zoek naar een nieuwe locatie om hun huishoudelijk afval te kunnen dumpen. Zo’n plek vonden ze uiteindelijk aan de andere kant van Gent, maar niet zonder kritiek: 

Wat is tenslotte heden ten dage meer waard: een nog vrij ongeschonden natuurgebied of een industrie-rijp gebied? Of zijt u bezig het natuurgebied in kwestie te ‘promoveren’ door het eerst te verpesten? Het zou de eerste keer niet zijn.

Vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw deden nieuwe grondstoffen hun intrede in Vlaanderen. Plastics en andere kunststoffen werden in steeds meer producten verwerkt. De consumptiemaatschappij, zoals wij deze vandaag de dag kennen, vond daar haar oorsprong. Maar wat gebeurde met het nieuwe afval dat deze grondstoffen veroorzaakten? Hoe gingen steden, en meer bepaald de agglomeratie Gent, om met deze nieuwe afvalstromen? Waar kon het stedelijk afval naartoe?

Verzet tegen afval

De stedelijke zone rond Gent tussen de jaren 1960 en 1980 vormt de locatie van mijn scriptie. Het bestudeerde gebied strekt zich uit van grofweg Zelzate tot Merelbeke, van Drongen tot Kalken. Binnen deze regio heb ik bestudeerd hoe er ruimtelijk werd omgegaan met huishoudelijk afval, waar dit naartoe ging en hoe maatschappelijke veranderingen de omgang met afval op zijn kop zetten. 

Sinds omstreeks 1970 kwam duurzaamheid, zoals we er vandaag naar kijken, steeds meer op de agenda te staan. Verschillende grote milieurampen deden de moderne milieubewegingen ontstaan. Vaak ontstonden deze vanuit lokaal verzet tegen vervuiling, inclusief gedumpt afval. Afval storten was immers nog steeds de meest voorkomende manier om van afval af te geraken. Het verzet van de nieuwe bewegingen tegen stortplaatsen maakte het vinden van ruimte voor afval niet eenvoudig. Daarbij komt het gegeven dat er ook steeds meer en meer afval geproduceerd werd. Waar kon Gent nog met haar afval heen?

De brede geografische afbakening: een overzichtskaart met locaties van afvalverwerking rond Gent. Op basis van kaart ‘Map Belgium in 1969’, NGI © IGN 2018, https://xyz.michelstuyts.be/. (Oppuurs: Kobe Tilley, 2020).

 

Een stad als levend organisme – een organisch groeiend monster

Gent is in deze masterproef benaderd als een 'stedelijk metabolisme'. Een stad wordt binnen dat concept voorgesteld als een levend organisme. Zo’n ‘organisme’ bestaat uit verschillende stromen die de stad ‘binnenvloeien’: energie, water, mensen, voedsel. Maar ook reststromen maken deel uit van het stedelijk metabolisme: de afvalstroom groeit alsmaar verder aan en zoekt een weg naar buiten. Een weg zo ver mogelijk van de stad vandaan. 

Eens dat afval de kernstad uit is, zoekt het nieuwe oorden op. Aanvankelijk werd het afval vanuit Gent nog naar de buurgemeenten gevoerd, maar dat bleef niet duren. Eens het Gentse stadsbestuur in haar agglomeratie op muren (van afval) botste, moest ze op zoek naar andere oplossingen. Gent vond deze oplossingen in een state of the art-composteringsinstallatie voor al haar stedelijk, huishoudelijk afval. Van sorteren was immers nog geen sprake.             

De veranderende aard van het afval deed geleidelijk de compostinstallatie op haar grenzen botsen. Meer en meer afval kon niet langer worden gecomposteerd en moest alsnog op vuilnisbelten worden gedumpt. Dergelijke stortplaatsen waren echter moeilijker te vinden. De omliggende gemeenten waar Gent eerder nog met haar afval terecht kon, stootten namelijk op dezelfde uitdaging: een steeds verder groeiende stroom van afval.

Dit is het punt waarop ik afval in mijn scriptie als onderdeel van een (stedelijke) ‘frontier’ bekijk. Binnen die frontier – in essentie een (uitbreidende) ruimtelijke zone waarbinnen spanningen ontstaan én waarbinnen er naar oplossingen voor die spanningen wordt gezocht – vormt stedelijk afval het onderwerp. Afval als onderdeel van het organisch groeiend monster, dat de stedelijke frontier is. Het stedelijk afval verspreidde zich gestaag verder op ruimtelijk vlak en deed steeds meer spanningen ontstaan. Onrust die zich op verschillende vlakken liet voelen: politiek, sociaal, ecologisch, maar ook op ruimtelijk niveau.

Het talud van de voormalige stortplaats in de Poekstraat, Drongen. Het afval is er letterlijk in de anonimiteit terecht gekomen. Zonder de voorgeschiedenis van deze site te kennen, valt alleen de plotse verhoging in het terrein op. Geen spoor verwijst nog naar het verleden van deze percelen als stortplaats.  (Drongen: Kobe Tilley, 2020).

 

Leren uit het verleden?

Maar waarom afval uit de jaren 1960 – 1980 vanuit een ruimtelijk oogpunt onderzoeken? Zoals de Covid-19 crisis, de klimaatcrisis of de biodiversiteitscrisis ons tonen, is ruimte – en zeker hier in Vlaanderen – altijd een strijdpunt tussen verschillende gebruikers geweest. Dit was vroeger niet anders. 

De Vlaamse afvalcrisis uit mijn onderzoeksperiode is nog niet eerder, gericht, onderzocht geweest en zeker niet vanuit historisch-ruimtelijk oogpunt. Net nu we in onze hedendaagse maatschappij een groter belang hechten aan een goed beheer van onze ruimte, toont de geschiedenis de weg van waar we komen. Het verleden leert ons bijvoorbeeld dat 0,65% van Vlaanderen in het ‘moderne verleden’ als stortplaats is gebruikt. Wat we vandaag de dag elders als wanbeheer op vlak van afval zien, was hier eerder ook het geval. Net zoals afval in de oceanen nu weerstand oproept, kwamen buurtbewoners vijftig jaar geleden ook in opstand tegen de verontreiniging van hun achtertuin. 

De ruimtelijke concepten als het metabolisme of een stedelijke frontier werden verbonden met de maatschappelijke veranderingen toen. Hieruit is vooral gebleken dat bijvoorbeeld de opkomst van duurzaamheid zoals we het vandaag kennen, niet alleen voortkwam vanuit een mentaliteitsverandering. De strijd tegen vervuiling was ook een ruimtelijke strijd. Een strijd tussen verschillende groepen die allemaal hun stukje van Vlaanderen opeisten. Tegelijk was de strijd tegen afval ook geen louter voorbeeld van ‘Not In My Backyard-protest.’ Samen met de strijd tegen afval in de eigen achtertuin ontstonden ook noties van milieubewustzijn. De aanpak van de afvalcrisis was vijftig jaar geleden zeker niet eenduidig. Net zoals het streven naar een duurzamere maatschappij dat vandaag de dag ook niet is. 

 

Maar hoe je het ook draait of keert, duurzaamheid is de toekomst. Laten we het verleden leren kennen en kijken vanwaar we komen. Om te streven naar een toekomst waarin deze donkere zijde van het verleden zich niet herhaalt. 

Download scriptie (3.01 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
prof. dr. Christophe Verbruggen, dr. Robrecht Declercq
Thema('s)