Het hobbelige pad van leprapatiënt naar modelburger in Belgisch-Congo

Felix
Deckx

image-20211003172438-1

Wanneer de jonge Belgische dokter Michel Lechat in 1956 de Mississippi afvaarde, dwaalden zijn gedachten af naar de Congostroom. Hoe mooi zou het niet zijn als ook daar de wilde dieren enkel nog voorkwamen in reservaten? Hoe mooi zou het niet zijn als de gediplomeerde Congolezen langs de oever per motor naar hun werk reden? Hoe mooi zou het niet zijn als dankzij waterkrachtcentrales iedereen thuis over elektriciteit beschikte? Lechats droom was een Westers en zogenaamd “geciviliseerd” Belgisch-Congo. Hierbij zag hij een grote rol weggelegd voor ‘Iyonda’, de leprozerie langs de Congostroom waarvan hij directeur was. Dat een Belgische koloniaal zo over Congo sprak, was niet ongewoon. Wat wel ongewoon was, is dat Lechat zijn leprozerie een grote rol zag spelen in die “civilisatie” van de kolonie. Waren leprozerieën in de jaren vijftig dan geen gevangenissen meer, waar leprapatiënten in afzondering afwachtten tot de ziekte hen fataal werd? En bestonden leprozerieën in de jaren vijftig überhaupt nog?

 

Sulfonen en het vermeende einde van leprozerieën

Sinds de tijd van Pater Damiaan in Molokai onderging de lepraverzorging een grote metamorfose. Wanneer Lechat in 1953 in Iyonda toekwam, bestond er al enkele jaren een revolutionair nieuwe therapie tegen de ziekte. Middels de sulfonenbehandeling slaagden artsen erin lepra voor het eerst ook effectief te genezen. Gedaan waren de tijden van pijnlijke injecties met natuurlijke oliën. Gedaan waren ook de tijden dat de ziekte optisch verdwenen leek, maar later even ongenadig terugkeerde. Daarbovenop kende de lepraverzorging rond 1950 nog een andere omwenteling. Wetenschappers ontdekten dat lepra in de meeste gevallen image-20211003172438-2maar weinig besmettelijk was.

afbeelding 24

Uitdeling van sulfonen in Iyonda (Collectie KADOC)

Deze nieuwe ontwikkelingen deden de Belgische overheid de lepraverzorging in haar kolonie heroriënteren. Begin jaren vijftig werden een honderdtal kleine leprozerieën omgedoopt tot ‘Regionale behandelingscentra’. Hun personeel moest voortaan de weinig besmettelijke leprapatiënten uit de omliggende regio’s aan huis verzorgen. In de leprozerieën zelf woonden enkel nog de patiënten die echt niet meer zelfstandig konden leven. Omdat hun aantal vanwege de nieuwe behandeling niet verder steeg, doofden deze ‘Regionale behandelingscentra’ stilaan uit. Hierdoor ontstond de idee dat leprozerieën in de jaren vijftig hun bestaansreden verloren.

 

De medische wedergeboorte van leprozerieën

Voor de meeste Afrikaanse kolonies was de kous hiermee af, maar Belgisch-Congo ging verder. De Belgische kolonie presenteerde zich immers graag als “modelkolonie”, met de gezondheidszorg voor Congolezen als kers op de koloniale taart. Naast de ‘Regionale behandelingscentra’ vormde ze haar tien grootste leprozerieën om tot ‘Georganiseerde isolatiecentra’. Hierbij hoorden ook Iyonda en haar zusterleprozerie Lombolombo. Hun doelpubliek bestond vooral uit die tien procent wel ‘besmettelijke’ –en voor de overheid dus ‘gevaarlijke’– leprapatiënten.

Iyonda en Lombolombo kregen een groot en medisch geschoold personeelsbestand. Een Belgische dokter leidde de instellingen en werd hierin bijgestaan door Belgische verpleegsters en Congolese hulpverplegers. Typisch voor die tijd en plaats, stonden Belgen er hiërarchisch boven Congolezen en mannen boven vrouwen. Naast het simpelweg toedienen van de sulfonen, was wetenschappelijk onderzoek één van de hoofdtaken van de ‘Georganiseerde isolatiecentra’. Door hun grote patiëntenpopulatie waren het ideale plaatsen om de nieuwe behandeling verder op punt te stellen. Lechat leidde in Iyonda zo verschillende internationaal erkende onderzoeken, die soms ook ten koste van ‘zijn’ patiënten verliepen. In 1958 testte de dokter zo een “revolutionaire” zalf die een farmareus hem toezond, maar waarvan achteraf image-20211003172438-3bleek dat ze voor zware misselijkheid zorgde.

afbeelding 25

Dokter Lechat, hulpverpleger Augustin Litumba en een leprapatiënt poseren in Iyonda’s operatiekamer (Privécollectie Edith Lechat-Dasnoy).

Desondanks kunnen Iyonda en Lombolombo niet zomaar gelijkgesteld worden met andere Westerse medische instellingen. De Congolese geneeskunde bleef er immers altijd achter de schermen aanwezig. Iyonda’s Congolese hulpverplegers opperden bijvoorbeeld de idee een schildwacht tegen ziekmakende geesten aan te nemen. Bovendien liet de medische infrastructuur vaak te wensen over. Lombolombo’s hoofdgebouw had zo midden jaren vijftig nog een dak van palmbladeren.

 

De sociale wedergeboorte van leprozerieën

Het belangrijkste gevolg van de sulfonenbehandeling was het nieuwe rehabilitatieprogramma dat het katholieke Iyonda en Lombolombo opzetten. In plaats van de leprapatiënten voor te bereiden op het leven na de dood, moest het missionaire personeel hen voortaan voorbereiden op een leven na lepra. Onder het mom van “sociale actie” lieten ze de patiënten kennismaken met ‘the Belgian way of life’. In de ‘Foyer Social’ leerden vrouwen “een goede echtgenote” worden, althans naar Belgische en katholieke normen uit de jaren vijftig. Ze leerden breien, naaien, koken en Maria vereren. Op de koop toe kregen ze een cursus binnenhuisinrichting mee. De mannen werden dan weer aangespoord om te werken in loondienst in een Belgisch aandoende schrijnwerkerij of steenbakkerij. “Echte” mannen moesten immers fysieke arbeid verrichten en bij voorkeur buitenshuis werken. Ook aan de zieke kinderen op de leprozerie werd gedacht. De Belgische staf stelde voor hen een dagvullend programma samen. Aangekleed in hun Europees schooluniform leerden ze lezen, rekenen en katholieke godsdienst.

afbeelding 26

Vrouwen poseren al breiend voor Iyonda's 'Foyer Social' (Collectie KADOC).

afbeelding 28

Congolese arbeiders poseren in de schrijnwerkerij van Iyonda (Collectie KADOC). 

Iyonda en Lombolombo maken duidelijk dat lang niet alle leprozerieën met de komst van de sulfonen ten dode opgeschreven stonden. Grotere leprozerieën herrezen als feniksen uit hun as en bleven nog de hele koloniale periode bestaan. In plaats van gevangenissen voor besmettelijke en ongeneesbare zieken, werden het leerscholen voor het leven. De rehabilitatieprogramma’s vormden de patiënten om tot vrome katholieken, kundige arbeiders en loyale onderdanen. Na hun genezing waren ze als “geciviliseerde” Congolezen klaar om het modelpad te bewandelen dat de staf van de leprozerieën voor hen had uitgestippeld.

Op het einde van zijn leven vroeg dokter Lechat zich af hoe het toch kon dat hij als jonge arts volmondig meewerkte aan dat koloniale “civilisatieoffensief”, terwijl hij wist dat er van alles fout zat. Hij dacht aan de droom die hij koesterde toen hij een halve eeuw eerder de Mississippi afvoer en schreef in zijn memoires: “We waren loyaal aan onze instelling, onze partij, onze firma. We konden het toch niet maken te werken voor een slecht draaiende firma?

Download scriptie (3.56 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
prof. dr. Katelijne Wils en drs. Maarten Langhendries
Thema('s)