“De meisje woont in de sjikke huis”: Afwijkend gebruik van lidwoorden in ‘Citétaal’ en ‘Marokkaans Nederlands’

Evelien
Van den Branden

“De meisje woont in de sjikke huis”

Afwijkend gebruik van lidwoorden in ‘Citétaal’ en ‘Marokkaans Nederlands’

 

Wie kent ze niet? Groepjes Limburgse jongeren die in steden als Genk woorden als sjtijl, sjik of die meisje doen weerklinken of jongeren van Marokkaanse afkomst die zich door hun typisch taalgebruik van andere Nederlandstaligen onderscheiden? Wat beide taalvariëteiten (Genkse Citétaal en Marokkaans Nederlands) met elkaar gemeenschappelijk hebben, is het veelvuldig gebruik van het lidwoord de: ‘de meisje’, ‘de paard’, ‘de huis’. Dat wordt in de ogen van vele taalpuristen en onderwijzers als een bedreiging van het correcte Standaardnederlands gezien. Door een onvolledige verwerving van het Nederlands zouden allochtone jongeren niet in staat zijn om het juiste lidwoord te gebruiken. Maar klopt dat wel? Spelen sociale factoren niet eerder een rol? Of gebruiken allochtone jongeren niet gewoon een ander systeem bij lidwoordtoekenning?  

 

Wat u moet weten om deze kwestie te begrijpen, is dat het Standaardnederlands over twee lidwoorden (de en het) en een grammaticaal genussysteem beschikt. Dat betekent dat het woordgeslacht van het overgrote deel van de Nederlandse zelfstandige naamwoorden grammaticaal bepaald is, zonder enige motivering. Het is ‘de tafel’ en ‘de stoel’, maar ‘het bord’ en ‘het mes’. Gewoon daarom. Het lidwoord de wordt gebruikt voor woorden die mannelijk (‘de stoel’) of vrouwelijk (‘de tafel’) zijn en het lidwoord het voor onzijdige woorden (‘het mes’, ‘het bord’). ‘Eenvoudig’ zou u zeggen, maar niets is minder waar. Taalkundig onderzoek heeft immers aangetoond dat steeds meer (autochtone) Nederlanders de tendens vertonen om de keuze van het woordgeslacht wél te motiveren, en dat op semantische basis. Bij voornaamwoorden blijkt die tendens bovendien het meest zichtbaar. Zo zullen Nederlanders vaker “Het meisje staat op het perron. Ze wacht op de trein” zeggen, dan dat ze in het tweede deel van de zin “Het wacht op de trein” vermelden. ‘Logisch’, hoor ik u weer denken, maar net daar wringt het schoentje. Die eerste zin (met het voornaamwoord ze) strookt namelijk niet met het grammaticale systeem. Het is ‘het meisje’, dus in principe moet er het staan. Waarom verkiezen sprekers dan ze? Omdat een meisje een vrouwelijk individu is en ze ernaar willen verwijzen met een vrouwelijk woord. Semantische motivering dus. Ook Vlamingen zouden er bij voornaamwoorden handig gebruik van maken, terwijl zij – in tegenstelling tot hun Nederlandse bovenburen – veel minder geneigd zijn om het semantische systeem ook op lidwoorden toe te passen. ‘Het meisje’, en niet ‘de meisje’.  

 

Tot zover de theorie. Maar hoe zit het nu met het gebruik van lidwoorden in Citétaal en Marokkaans Nederlands? Om een antwoord te krijgen op die vraag doorzochten we in eerste instantie chatgesprekken van Marokkaans-Nederlandse jongeren, evenals spontane interacties tussen Limburgse allochtone jongeren op het lidwoordgebruik bij een honderdtal zelfstandige naamwoorden. Die woorden werden op voorhand geselecteerd en varieerden van concrete individuen (zoals meisje, vader) tot abstracte begrippen (zoals verdriet, zand of pijn). De lidwoordkeuze van de allochtone jongeren werd vervolgens vergeleken met de keuzes die Nederlandse en Vlaamse sprekers op autochtone chatkanalen maakten. De onderzoeksresultaten logen er niet om:  allochtone sprekers blijken inderdaad veel vaker een niet-grammaticaal lidwoord te gebruiken dan autochtone sprekers. In het bijzonder valt daarbij de veralgemening van het lidwoord de op. De Marokkaans-Nederlandse jongeren gebruikten in chatconversaties bijvoorbeeld zeer vaak de constructies ‘de meisje’ (63,61%), ‘de schaap’ (89,23%) of ‘de konijn’ (96,55%). De aanwezigheid van een semantisch lidwoordsysteem in beide etnolecten was daarentegen minder duidelijk vast te stellen. Voor wie zo’n semantisch systeem nog niet helemaal doorheeft: concrete individuen, dieren of voorwerpen (zoals meisje, paard, boek) lokken het gebruik van de uit, terwijl er bij abstractere begrippen (zoals verdriet, water of zand) eerder een veralgemening van het optreedt. Uit het onderzoek bleek dat er zich bij concrete individuen inderdaad een sterke tendens tot gebruik van de voordoet, terwijl de lichte tendens tot gebruik van het bij abstracte begrippen moeilijk veralgemeend kon worden. Kortom: geen duidelijke bevestiging van een alternatief lidwoordsysteem in etnolecten.  

 

Waarom dan die veralgemening van het lidwoord de? Gewoon omdat het leuk klinkt? Of omdat allochtone sprekers zelfs op late leeftijd het Nederlandse lidwoordsysteem nog niet onder de knie hebben? Aan de hand van een tweede onderzoek gingen we na in welke mate allochtone sprekers moeilijkheden ervaren met de verwerving van lidwoorden. In drie Limburgse scholen werden 60 kinderen (7-8 jaar), 14 jongeren (14 jaar) en 13 jongvolwassenen (18-21 jaar) van allochtone afkomst ondervraagd door middel van een schriftelijke taaltest. De scores van die test wezen uit dat allochtone sprekers inderdaad relatief veel fouten maken tegen de Nederlandse lidwoorden: de gemiddelde score bedroeg ‘slechts’ 65%. Bovendien werd snel duidelijk dat de kinderen (59%) opmerkelijk lager scoorden dan de jongeren (82,9%) en de jongvolwassenen (83,3%). De factor taalverwerving lijkt dus voornamelijk bij kinderen een cruciale rol te spelen: de Nederlandse lidwoorden onder de knie krijgen vraagt tijd en oefening.

 

Maar is er u verder niets opgevallen aan de scores van de jongeren (en jongvolwassenen)? Vindt u ze niet opvallend hoog in vergelijking met de vele niet-grammaticale constructies uit het eerste onderzoek? Zeker de resultaten van het woord ‘meisje’ trekken de aandacht. Wanneer allochtone jongeren tijdens informele conversaties slechts in een kleine 30% van de gevallen ‘het meisje’ zeggen, scoren ze voor dat woord wel gemiddeld 93% op de taaltest. Idem voor woorden als ‘zusje’, ‘konijn’ of ‘brood’. De hoge scores voor die woorden zijn des te opmerkelijker als we weten dat de allochtone jongeren net door het gebruik van zulke constructies als typische sprekers van Citétaal of Marokkaans Nederlands bestempeld worden. Het lijkt er dus op dat allochtone jongeren in een formele taaltest wel ‘weten’ dat bepaalde woorden het lidwoord het nemen, maar dat ze in informele omstandigheden (al dan niet bewust) het lidwoord de verkiezen. Omdat het gemakkelijker is? Omdat ze zo hun groepslidmaatschap willen benadrukken? Stof tot nadenken dus.  

 

En zo laten we de jongeren maar rustig verder praten. Dat er tegenwoordig een handige app bestaat om in een handomdraai het juiste lidwoord op te zoeken, daar hebben we het een andere keer wel eens over.  

Download scriptie (1.73 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
prof. dr. Stefania Marzo