Verplichte inburgering in Vlaanderen.

Ellen
Raes

Artikel:

‘Ontstaan en evolutie van de verplichte inburgering in Vlaanderen’

 

Inburgering is een wederzijds onderhandelingsproces. Nieuwkomers die naar Vlaanderen komen, worden verondersteld om een aantal basiswaarden en normen aan te nemen. Dit is het kader, waarover niet meer onderhandeld kan worden. Aan de andere kant moet de ontvangende samenleving deze nieuwkomers aanvaarden als volwaardige en actieve burgers. De overheid zorgt ervoor dat er voldoende middelen worden voorzien om elke nieuwkomer een inburgeringstraject te kunnen aanbieden. Wanneer dit het geval is, kan de overheid de nieuwkomers verplichten om zich in te burgeren. Het inburgeringstraject bestaat uit een primair en een secundair traject. Het primaire traject speelt zich af op het onthaalbureau dat financieel volledig afhankelijk van de Vlaamse overheid en ook door haar erkend wordt. In dit traject krijgen de nieuwkomers maatschappelijke oriëntatie, Nederlands, loopbaanoriëntatie en trajectbegeleiding aangeboden. Na het primaire traject dat maximum één jaar duurt, wordt de nieuwkomer doorverwezen naar het secundaire traject. Dit wordt georganiseerd door reguliere voorzieningen, afhankelijk van het toekomstperspectief van de nieuwkomer.

Nieuwkomers die nog geen jaar in Vlaanderen verblijven hebben recht op een inburgeringstraject. Een aantal onder hen is verplicht om zich in te burgeren. Deze mensen zijn: gezinsherenigers en –vormers, erkende vluchtelingen, ontvankelijk verklaarde vluchtelingen en geregulariseerden.

De gemeente werd in het inburgeringsdecreet verantwoordelijk gesteld om de nieuwkomers die zich inschrijven in de gemeenten in te lichten en door te verwijzen naar het onthaalbureau. Zij stuurt ook een lijst met namen door van nieuwkomers die zich de voorbije maand kwamen vestigen in de gemeente. Nog een taak van de gemeente is brieven versturen naar nieuwkomers om hen op de hoogte te brengen van hun recht of plicht om zich in te burgeren bij een onthaalbureau.

Als mensen verplicht worden om iets te doen, hangt er ook een sanctie aan vast om dit gedrag te kunnen afdwingen als overheid. Bij verplichte inburgering koos het parlement voor een strafrechtelijke sanctie maar die blijkt, een jaar nadat het decreet in werking trad, niet te werken. Het kabinet van Marino Keulen zoekt naar een oplossing om dit te verhelpen. Het aantal nieuwkomers dat de overheid kan verplichten om zich in te burgeren bedraagt maar 10%. Het kabinet Keulen werkt eraan om deze doelgroep te verruimen.

 

Vanaf 1999 werd inburgering voor de eerste maal ingeschreven in het regeerakkoord. Daardoor gaf de regering van P. Dewael aan dat zij aan dit thema wenste te werken. De opeenvolgende succesresultaten van het Vlaams Belang tijdens de verkiezingen waren hiertoe de aanleiding. Zij speelden vooral op één thema, de vreemdelingen. De overheid moest dit thema behandelen in een poging het Vlaams Belang af te remmen. De eerste minister die inburgering onder haar hoede kreeg, was Mieke Vogels. Na interne problemen bij Agalev door de federale verkiezingen van 2003 nam M. Vogels ontslag en werd Adelheid Byttebier bevoegd voor inburgering. Onder het ministerschap van M. Vogels werd het inburgeringsdecreet geschreven en goedgekeurd in de kamer, dit vond plaats op 28 februari 2003. A. Byttebier zorgde ervoor dat het decreet uitwerking kreeg in de praktijk op 1 april 2004. Na de Vlaamse verkiezingen van 2004 werd er een minister van inburgering aangesteld. Dit was en is de VLD’er Marino Keulen.

 

Het inburgeringsdecreet werd met ‘vereende krachten’ geschreven. Het Vlaams Minderheden Centrum werd herhaaldelijk door M. Vogels aangesproken wanneer het decreet werd geschreven, omdat zij over veel expertise beschikten. Nadien heeft het Centrum amendementen op het decreet geformuleerd in de hoop dat parlementsleden ervan gebruik zouden maken bij het formuleren van hun amendementen. Ook andere organisaties voorzagen het ontwerp van decreet al dan niet verplicht van amendementen. Dit waren de Sociaal Economische Raad Vlaanderen, de Vlaamse Onderwijsraad, de Raad van State en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Sommige van hun adviezen werden gehoord, andere niet. Op 12 maart 2004 volgde er het Besluit van de Vlaamse regering betreffende het Vlaamse Inburgeringsbeleid. Hierin stond de concrete uitwerking van het decreet in de praktijk. Inburgering werd verplicht voor een bepaalde doelgroep van nieuwkomers. Dit is de verplichte doelgroep, maar is ook een groep van nieuwkomers die rechthebbende is. De gemeente diende een taak op te nemen door nieuwkomers in te lichten over inburgering en hen door te verwijzen naar het onthaalbureau.

 

Tijdens de parlementaire debatten werd de verplichting in het decreet ingeschreven. De parlementleden gingen ervan uit dat elke nieuwkomer die naar Vlaanderen komt, verplicht zou worden om zich in te burgeren. Achteraf bleek dit niet zo te zijn. Nieuwkomers die een onderdaan van een land dat lid is van de Europese Economische Ruimte, kunnen niet verplicht worden om zich in te burgeren. Ook onderdanen van een aantal andere landen kunnen niet verplicht worden om een inburgeringstraject te volgen, omdat België met hen een verdrag gesloten heeft waardoor deze onderdanen geen extra voorwaarden kunnen worden opgelegd om hier economisch actief te zijn. Mensen die trouwen met een Belg vallen ook niet onder de verplichten. Dit is onafhankelijk aan het feit of de partner een genaturaliseerd Belg is of niet. Tijdens de stemming van het decreet in het parlement stemden de coalitiepartijen SP.a, de toenmalige VU, VLD en het toenmalige Agalev voor. De CD&V onthield zich en het toenmalig Vlaams Blok stemde tegen. De coalitiepartijen van toen vonden en vinden het inburgeringsdecreet een sterk en goed decreet. Dit geldt ook voor de organisaties die onder het decreet vallen. De CD&V vond en vindt het decreet te vaag. Er staat niet duidelijk in wie verplicht wordt om zich in te burgeren en zij zijn ervan overtuigd dat nieuwkomers die trouwen met een Belg wel verplicht kunnen worden om zich in te burgeren. Hiervoor zal er wel overleg nodig zijn met de Federale regering. Dit wil zeggen dat ook de Walen akkoord zullen moeten gaan, maar dat is twijfelachtig. Het Vlaams Belang vindt dat het decreet niet ver genoeg gaat. Zij hebben zelf een volledig idee van hoe zij het in de praktijk zien, maar dit sluit niet aan bij het huidige beleid.

 

Er is nog veel werk aan de winkel bij de overheid om alles vlot te laten verlopen. De financiële middelen groeien jaarlijks, in een tijd waar alle andere departementen moeten besparen. Het is een heel belangrijk thema voor de regering, waar alle regeringspartijen achter staan.

 

Raes Ellen

Thesis: Verplichte inburgering in Vlaanderen

 

Download scriptie (679.48 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2005