Vleesconsumptie en vegafobie

Els
Van Doorslaer

Er wordt wel eens gezegd dat het moeilijkste aan een vegetarisch eetpatroon niet de voeding zelf is, maar omgaan met reacties uit de sociale omgeving. Kreeg je als vegetariër al eens een negatieve reactie van een vleeseter? Grote kans dat hij vegafoob is. Vega-wat? Vegafoben hebben een afkeer tegenover mensen die géén vlees eten. Sociologe Els Van Doorslaer schreef er haar thesis over. Zij onderzocht vleesconsumptie en vegafobie onder begeleiding van professor Frédéric Vandermoere (Universiteit Antwerpen). Hiervoor werd dankbaar gebruikt gemaakt van cijfermateriaal van EVA vzw. Els en haar mentor kunnen je alvast verzekeren dat een thesis schrijven op een vegetarisch dieet uitstekend gaat.

Uit het onderzoek blijkt dat vleeseters voornamelijk mannelijk en lager geschoold zijn terwijl niet-vleeseters voornamelijk vrouwelijk en hoogopgeleid zijn. Bijna de helft van de Belgische vleeseters scoort eerder hoog op een vegafobie-schaal. Met een vegetarisch gezinslid of vriend, en op de hoogte zijn van de campagne Donderdag Veggiedag van EVA vzw, ligt de vleesconsumptie en mate van vegafobie echter een stuk lager.

VLEESCONSUMPTIE

Vleesconsumptie heeft een belangrijk aandeel in onze ecologische voetafdruk. Uit het Milieurapport Vlaanderen (2010) blijkt dat voeding voor maar liefst 44 % verantwoordelijk is voor de ecologische voetafdruk. De invraagstelling van vleesconsumptie is onder andere opgekomen vanuit de milieu- en dierenrechtenbewegingen. Bij deze laatste zijn bijvoorbeeld de boeken van Peter Singer (Animal Liberation - Dierenbevrijding) en Jonathan Safran Foer (Eating Animals – Dieren eten) de moeite waard om te lezen.

Ondanks de bewustwording van vleesconsumptie eten nog veel mensen vlees. De Britse onderzoeker Jared Piazza onderzocht de motieven van vleeseters en stelde een ‘vleesparadox’ vast. Daarmee bedoelt hij dat velen enerzijds wel graag vlees eten, maar anderzijds ook graag dieren zien en hen niet willen (laten) doden. Piazza ontwikkelde een model ‘The 4 N’s’ dat als rechtvaardiging voor vleesconsumptie wordt gebruikt. Vlees eten wordt daarbij gezien als natural, normal, necessary en nice. Of in het Nederlands: ‘natuurlijk’ omdat het is vastgelegd in onze biologie, ‘normaal’ omdat de meerderheid vlees eet, ‘noodzakelijk’ om te overleven, en ‘genotsvol’ omwille van de smaak.

We onderzochten welke motieven vleeseters aanhalen om wél vlees te eten. Deze motieven bekeken we binnen de groeiende bewustwording en invraagstelling van vleesconsumptie. De resultaten uit het onderzoek komen gedeeltelijk overeen met ‘The 4 N’s’. De belangrijkste beweegredenen van vleeseters om wél vlees te eten zijn: de smaak van vlees, onvoldoende vegetarische alternatieven en vervangproducten, geen interesse in vegetarisch eten en de prijs.

VLEESETERS VERSUS NIET-VLEESETERS

Wat zijn de verschillen tussen vleeseters en niet-vleeseters? Vleeseters zijn vaker mannelijk en lager geschoold. Niet-vleeseters (flexitariërs, vegetariërs en veganisten) zijn daarentegen vaker vrouwelijk en hoger geschoold. Er wordt opmerkelijk minder vlees gegeten wanneer een ander gezinslid vegetariër is. In mindere mate is dit ook het geval met een vegetariër in de vriendenkring of de ruimere familie. Je gezin, vriendenkring en familie bepalen dus mee je eetpatroon. Net zoals ook jij een invloed kan uitoefenen op het eetpatroon van anderen. Tot slot blijkt ook op de hoogte zijn van de campagne Donderdag Veggiedag gepaard te gaan met een daling van de vleesconsumptie.

VEGAFOBIE

Het begrip vegafobie werd geïntroduceerd door de Britse onderzoekers Cole en Morgan. Zij vonden dat 75 % van de onderzochte krantenartikels veganisten negatief afschilderden. Er is nog niet veel onderzoek verricht naar vegafobie. Wel blijkt dat voornamelijk mannen vegafobe opmerkingen maken. Dus ja, het cliché van de lastige nonkel die je op het familiefeest uitlacht of zelfs vernedert omdat je geen vlees eet, heeft een wetenschappelijke basis.

Om dit beter te begrijpen is het zinvol even stil te staan bij de meting van vegafobie. Op basis van een aantal stellingen werd een schaal over vegafobie ontworpen waarbij respondenten aangaven in welke mate ze hiermee akkoord waren. Enkele voorbeelden van deze uitspraken zijn ‘Ik vind mensen die geen vlees en vis eten raar’ en ‘Ik zou het niet oké vinden als mijn kinderen vegetarisch willen eten’.

Wie is hoog vegafoob? Bij de Belgische vleeseters scoort 43 % eerder hoog op vegafobie. Dit zijn voornamelijk mensen die ouder dan 30 jaar zijn, mannelijk en lager geschoold. De sociale omgeving kan een grote rol spelen om vegafobie te verlagen. Vooral een vegetariër in het gezin is daarbij belangrijk, een vegetarische vriend ook maar in iets mindere mate. Daarnaast blijkt ook de campagne Donderdag Veggiedag een effect te hebben. Op de hoogte zijn van deze actie gaat gepaard met een significante daling in de mate van vegafobie.

 

Uit het onderzoek blijkt dat vleeseters (vaak mannelijk en laaggeschoold) en niet-vleeseters (vaak vrouwelijk en hooggeschoold) duidelijk van elkaar verschillen. Daarnaast is een groot deel van de vleeseters vegafoob. Dit is problematisch op de weg naar een duurzame samenleving waarbij onze vleesconsumptie drastisch verlaagd moet worden. Dus beste niet-vleeseters: wees lief voor (vegafobe) vleeseters en ben je bewust van de positieve invloed die je kan hebben als vegetarisch gezinslid of vriend.

Download scriptie (1.23 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Prof. dr. Frédéric Vandermoere