Bezet België, Somalië aan de Schelde?

Giselle
Nath

De Eerste Wereldoorlog roept spontaan het beeld op van modderige loopgraven. Achter en naast het front leverde de Belgische burgerbevolking echter een vergeten strijd tegen de honger. Met dank aan de Verenigde Staten, die de eerste grootschalige food relief operation ooit coördineerden. Twee lokale studies illustreren nu in welk sociaal mijnenveld dit gebeurde.


Dorstlessende druppels op een hete plaat.

Toen België in 1914 werd bezet, reageerden de geallieerde machten met een economische blokkade. België importeerde op dat moment reeds 80% van zijn voedselbehoeften. De Duitsers begonnen meteen met opeisingen, die vanaf eind 1916 absurde en totalitaire proporties aannamen.
De gevolgen laten zich raden. In 1917 stond zowat 90% procent van de Belgen in ellenlange wachtrijen voor wat brood en soep. Veel stedelingen kookten aardappelschillen en zagen hun kinderen aftakelen door infectieziekten. De werkloosheid ten gevolge van bezetting en handelsembargo, steeg dramatisch. En de Belgische burgerij? Die voelde vooral angst voor de hongerige en potentieel gevaarlijke massa. Enkele Brusselaars uit de haute finance spraken hun contacten in Amerika aan. Zo ontstond het Comité National de Secours et d’Alimentation (CNSA), een privatehulporganisatie die algauw als schaduwregering van België functioneerde. Amerikaanse schepen met spek en bonen werden over de oceaan vervoerd. Het hiërarchisch georganiseerde CNSA zorgde voor de verdeling ter plekke.

Tot zover de geschiedenisles. Want deze noodsituatie zorgde voor ongeziene sociale spanningen. Onder invloed van denkers als James Scott en Michel Foucault hebben historici tegenwoordig veel meer aandacht voor het dagelijks leven als een machtsarena. Toch bestaan er nog weinig lokale studies over de Eerste Wereldoorlog die niet de stemmen van pastoors of notabelen napraten. Historica Giselle Nath confronteerde de “officiële” bronnen van politie en bestuur met informatie uit volksliedjes, spotprenten, dagboeken en kranten. Zowel voor het plattelandsdorp Aartrijke als voor de stad Gent werd zo voor het eerst een sociale geschiedenis van voedselschaarste geschreven. Dit is geen uniform verhaal over “de kleine man”. Naargelang we kijken naar man of vrouw, burger, boer of arbeider, krijgen we telkens een andere oorlog te zien.

Voedselhulp als populariteitscampagne.

De voedselhulp was gepolitiseerde en inefficiënt. De Belgen aan de top konden het niet verkroppen dat de Amerikanen met het prestige gingen lopen. In Gent waren niet minder dan acht verschillende groeperingen bezig met noodhulp. Deze populariteitscampagnes ontaardden vaak in een nachtmerrie.Er was gewoon niet genoeg voedsel en de bevolking was uiterst kritisch.
Lokale machthebbers wilden met de uitdelingen vooral een eigen agenda verwezenlijken. In Aartrijke bezegelde een rijke brouwerszoon de sociale klim van zijn familie door leider van het voedselcomité en – na 1918 –  gemeenteraadslid te worden.


CNSA-medewerkers klaagden de wisselende regels en de onrechtvaardige gevolgen daarvan aan bij hun oversten. Het amateurisme was schrijnend. Het dagboek van een lokaal comitélid sprak over de voedselverdeling alsof het om kerstcadeautjes ging. Graan dat voor mensen bedoeld was, ging naar de veestapel van rijkere boeren. Dit soort interne documenten zijn trouwens unieke vondsten. Ook andere historici moesten vaststellen dat het archief van het CNSA opzettelijk lijkt te zijn verstild.

Vrouwen nemen het heft in handen.

In Gent hielden werkloze arbeiders en verarmende burgerij elkaars voedselconsumptie scherp in de gaten. In de krant Vooruit verschenen iedere dag woedende lezersbrieven. Iedereen, zelfs de populaire socialist Edward Anseele, werd beschuldigd van woeker en achterbaks gedrag. Complottheorieën circuleerden.

Terwijl historici in “normale” tijden vaak met een vergrootglas moeten zoeken naar de acties van vrouwen, toonde deze groep zich plots erg mondig. Nu de mannen waren opgeëist of vertrokken, verdedigden de vrouwen het recht op welzijn met hand en tand. Exclusief vrouwelijke wijkdelegaties onderhandelden op het stadhuis. In juni 1916 manifesteerden arbeidersvrouwen verschillende dagen door de Gentse binnenstad om grotere rantsoenen te eisen. Ze incasseerden rake klappen van de Duitsers, maar de rantsoenen werden verhoogd. In 1918 werden de vrouwen voor hun vele opofferingen echter niet beloond met het stemrecht.

Een kleine guerilla

De sociale strijd werd ook verdoken uitgevochten. Zo dwong een niet aflatende roddelcampagne het Aartrijkse voedselcomité tot ontslag. Voortaan zetelden ook enkele arbeiders mee.
De dorpelingen gebruikten religie om hun eisen te vertalen. Toen de rantsoenen schaarser werden, kreeg de comitévoorzitter te horen dat Jezus op een boerderij was verschenen en het uitdelen van “e stuite brood” tot morele plicht uitriep. Uiteraard deden gezagsdragers de verschijningen af als “slechts” naïef bijgeloof.

Vanaf 1916 werd in Aartrijke haast elke dag voedsel gestolen bij de boeren, tot hele koeien toe. Ook hier was niet alles wat het lijkt. Sommige landarbeiders zullen inderdaad hun werkgevers hebben beroofd. Maar de boeren verzonnen ook diefstallen die ze dan aangaven bij het Duitse bestuur. Zo ontsnapten ze aan opeisingen en kon het voedsel duur verkocht worden op de zwarte markt. Ten slotte waren er veel Duitse soldaten ingekwartierd in de gemeente. Ook hun rantsoenen lieten te wensen over. Arbeiders van Belgische en Duitse origine smokkelden gezamenlijk en saboteerden zo het bezettingsregime. Door honger en gebrek vervaagden de nationalistische breuklijnen. Dit was geen kwestie van collaboratie door Belgen, maar van oorlogsmoeheid bij Duitsers. Materieel gebrek vernietigde uiteindelijk de legitimiteit van de oorlog.

Heden en verleden.

De vergelijking tussen bezet België en de hongersnood in de hoorn van Afrika loopt, zoals alle vergelijkingen, wel ergens mank. Maar de parallellen zijn toch interessant. Voedselhulp staat niet los van lokale machtsstructuren. Daar kunnen we maar beter aan wennen in plaats van te jammeren over het “falen” van ngo’s.
Bovendien was België anno 1914 een land vol sociale ongelijkheid, wat de liefdadigheidsacties zeker heeft gekleurd en bemoeilijkt.
Het was ten slotte ook geen toeval dat de opkomende VS zo massaal wilden mobiliseren voor Poor Little Belgium, toen de vijfde economische macht ter wereld. Populair prestige en economische invloed gingen samen. Kenia, Somalië en Ethiopië horen vandaag bij de armste landen ter wereld. De geschiedenis herhaalt zichzelf, maar steeds in een andere context.

Download scriptie (3.97 MB)
Winnaar Scriptieprijs
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2011
Promotor(en)
Prof. dr. Gita Deneckere, Dr. Antoon Vrints