When one language niet genoeg is

Luz Maria
Sanchez

Deze  studie bootste natuurlijke tweetalige spraak na en testte zo twee verschillende groepen tweetaligen om na te gaan hoe moeilijk (of makkelijk) overschakelen is van de ene taal op de andere in een gesprek, zogenaamd taalswitchen. De resultaten doen vermoeden dat het gebruik van minder artificiële experimenten de gesuggereerde cognitieve inspanning door taalswitchen kan verminderen.

languages around the world

Iedereen die af en toe in Brussel wandelt, heeft vast wel eens zo'n gesprek gehoord: "Welke tram nemen we?" "Die daar! Celui qui arrive !" Tweetaligen hebben het bijzondere vermogen om zonder veel moeite, binnen één en hetzelfde gesprek tussen talen te switchen. Niet alleen die zeldzame individuen die tweetalig opgroeiden, maar ook diegenen die later Engels of Frans leerden op school kunnen dit. Tweetaligen veranderen van taal omdat ze een woord in de beoogde taal zijn vergeten, om grappig te zijn of om iets te benadrukken ... De redenen zijn eindeloos. Vreemd genoeg blijkt uit eerder onderzoek vaak dat het overschakelen op een andere taal een cognitieve inspanning vraagt, hoewel tweetaligen vaak overschakelen naar een andere taal en dit moeiteloos lijken te doen.

 

De meeste studies naar taalswitchen gebruiken experimenten waarin de deelnemers een reeks afbeeldingen bekijken. Op basis van een visuele aanwijzing, bijvoorbeeld een afgesproken kleur rond de afbeelding, vragen de experimenten de deelnemers deze afbeeldingen in de ene of de andere taal te benoemen. Dit is om twee redenen problematisch. Ten eerste taalswitchen tweetaligen niet enkel door externe factoren (bijvoorbeeld een aansluitende gesprekspartner die de initiële taal niet spreekt) maar switchen ze ook door interne factoren (niet op een woord komen in de beoogde taal bijvoorbeeld). Om de kritiek op zulke reeksen afbeeldingen als experiment te staven, testten meerdere onderzoekers wat gebeurt als je deelnemers vraagt om naar hun eigen gevoel te taalswitchen. Ondanks maar een handvol studies dit testten, tonen de meeste, maar niet allemaal, dat een cognitieve switch cost bestaat, een slechtere prestatie treedt op wanneer een deelnemer taalswitcht. Het tweede punt van kritiek betreft studies naar zowel vrijwillig taalswitchen als niet-vrijwillig: tweetaligen benoemen niet vaak een willekeurige lijst van alleenstaande ongerelateerde objecten terwijl ze van taal wisselen. Mensen spreken meestal in zinnen om een boodschap over te brengen. Op basis van deze kritiek onderzochten verschillende studies taalswitchen in de context van zinnen in plaats van ongerelateerde woorden. Sommige, maar wederom niet alle, van deze studies tonen aan dat de switch cost vermindert in de context van zinnen.

 

            Maar wat als studies tweetaligen testen in de context van vrijwillig taalswitchen én in een zinscontext? Zouden de resultaten verschillen van voorgaande studies? Zouden ze hetzelfde zijn voor verschillende groepen tweetaligen? Om een antwoord te vinden op voornoemde vragen testte deze studie een groep Spaans-Engelse en een tweede groep Arabisch-Engelse tweetaligen. Terwijl de studie Spaans-Engelse tweetaligen zowel testte op vrijwillig taalswitchen als niet-vrijwillig, testte ze de Arabisch-Engelse tweetaligen enkel op vrijwillig taalswitchen. Een netwerkbeschrijvingstaak (zie onderstaande afbeelding) deed de sprekers in zinnen spreken (cf. Declerck et al., 2017, 2020). Deelnemers beschreven de weg die een rode stip aflegt van de ene afbeelding naar de volgende via rechte, gebogen of diagonale lijnen (bv. "De rode stip gaat over een rechte lijn naar de spin".) Tijdens dit experiment naar vrijwillig taalswitchen, beschreven tweetaligen het traject in een taal naar keuze. In het experiment naar niet-vrijwillig taalswitchen daarentegen (enkel met Spaans-Engelse tweetaligen), lichtte een gekleurd kader op rond elke route van de rode stip om de deelnemers aan te geven welke taal ze moesten gebruiken voor de volgende zin.  

           image-20211002192939-1

Deze studie meette de switch cost aan de hand van geannoteerde stopwoorden of pauzevullers, zoals euhm. Een eerste bevinding was te verwachten. Het experiment naar niet-vrijwillig taalswitchen met Spaans-Engelse tweetaligen, legde een switch cost bloot. In hun experiment naar vrijwillig taalswitchen, was deze switch cost daarentegen enkel merkbaar wanneer deelnemers overschakelden naar hun tweede taal. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar studies naar taalswitchen ondervonden vaak dat sprekers, wanneer ze spreken in hun tweede taal, meer moeite hebben om terug te switchen naar de dominante taal, de taal waarin sprekers zich het makkelijkst uitdrukken. Sprekers drukken zich in het algemeen vaker uit in de dominante taal. Deze dominante taal bedwingen, wanneer sprekers zich uitdrukken in hun tweede taal, vraagt hen dus een grotere inspanning dan hun tweede taal te onderdrukken wanneer ze spreken in de dominante taal. Terug switchen naar de dominante taal, nadat sprekers praatten in hun tweede taal en deze eerst onderdrukten, vraagt dus meer moeite omdat sprekers meer inhibitie of onderdrukking moeten overwinnen.

 

Een tweede, eerder onverwachte, bevinding was het uitblijven van een switch cost tijdens het experiment naar vrijwillig taalswitchen bij Arabisch-Engelse tweetaligen. De switch cost was immers wel merkbaar tijdens het eerdere experiment naar zowel vrijwillige als niet-vrijwillige taalswitchen bij Spaans-Engelse tweetaligen. Daarom kan de onbestaande switch cost bij Arabisch-Engelse tweetaligen niet enkel te wijten zijn aan de veranderde context waarbij de deelnemers zich uitdrukken in volzinnen. Gezien eerdere experimenten waarbij deelnemers individuele afbeeldingen vrijwillig benoemden, de switch cost wel meestal waarnamen, was de vrijwilligheid evenmin de enige factor. De verklaring is waarschijnlijk eerder een combinatie van beide. Hoe het verschil tussen de Spaans-Engelse en Arabisch-Engelse tweetaligen verklaren? Beide groepen kregen dezelfde taak en instructies. Beide hadden ook een vergelijkbare Engelse taalvaardigheid. Deze parameters mochten niet leiden tot een verschillend resultaat. Verklaart de verschillende linguïstische achtergrond het verschil tussen beide groepen? Arabisch-Engelse tweetaligen zijn vertrouwd met taalswitchen. Ze wisselen dagelijks vaak tussen standaardtaal en dialect. In sommige gevallen zijn deze net zo verschillend als Nederlands en Duits. Het is aannemelijk dat Arabisch-Engelse tweetaligen hun taal beter beheersten doordat ze vaker taalswitchen. De cognitieve inspanning is daardoor zo goed als onbestaande, in tegenstelling tot Spaans-Engelse tweetaligen, die minder vaak tussen talen en dialecten switchen.

 

De studie testte een experimentele opstelling die een stap dichter kwam bij een realistisch tweetalig gesprek en ontdekte dat taalswitchen tijdens experimenten minder cognitieve inspanningen vraagt als de experimentele situatie dichter aanleunt bij het dagelijkse leven. Zouden andere tweetaligen en sprekers van een dialect vergelijkbare resultaten halen? Die vraag is verder onderzoek waard.

Download scriptie (3.04 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Mathieu Declerck