Vreemde tranen - Rouwbegeleiding van Turkse cliënten bij Slachtofferhulp

Inge
Vanderhaeghe

Vreemde tranen

 

Hoe kunnen we multicultureel samen leven? Altijd wel stof tot debat. Ik wil het daarentegen even hebben over hoe we samen kunnen sterven. Staat u er ooit wel eens bij stil dat we op een dag allemaal moeten sterven? Allemaal, zonder onderscheid in afkomst, religie, ras of geslacht? En dat er daarbij altijd mensen achter blijven die rouwen?

 

Hoe we afscheid nemen van onze doden en ons verdriet daarover een plaats geven, is zeer individueel, maar wordt tegelijk ook sterk cultureel bepaald. U bent wellicht het meest vertrouwd met kerkelijke begrafenissen en vrijzinnige afscheidsrituelen die eigen zijn aan de Vlaamse cultuur. Sommigen onder ons hebben heel uitgesproken ideeën over wat er de nabestaanden allemaal te doen staat eens de tijd van sterven gekomen is. Maar stelt u zich nu eens voor dat u niet meer in België leeft. U bent geëmigreerd naar een ander land waar men geen christelijke of vrijzinnige ideeën aanhangt. Daar gaat u sterven, en u hebt al jaren lang de innige wens om gecremeerd te worden of uw lichaam af te staan aan de wetenschap. Misschien wenst u een klassieke eucharistieviering of een unieke uitvaart met zelfgekozen muziek en teksten. Hoe het ook zij, stelt u zich voor dat het uitvoeren van uw laatste wensen onmogelijk gemaakt wordt door de wetgeving in uw nieuwe woonplaats. Tja, dan hebt u twee opties. Of u laat uw wensen varen en past zich aan de plaatselijke gewoonten aan, of u laat uw lichaam terugbrengen naar uw oorspronkelijke thuisland om alsnog op gewenste wijze het aardse leven te verlaten.

 

Wat u zich net hebt voorgesteld, is voor veel medebewoners van ons land een realiteit. Het is u misschien minder bekend, maar het debat over ‘samen sterven’ wordt wel degelijk gevoerd. In ons democratisch Europa zou het immers ondenkbaar zijn om niet in discussie te gaan over etnisch-culturele minderheden als het op iets essentieels als de dood aankomt. Ter illustratie daarvan wil ik hier het sterven in moslimgemeenschappen even aanhalen, omdat deze groep in Europa zo sterk vertegenwoordigd is.

 

Natuurlijk zijn er ook bij moslims veel individuele verschillen in het emotioneel omgaan met het verlies van dierbaren. Daarnaast voorziet de Islam hiervoor ook een aantal religieuze en culturele richtlijnen. Moslims die in een westers land leven, komen dan ook nogal eens in een spanningsveld terecht tussen die richtlijnen en de lokale gebruiken. Waar het de omgang met de dood betreft, hebben moslims vier plichten ten aanzien van hun doden, waar de grote meerderheid van hen zich graag wil aan houden: een rituele dodenwassing, de dode in een lijkwade begraven in plaats van in een kist, het begrafenisgebed en het islamitisch begraven. Dat laatste impliceert dat de dode zo snel mogelijk wordt begraven, met het hoofd richting Mekka, in als islamitisch gekentekend terrein waar hij voor altijd blijft liggen. De achterliggende gedachte hiervan is het garanderen van de eeuwige rust tot de dag des oordeels. Een idee dat ook terug te vinden is in de christelijke visie op de dood die hier tot een 50-tal jaar geleden overheersend was.

 

In concreto botsen die richtlijnen voor begrafenisrituelen met de westerse wetgeving rond begraven. Overal in Europa is er de laatste jaren discussie over het al dan niet inrichten van moslimpercelen, het begraven zonder kist en de ligtijden op begraafplaatsen. In Vlaanderen is het sinds 2004 mogelijk om te begraven in lijkwaden en zijn ligtijden van 50 jaar een optie. Wat de moslimpercelen betreft, ligt het complexer omdat het inrichten van begraafplaatsen een gemeentelijk bevoegdheid is. Hierin staat het laïcistisch standpunt van iedereen gelijk voor de wet, en aldus gemengd begraven, lijnrecht tegenover het inrichten van aparte percelen voor moslims op begraafplaatsen en de praktijk daarin verschilt van gemeente tot gemeente.

 

Dit maakt het voor moslims in westerse landen niet eenvoudig om hun laatste afscheid naar wens uit te voeren. Met als gevolg dat de grote meerderheid zich laat repatriëren naar hun thuisland om zo getrouw mogelijk aan hun plichten te kunnen voldoen. Een oplossing die ook zijn nadelen heeft: het duurt vaak lang eer men de dode kan begraven; er hangt een serieus prijskaartje aan; en het komt het integratieproces van moslims niet ten goede, want waar de eigen doden liggen begraven, daar is men ook thuis. Bovendien kan dit het rouwproces van nabestaanden bemoeilijken. Hoe zou u zich immers voelen indien een geliefd persoon mijlenver begraven ligt, terwijl u het misschien belangrijk vindt om regelmatig het graf te gaan bezoeken?

 

Nu heeft onze postmoderne westerse samenleving ook aan moeilijke rouwprocessen een mouw gepast, in de vorm van professionele rouwhulpverlening. Daarvoor kan men terecht bij een aantal welzijnsorganisaties die rouwbegeleiding aanbieden. Instellingen die de plicht hebben om laagdrempelig te zijn, een diversiteitsbeleid te voeren en aldus open te staan voor alle culturen. De vraag is enkel hoe men in een multiculturele samenleving adequaat aan rouwbegeleiding kan gaan doen als de hulpverleners vanuit hun eigen cultuur en opleiding, doordrongen zijn van een eenzijdige westerse visie op dood en rouwverwerking? Ze hebben er vaak geen idee van hoe mensen uit andere culturen met verlies omgaan en reiken zodoende oplossingen aan die voor de allochtone hulpvrager geen oplossing zijn. Omgekeerd hebben migranten hier vaak geen idee van het bestaan van dergelijke hulp of zien ze er het nut niet van in. Daarnaast is er nog de enorme drempel van taal en de weerstand tegen het werken met tolken. Ook niet te onderschatten zijn de wederzijdse vooroordelen die een vruchtbaar hulpverleningsproces in de weg staan.

 

Er bestaat met andere woorden een kloof tussen de allochtone rouwende en de Vlaamse rouwbegeleider, die in de hulpverleningspraktijk sterk voelbaar is. Vakliteratuur over interculturele hulpverlening benadrukt vaak dat men zich niet mag focussen op de verschillen maar wel op de gelijkenissen. Het verschil in visie op dood en rouw is echter een realiteit die men niet kan negeren als men mensen uit andere culturen werkelijk wil helpen in hun rouwverwerking. Kennis van de eigen en van de andere cultuur zijn hierin noodzakelijk. De eigen cultuur kennen lijkt evident, maar is men zich daarbij nog voldoende bewust van de relativiteit van de gehanteerde westerse theorieën over rouw? Beseft men dat er veel onbekende maar evenwaardige visies zijn? Kennis van de andere cultuur is nodig om de hulpverlening op maat van de cliënt te kunnen aanbieden. Deze is gemakkelijk verkrijgbaar door bij de hulpvragers zelf te durven polsen hoe zij hun verdriet ervaren en wat zij helpend vinden. Zonder deze beide vormen van kennis rest een hulpverlener immers niet veel anders dan terug te vallen op de eigen vooroordelen, met alle gevolgen vandien.

 

Enkel een combinatie van deze kennis met een open houding ten aanzien van de cultureel andere, kan vreemde tranen minder vreemd maken.

 

 

 

 

Download scriptie (453.5 KB)
Universiteit of Hogeschool
Arteveldehogeschool Gent
Thesis jaar
2007