Geen klimaatpolitiek zonder vrees

Thomas
van Binsbergen

Het klimaat manifesteert zich, steeds meer. Moeten we het vrezen? Dan wel: ‘hoe’ moeten we het vrezen? Of is hoop onze enige hoop op een leefbare ecologie?

De jongste golf van klimaatactivisme stuurt aan op een politieke ecologie. Deze ecologie omvat een politieke kennis die de natuuromgeving van de mens in acht neemt, dat wil zeggen al het leven en niet-leven dat bepalend is voor de menselijke natuur. We kunnen hierbij denken aan alle biologische natuur, maar ook aan de ruimtelijke ordening of de sociale stratificatie. Bovendien bestaat de natuuromgeving van de mens uit dynamische processen zoals discriminatie, economie, klimaatverandering, energieverbruik, pandemieën… We merken op dat vrees, naast hoop, een belangrijk element is wanneer in dit ecologisch krachtenveld bemiddeld wordt.

Uit de wetenschap spreekt alvast de dreiging: veel van deze ecologische krachten – niet in het minst de klimaatverandering – stellen de mens voor exponentiële, universele en existentiële uitdagingen. Collectief staan we er slecht voor. Daarom dient zich een politiek aan die het affect vrees kritisch en productief kan verwerken, namelijk klimaatpolitiek. De politieke filosofieën van de 17e-eeuwse denkers Thomas Hobbes en Baruch Spinoza bieden een uitstekend uitgangspunt om over de huidige politieke ecologie na te denken in termen van affect en macht.

   De politiek van Hobbes en Spinoza

De Engelse filosoof Thomas Hobbes postuleert een ‘oorlog van allen tegen allen’ als de fundamentele menselijke conditie, namelijk een chaotische competitie waarin de nederlaag steeds dreigt. De grootste nederlaag is de dood, het onbekende einde. Voor Hobbes staat de vrees voor de dood – de angst – centraal in elk sociaal of politiek project, niet in het minst in de Staat zelf. De Staat wordt opgericht om de onderlinge wederzijdse vrees van burgers in te dammen. Voorts blijft de Staat bestaan dankzij de vrees van het volk voor de soeverein die macht en ontzag uitoefent. Aldus ontwerpt Hobbes een sociaal contract waarin individuele onderdanen de soeverein gehoorzamen om in ruil bescherming en veiligheid te genieten.

Kunnen we omtrent de huidige ecologie niet van een toename van angst spreken – een existentiële vrees? Een vrees die burgers eenzaam en radeloos overlevert aan de soeverein? Volgt dan de vraag wie of wat tegenwoordig die soeverein is, die oppermachtig heerst en beheerst?

Baruch Spinoza, de filosoof uit Amsterdam, keert de zaken om. Hij redeneert dat men vrij moet zijn om zich veilig te voelen. Meer bepaald, als staatsburger is de mens in veiligheid enkel wanneer hij zijn vrijheid weet te activeren. Echter, de mens blijft de mens, en blijft daarom altijd onderhevig aan passies die de actieve vrijheid ondermijnen, zoals het affect vrees. Indien nu dergelijke passieve affecten breed ingang vinden in de maatschappij – de sociale multitude – dan herkennen mensen zich in elkaar, en komen ze tot een gemeenschap. Dit is de macht van de multitude, die van nature sociaal is en de Staat vormgeeft. In deze Staat kunnen de vrijheid en de veiligheid actief gedijen, in het voordeel van opnieuw de multitude dus. Kortom, de macht van de multitude grondvest de ware politiek.

   Passioneel samenleven

De macht van de multitude grondvest ook de ware klimaatpolitiek. Klimaatpolitiek neemt de maatschappelijke veelheid aan affecten op en structureert deze affecten onder de vorm van instituties ten gunste van de vrijheid. In deze politiek speelt het affect klimaatvrees een prominente rol. Klimaatvrees is immers een passie die zich zorgen maakt om de toekomst van de maatschappij. Ze richt zich op een lange termijn-verantwoordelijkheid omtrent de actieve bescherming van ecosystemen. Het gaat met andere woorden over verantwoordelijkheid en veiligheid, en de vrijheid die door beide begrippen verondersteld wordt, zoals Spinoza leert.

Meer nog, klimaatvrees werpt een zeker apocalyptisch denken op dat banden aanhaalt met de ontwikkeling van ecosystemen doorheen de tijd, en aldus met de gehele wereld die de mens omgeeft en bepaalt. Niets overschrijdt dan nog de spatio-temporele omgeving van de mens: noch de lege dood, noch het onbekende einde, noch de vrees hiervoor. Het apocalyptische denken onthult zo een immanente ecologie die het affect hoop activeert, namelijk in de verwerkelijking van een ecologische hier-en-nu, in de immanente actie van klimaatpolitiek.

De sociale multitude is het affectieve spanningsveld waarin klimaatpolitiek plaatsgrijpt. Enkel in de diverse en transversale dynamiek van de multitude kan klimaatpolitiek de levende aarde tot een leefbaar huis bouwen. Aldus verlangt klimaatpolitiek het leven leefbaar te maken, het leven veilig te stellen. De natuuromgeving van de mens is dan niet meer louter achtergrond en de multitude ontplooit zich, net als de menselijke natuur zelf, want de wereld is vol affecten en leven, zo blijkt. Kortom, het leven treedt in gesprek met zichzelf en ontdekt de radicale co-existentie. Deze co-existentie gaat over een leefbaar bestaan, bevrijd van onderdrukking en in staat om de ambivalenties van het leven te omarmen. Radicale co-existentie gaat over het samenleven van een vrije multitude. We begrijpen nu dat klimaatpolitiek een verlangen is om samen te leven en om het leven te worden.

   Hoe verhouden mens en maatschappij zich tot extinctie?Klimaatpolitiek in actie: het geval Extinction Rebellion

Dus, zonder passie geen actie, en ook geen sociale verandering en klimaatpolitiek. Daarom streeft het politieke activisme van een sociale beweging als Extinction Rebellion naar een belichaming van klimaatvrees en naar een politiek van de multitude. De aangrijpende tactiek van de burgerlijke ongehoorzaamheid dramatiseert de passie en actie, en de weg naar een radicale co-existentie. In deze zin is Extinction Rebellion een kracht van klimaatpolitiek en een hoop op een nieuwe politieke ecologie.

Wanneer daarentegen angst zich meester maakt van het individu en zodoende het contractdenken wordt opgedreven zoals bij Hobbes, dan wordt klimaatpolitiek tegengewerkt. Het zijn integendeel de verschillende gemeenschappelijke affecten die de macht van de multitude bestemmen en die de klimaatpolitiek aanvoeren. De vrijheid die klimaatpolitiek beoogt, is de vrijheid tot radicale co-existentie, een werkelijk samen-leven. Spinoza is duidelijk: “De vrije mens denkt aan niets minder dan aan de dood. Zijn wijsheid is geen beschouwing van de dood, maar van het leven.”

Download scriptie (1.44 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Prof. dr. Sonja Lavaert