Vrouwelijke migranten in transit. Veldonderzoek naar de strategieën van subsahariaanse vrouwelijke transitmigranten in Rabat (Marokko).

Isabelle
Vanbrabant

Wie heeft er nog nooit van Afrikaanse bootvluchtelingen gehoord, die via Marokko, Libië, en recenter ook Mauretanië en Senegal, Spaanse of Italiaanse bodem willen bereiken?



In de krant kan je bijna dagelijks berichten lezen over onderschepte gammele bootjes, pateras genoemd, volgestouwd met jonge Afrikanen. Westerse toeristen op de stranden van Tenerife worden plots geconfronteerd met de grote kloof tussen het rijke Westen en Afrika, als er verkleumde Afrikanen aanspoelen terwijl zij, al dan niet ingesmeerd, bakken in de tropische zon.
De bootvluchtelingen komen voornamelijk uit West-Afrika, maar soms ook uit conflictgebieden in Centraal-Afrika. Ze zijn op de vlucht voor geweld en economische uitzichtloosheid. Op het eerste gezicht lijkt het er op, dat er weinig vrouwelijke migranten deze migratie doorheen de Sahara ondernemen. Toch maken vrouwen ongeveer 30% uit van de subsahariaanse migrantenstroom. Ik ga er vanuit dat deze vrouwen hun migratie-ervaring op een andere manier beleven dan mannelijke migranten. Alleen nog maar omdat ze een lichaam hebben, dat gegeerd en uitgebuit kan worden, is hun migratie-ervaring noodzakelijkerwijze anders dan die van de mannen.
In ben een maand op veldonderzoek in Rabat, de hoofdstad van Marokko, geweest om met mijn eigen ogen de situatie van de vrouwelijke migranten te gaan gadeslaan. De subsahariaanse migrantengemeenschap in Rabat bestaat voor 40% uit vrouwen, onder hen heel wat politieke vluchtelingen. Marokko bevindt zich op een kruispunt van veranderende migratiepatronen. Het land heeft de laatste decennia een opmerkelijke transitie ondergaan van emigratieland bij uitstek naar transitland, een passage voor niet-Marokkaanse migranten richting Europa, en dit wegens haar uitstekende geografische ligging. Maar door het Europese asiel- en immigratiebeleid, dat voornamelijk gericht is op het buiten houden van migranten wordt Marokko een immigratieland par défaut, een ‘second option’. Heel wat van de clandestiene migranten zijn zich in Marokkaanse steden gaan vestigen. Ze zitten er totaal geblokkeerd: ze willen en kunnen niet terug naar hun geboorteland maar ook niet verder migreren omdat de Europese buitengrenzen quasi hermetisch afgesloten zijn.
Deze –problematische- geopolitieke spelletjes tussen Marokko en de Europese Unie beïnvloeden de mogelijkheden waarover transitmigranten beschikken. Als antwoord op de restricties opgelegd van bovenuit ontwikkelen de transitmigranten dus strategieën van onderuit. Maar daar waar hun strategieën vroeger vooral gericht waren op het bereiken van Europa, lijkt het erop dat het idee om Europa te bereiken evolueert tot een vage droom. Ze bekommeren zich steeds meer over hun situatie in Marokko en eisen er hun rechten op. Ik heb kunnen vaststellen dat de migranten niet bij de pakken blijven zitten. Ze komen uit de clandestiniteit en eisen een stem op in het migratiedebat tussen Afrika en de Europese Unie.
 
Deze evolutie heeft ook een impact op de Marokkaanse samenleving. Toen de transitmigranten als het ware ‘gewoon’ passeerden, leverde dit voor de Marokkanen geen grote problemen op, tenzij wat kopzorgen voor de autoriteiten die op hun vingers werden getikt door de Europese Unie. Maar nu de transitmigranten zich voor aanzienlijke tijd in ‘hun’ wijken vestigen, ontstaan er discussies over hun mogelijke integratie. Zowel de Marokkaanse samenleving als de transitmigranten, zijn hier momenteel nog niet klaar voor. Ondanks de grote vooruitgang die Marokko boekt, blijft het een ontwikkelingsland met stedelijke werkloosheidscijfers die rond de 30% zweven. De aanwezigheid van de subsahariaanse transitmigranten in een land met zelf zoveel problemen lokt dan ook heel wat xenofobe reacties uit. Maar ook de transitmigranten zelf bevinden zich nog in een fase van ‘mentale transit’. In hun hoofden functioneert Marokko nog teveel als opstapje naar Europa, ook al blijft het bij dromen.
 
 
Er zijn voldoende argumenten die aantonen dat vrouwelijke subsahariaanse transitmigranten door hun affectieve-seksuele kenmerken, een specifieke migratie-ervaring hebben. Vele vrouwelijke migranten belanden in de overlevingsprositutie. Dit doen ze al vanaf het vertrek uit hun geboorteland. In de woestijnsteden houden ze enkele maanden halt en werken er in zogenaamde ‘connection houses’, om het verdere verloop van hun reis te kunnen bekostigen. Ongewenste zwangerschappen en HIV-besmettingen zijn dagelijkse realiteit voor deze vrouwen. In Rabat bevinden er zich heel wat jonge tienermoeders en baby’s zonder vader, die officieel niet eens bestaan. Deze kinderen hebben nauwelijks rechten en wat met hun toekomst?
 
Vrouwelijke ongedocumenteerde transitmigranten in Rabat, zijn extra kwetsbaar. Ze bevinden zich ‘clandestien’ in perifere volkswijken van de stad, waar ze net als de Marokkaanse stedelingen moeten knokken om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Maar door hun illegale statuut worden zij met meer obstakels geconfronteerd, bijvoorbeeld uitsluiting van de legale arbeidsmarkt en gebrekkige toegang tot gezondheidszorg.  Daarnaast klagen de vrouwelijke transitmigranten ook de racistische reacties van de Marokkaanse bevolking, en rechteloze uitwijzingen van de ordediensten aan. De vrouwen bevinden zich in een ambigue realiteit: enerzijds bijzonder instabiel met dreiging van uitwijzing en woononzekerheid, maar tegelijkertijd ook immobiel, want er is geen mogelijkheid voor passage naar Europa, geen kans op werk, enz….
 
Naast de marginalisering wegens hun ‘illegale’ en ‘urbane’ statuut, ondervinden vrouwelijke transitmigranten specifieke moeilijkheden omdat ze vrouw zijn. Ze bevinden zich in een wereld die vanaf hun vertrekpunt wordt gereguleerd door mannen: echtgenoten of broers, ‘patrons’, trafikanten en ‘passeurs’, politie en grenswachters. In de patriarchale samenleving van de Maghreb, houden de intimidaties, beledigingen en hun gevoel van minderwaardig te zijn niet op. Dit gecombineerd met gevoelens van ‘immobiliteit’ en verantwoordelijkheid voor hun nageslacht, brengt een zware druk teweeg, op deze vrouwen. Anderzijds kunnen zij hun rol als moeder, ook als opportuniteit aangrijpen. Het beeld van de vluchtende moeder, heeft positieve connotaties waarop kan ingespeeld worden en hulporganisaties zijn ook eerder geneigd om de ‘meest kwetsbaren’, zoals vrouwen en kinderen te helpen.
 
Het is verleidelijk om een éénzijdig beeld van deze vrouwen op te hangen en ze uitsluitend af te schilderen als ‘machteloos slachtoffer’ of als ‘heldhaftige moeder’. Maar in de realiteit zijn ze beide tegelijkertijd, zijn ze geblokkeerd maar ook in beweging, worden ze misbruikt om hun vrouwelijkheid maar gebruiken ze ook hun vrouwelijkheid en hun vruchtbaarheid om vooruit te komen. Deze vrouwen hebben lef, en zijn vastbesloten om henzelf en hun kinderen een toekomst te bieden. Ze wenen, maar zijn ook boos en praten over wat hun bezighoudt, met elkaar maar in toenemende mate ook met de buitenwereld.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2007