‘Wat kunnen opvang en begeleiding doen voor niet-begeleide minderjarigen die opgroeien ver van hun gezin?’

Colette
Burny

 

‘Wat kunnen opvang en begeleiding doen voor niet-begeleide minderjarigen die opgroeien ver van hun gezin?’

Stel.. U bent 16 jaar. Als jong kind is je vader overleden,je moeder heeft beslist haar geluk elders te zoeken en je wordt opgevoed door je tante. Je hebt het geluk naar school te kunnen gaan. Op je 12e wordt je, op weg naar school, ontvoerd om het regeringsleger te dienen. Als er zich een kans aandient om te vluchten, zou u die niet nemen? Dat is exact wat Hayat, de jongere wiens levensverhaal de casus vormt van mijn eindwerk, heeft gedaan. Zijn vlucht eindigde (voorlopig) in België.

Hayat is een van de vele niet-begeleide minderjarigen die jaarlijks ons land aankomen. Dit zijn kinderen en jongeren die zich in België zonder ouders moeten redden na een vlucht uit hun geboorteland. Een deel van hen vraagt asiel aan en wordt opgevangen in het netwerk van Fedasil en partners. Anderen verkiezen dit niet te doen, of hun aanvraag werd afgewezen. Zij komen terecht in de voorzieningen van de bijzondere jeugdzorg. Daarnaast zijn er nog jongeren die erin slagen ‘uit het zicht’ te blijven, naar hun aantal hebben we het raden.

Het opvangen en begeleiden van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen is geen evidentie. Uiteindelijk hebben we het over jongeren die al een hele rugzak bagage meedragen. Zij staan voor de uitdaging om de puberteit te doorlopen zonder ouder(s) in de buurt met daarbovenop hun persoonlijk verhaal, dat in de verste verte niet te vergelijken is met dat van een “doorsnee” jongere.

‘Wat kunnen opvang en begeleiding voor deze jongeren doen?’

Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet er eerst gekeken worden naar wie deze niet-begeleide minderjarigen zijn. Het gaat overeen bijzonder heterogene groep, ‘de’ niet –begeleide minderjarige bestaat niet. Naast een juridische indeling kunnen we ze ook op andere vlakken allesbehalve ‘hetzelfde’ noemen. Denk aan leeftijd, geslacht, land van herkomst, etc. Ook wat betreft hun noden kan er geen uniform antwoord gegeven worden en dient dit jongere per jongere bekeken te worden.

Verder in het eindwerk komt het ontwikkelingspsychologisch deel aan bod. Hier is de centrale vraag:

Wat is de invloed van trauma op de ontwikkeling en het gedrag?

Veel niet-begeleide minderjarigen hebben af te rekenen met emotionele en gedragsproblemen. Enerzijds zijn deze te wijten aan hun verleden, waarin ze zware verliezen leden en vaak meerdere trauma’s opliepen. Anderzijds speelt het heden ook een grote rol: niet-begeleide minderjarigen kampen met allerlei postmigratieproblemen zoals acculturatiestress en discriminatie. Terzelfdertijd wordt er veel van hen verwacht. Ze moeten de taal leren, zich integreren in onze samenleving, en te -midden van deze verwarrende omstandigheden staan ze ook nog eens voor leeftijdsspecifieke taken zoals het opbouwen van de identiteit. Dit alles zonder de ondersteuning van hun ouders. Tenslotte worden deze jongeren zwaar op de proef gesteld door het ontbreken van perspectieven voor de toekomst, door het leven in voortdurende onzekerheid. Het mag niet verbazen dat hieruit emotionele en gedragsproblemen voortvloeien.

Daarnaast wordt er ook met een sociologische bril naar de niet-begeleide minderjarige jongeren gekeken.

Wat zijn de kwetsbaarheden van deze jongeren en hoe gaan we als samenleving om met cultuurverschillen?

De jongeren krijgen vooral met etnocentrisme te maken , dit is de wijze waarop men naar andere culturen kijkt, het beoordelen van een andere cultuur naar de normen en waarden van de eigen cultuur. In etnocentrisme neemt de eigen cultuur een centrale plaats in de manier van denken, het wordt vaak gezien als de norm voor alles. Men vindt alle gewoonten, geloven en gebruiken van de eigen cultuur heel normaal, juist en superieur, terwijl andere culturen abnormaal, raar en inferieur wordt gevonden. Daarnaast komen niet-begeleide minderjarigen ook in contact met uitsluitingsmechanismen zoals vooroordelen, stereotypering, discriminatie en alledaags racisme als gevolg.

Verder komt de vraag hoe men als begeleider best kan omgaan met jongeren uit andere culturen. Cultuur mag hier niet gezien worden als een statisch gegeven, maar als een dynamisch gegeven. Een houding waarbij de hulpverlener open staat voor andere culturen is veel belangrijker dan feitenkennis op zich . Een begeleider moet een bepaalde ‘culturele gevoeligheid’ bezitten, waarmee bedoeld wordt dat men een openheid en nieuwsgierigheid naar andere culturen heeft. Bovendien omvat culturele gevoeligheid ook een besef van de eigen cultuur en houding, en van de invloed van die cultuur op de eigen beeldvorming en interpretatiekaders.

Wat kunnen ‘vreemden’ voor deze jongeren betekenen?

Hier is het eerste onthaal van belang, de begeleiding en vooral: de veerkracht van de jongere niet onderschatten , net zoals men ook hun verantwoordelijkheidsgevoel mag aanspreken.

De veranderingen die noodzakelijk zijn om deze jongeren de kans te geven op te groeien tot evenwichtige volwassenen liggen niet in de eerste plaats bij de begeleiding en /of opvangcentra maar bij het beleid. De wetgever dient een aantal maatregelen te nemen die de opvangcentra en begeleiders in staat stellen om jongeren zoals Hayat te begeleiden op hun weg.

Uit mijn eindproef kwamen verschillende veranderingsdoelen naar voor. De meeste hebben betrekking op de situatie van niet-begeleide minderjarigen in het algemeen, zoals een Centraal Meldpunt,het streven naar kwaliteitsgarantie wat betreft de voogden, het wegwerken van de opvangcrisis, de hulp die zou kunnen geboden worden bij het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd en het erkennen van niet-begeleide Europese minderjarigen.

Misschien wel het belangrijkste knelpunt situeert zich op het niveau van de Comités voor Bijzondere Jeugdzorg. Jongeren die bij aankomst een asielaanvraag doen, worden niet altijd erkend als minderjarige in een problematische opvoedingssituatie, wat maakt dat zij geen gebruik kunnen maken van diensten van de bijzondere jeugdzorg, waardoor er nogal wat jongeren zijn die baat zouden hebben bij de extra ondersteuning die men binnen de bijzondere jeugdzorg tracht te bieden. Hier is dringend nood aan duidelijkheid en eenvormigheid, aan een uniforme invulling van het begrip ‘problematische opvoedingssituatie’. De nood van de jongere, in plaats van zijn administratieve situatie, behoort te bepalen in welke opvangvoorziening de jongere terechtkomt.

Stel u voor.. U bent 16 jaar en staat in deze jongere zijn schoenen…. Zou u ook niet liefst willen gezien worden als een gewone jongere in een ongewone situatie?

Download scriptie (6.06 MB)
Universiteit of Hogeschool
Odisee
Thesis jaar
2012