'We bring Africa to your doorsteps': 'netwerken' als werkwoord binnen Afrikaanse gemeenschap(pen) in Gent.

Elena
Dikomitis

 

Dikomitis Elena

 

 

‘We Don’t Cut European Hair’: klein Afrika in Gent? [1]

 

Iedereen kent de Sleepstraat als de Turkse buurt in Gent. Is er zoiets als ‘klein Afrika’ in Gent? Ik ging op onderzoek in de omgeving van het Gentse Dampoortstation tussen de Afroshops, Afrikaanse kapsalons, Afrikaanse vzw’s en vooral tussen de talrijke Afrikanen. Ik stelde de vraag ‘bestaat er een exclusief Afrikaans netwerk in Gent’ aan de Gentse Afrikanen.

 

Leden van diaspora gemeenschappen, zoals mijn gesprekspartners, bevinden zich op het kruispunt van heel wat verschillende identiteiten. Ze worden vanalles genoemd en ze noemen zichzelf vanalles: Afrikanen, Belgen, Gentenaars, wereldburgers, vluchtelingen, mensen zonder papieren of zwarten.  Het voetpad voor de Global Shop is ingepalmd door Afrikaanse mannen, in vzw Ndako zijn er bijna alleen zwarte, mannelijke klanten. Het kapsalon is de ontmoetingsplaats bij uitstek voor Afrikaanse vrouwen. Wanneer ik, zoals het een echte veldwerker betaamt, aan participerende observatie wou doen en mijn haar wilde laten knippen in het lokale, Afrikaanse kapsalon zei de eigenares laconiek:  “We don’t cut European hair”. In de Hoogstraat valt u op als blanke voorbijganger. Het is alsof er een ‘klein Afrika’ gecreëerd wordt in Gent. In wat volgt verklaar ik waarom dit een illusie is.

 

‘Integration food’

 

De situatie in de Hoogstraat heeft enkel zin in de context van de diaspora. Migranten koesteren onder elkaar een gelijkaardig verlangen naar bepaalde gewoontes uit het thuisland. De handelszaken in de Hoogstraat spelen daarop in. Die gewoontes worden echter niet zomaar overgenomen in Gent. Grappige voorbeelden tonen aan dat de gewoontes van het land van herkomst gespijsd worden met Belgische of – naar hun zeggen – Europese gebruiken. Pierre vertelt me dat het hem is opgevallen dat Belgische koppels samen boodschappen doen. Hij gaat voortaan mee met zijn vrouw naar de winkel maar daarna blijft hij er om iets drinken onder mannen. Enkele jongeren vertellen me dat ze in het weekend eerst iets gaan drinken in de vzw Ndako en daarna in de Charlatan gaan dansen. Fela gebruikt de beeldspraak ‘integration food’ voor het bereiden van voedsel uit Belgische supermarkten met kruiden uit Afrikaanse winkels. Het is kortom een misvatting dat Afrikanen zich afsluiten van de stad en terugvallen op hun ‘eigen’ mensen.

 

De tijd speelt hierbij ook een belangrijke rol. Tijdens het weekend en tijdens de week na de werkuren, is het vaak heel druk in de Hoogstraat. Het feit dat er op die momenten overwegend Afrikanen aanwezig zijn in de straat, doet vermoeden dat de buurt in zekere zin tot leven komt los van de rest van de stad. Alsof de Hoogstraat een uitweg is voor Afrikanen om ‘even niet te integreren’. Die indruk is echter slechts een momentopname. Overdag draaien diezelfde mensen mee in het ritme van de rest van de stad. Ze maken deel uit van de stad.

 

Een minderheid van mijn contactpersonen noemt de Hoogstraat ‘klein Matongé’. De concentratie van Afrikaanse zaken is er veel kleiner dan in de Brusselse wijk Matongé en in de Hoogstraat  is er ook een sterke Turkse invloed. Bijna alle mensen vertellen me dat ze het leuker leven vinden in Gent dan in Brussel. Het enige wat Gent ontsiert, is het racisme ten opzichte van Afrikanen. Velen van mijn gesprekspartners voelen zich benadeeld door het Gentse stadsbestuur, dat de ogen expliciet op het Turkse kiespubliek richt.

 

‘De Afrikaanse cultuur’

 

 

Hoewel de ene persoon zich meer associeert met ‘dé Afrikanen’ in Gent dan de andere, gaan al mijn contactpersonen er toch vanuit dat er zoiets bestaat als een Afrikaans netwerk. Niettegenstaande geeft ieder individu een verschillende invulling aan dat begrip. De ene spreekt over ‘dé Afrikaanse cultuur’, de andere over ‘dé Congolezen’ en nog anderen spreken in termen van ‘les tribus/the tribes’ (‘stammen’). Sommige mensen associëren de Hoogstraat vooral met negatieve zaken: drugs, prostitutie, drank en problemen met de politie. Voor anderen is de buurt een plaats waar ze terechtkunnen bij mensen met gelijkaardige zorgen. Velen van mijn contactpersonen zijn sans papiers. In de Afroshops in de Hoogstraat kunnen ze spreken met lotgenoten. De handelszaken in de buurt hebben zeker geen puur commerciële functie. Deze plaatsen zijn van groot sociaal belang voor vele Afrikanen in Gent.

 

‘Zwart zijn’ is een heel complex gegeven. Sommige contactpersonen spreken vaak van ‘dé Afrikaanse cultuur’. Ze gaan ervan uit dat Afrikanen en Europeanen elkaar nooit echt zullen begrijpen. Voor die groep mensen is huidskleur een doorwegende factor in hun sociale contacten. Anderzijds is zwart zijn zeker geen garantie voor een begripvolle relatie. De spanning tussen Noord-Afrikanen en Subsaharaanse Afrikanen is daar het levende bewijs van. Ook tussen ‘échte zwarten’ en mulatten, loopt het soms stroef. Sommige Subsaharaanse Afrikanen hebben de indruk dat Noord-Afrikanen en mulatten zich bewust distantiëren van Afrika en zichzelf liever Arabieren of zelfs Europeanen noemen. Velen van mijn gesprekspartners beschouwen hun taal als deel van hun cultuur of zelfs als synoniem ervan. Zo een overtuiging heeft vanzelfsprekend een impact op de relaties met anderstaligen. Er is vaak een spanning tussen Franstalige en Engelstalige Afrikanen omdat ze een heel specifieke invulling geven aan hun eigen taalgebruik en dat van de andere. In vzw Ndako vind je vooral Franstalige Afrikanen en in de Global Shop vooral Engelstaligen.

 

Een virtuele migratie

 

Voor mensen die in het land van herkomst geen persvrijheid kennen, vormt het internet een platform voor politieke debatten. Via weblogs wordt een samenhorigheidsgevoel tussen landgenoten aangewakkerd. Er ontstaan als het ware virtuele gemeenschappen op het internet. Dit bewijst nogmaals dat we geen strakke lijnen kunnen trekken tussen het land van herkomst en het gastland. Al mijn gesprekspartners bevinden zich in de diaspora. Ze houden banden met hun vaderland maar bouwen ook netwerken op in België. Via de handelszaken in de Hoogstraat kunnen mensen landgenoten of zelfs streekgenoten ontmoeten, en tezelfdertijd praktische tips over het leven in België uitwisselen.

Er bestaat net zo min één Afrikaans netwerk als dé Gentse Afrikaan of kortom dé Afrikaan bestaat. Heel wat factoren liggen aan de basis van een versnipperd netwerk: religie, ‘etnie’, taal, geletterdheid, migratiemotief, toegang tot verschillende media, huidskleur, enzovoort. Vandaar dat het zo gevaarlijk is om het begrip ‘cultuur’ in de mond te nemen. De handelszaken in de Hoogstraat zijn de schakels die de verschillende subnetwerken bijeen houden.

 

 

 

 

‘Netwerken’ als werkwoord

 

‘When you say network that is it, where you can come and sit and feel free, feel like you are living in Africa, but in Europe.’ (Fela)

 

De bedrijvigheid in de Hoogstraat geeft aan buitenstaanders de indruk van samenhorigheid tussen de verschillende gemeenschappen. De handelszaken stralen zelfs een vorm van exclusiviteit uit, iets voor en door Afrikanen. We kunnen besluiten dat we de geslotenheid en de Afrikaanse profilering van de Hoogstraat moeten nuanceren. Als het woord ‘netwerken’ van toepassing is op Afrikaanse gemeenschappen in Gent, dan is het als werkwoord.


[1] Met het oog op de bescherming van de privacy van mijn informanten en hun handelszaken, gebruik ik in dit artikel fictieve namen voor mensen, winkels en straten. 

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2007