Conflict of cohousing? Zijn de (internationale) scheepvaart en de offshore windmolenparken verzoenbaar op het Belgische deel van de Noordzee?

Camille
Meyhui

Wist je dat België een 11de provincie heeft? De Belgische Noordzee wordt dankzij haar strategische locatie beschouwd als de 11de en rijkste Belgische provincie. Ondanks haar beperkte oppervlakte van 3.458km2 omvat de Belgische Noordzee drukst bevaren vaarroute ter wereld en zijn de Belgische havens aantrekkelijk voor de scheepvaart. Bovendien kent deze kleine maar bezige bijenkorf de laatste jaren een enorme expansie van offshore windmolenparken. Tegen 2030 zullen zij 15,3% (of 530km2) van ons stukje Noordzee innemen.

Inderdaad, de Belgische Noordzee is zeer dynamisch en wordt steeds belangrijker. Maar wat zijn de gevolgen van de ontwikkelingen van de scheepvaart en offshore energiesector op de Belgische Noordzee?

De vraag stelt zich of twee belangrijke sectoren, namelijk scheepvaart en de offshore windenergie, verzoenbaar zijn op de Belgische Noordzee. Het is immers een voortdurende evenwichtsoefening om talrijke spelers (waaronder de visserij-, defensie- of toerismesector) te laten samenleven op dat kleine stukje Noordzee.

Dit onderzoek put grond uit een literatuurstudie en zes interviews met personen uit de betrokken sectoren.

 

Dynamische Noordzee

De Belgische Noordzee is een historisch scheepvaartknooppunt met jaarlijks meer dan 150.000 scheepsbewegingen. Het economisch belang van de scheepvaartindustrie voor België is groot aangezien de Belgische Noordzee toegang biedt tot alle Belgische en Europese Havens. Ook wordt 5,9% van de actieve Belgische bevolking tewerkgesteld in de scheepvaartindustrie, die 6,3% van ons BBP vertegenwoordigt (tabel 1).

Wereldwijd wordt 80% van alle handelsgoederen per schip vervoerd. Het succes van de zee als vervoersinfrastructuur wordt verklaard doordat gemiddeld slechts 1% van de finale consumentenprijs gelinkt is aan transportkosten. Om haar vervoersdoelstellingen te behalen, zal de EU nog meer inzetten op transport langs Europese kustlijnen.

Daarnaast heeft de offshore energiesector (als onderdeel van de Blauwe Economie) een sterk groeiend aandeel in onze algemene welvaart (tabel 1). Met 399 offshore windturbines is België de vijfde grootste offshore energieproducent wereldwijd en staat ze op de tweede plaats op vlak van opgewekte offshore energie per inwoner. Tegen 2030 zal de ingenomen zeeruimte en de energiecapaciteit verdubbelen dankzij de nieuwste energiezone (Elisabethzone). Hiermee tracht België aan de EU-doelstellingen te voldoen om tegen 2030 17,5% van de totale elektriciteitsproductie op te wekken via hernieuwbare energiebronnen, waarvan een gedeelte afkomstig is van offshore energie.

Tabel 1 1

 

Conflict of cohousing?

Om een vorm van cohousing te implementeren, wijst België zeegebieden toe aan de verschillende spelers om hun activiteiten uit te oefenen rekening houdend met hun noden en veiligheid. Toch ervaart, onder andere, de scheepvaartoffshore windparken vaak als een hindernis of gevaar.

In 2021 bevestigde een Europese maritieme organisatie dat offshore windmolenparken een negatief effect op de veiligheid en efficiëntie van de scheepvaart veroorzaken. Met de aanhoudende uitbreiding van de windparken ervaarde België hetzelfde, waardoor een nieuw scheepsrouteringsysteem werd aangenomen in 2017. Hiermee daalde het algemeen aanvaringsrisico tussen schepen en windturbines van één om de 4,4 jaar tot één om de 12 jaar. Enkel aan het zuidelijkste deel van de Belgische windparken steeg het aanvaringsrisico. Diverse redenen verklaren de (blijvende) aanvaringsrisico’s zoals onder andere de hogere scheepsdensiteit. Dit wordt mede veroorzaakt door onderhoudsschepen voor windparken en het verplaatsingseffect van schepen op de scheepsroutes. Bovendien kunnen schepen niet rekenen op hun radarsystemen omdat windturbines interferenties veroorzaken op radars.

Hoewel rampscenario’s niet de norm zijn, bewees storm Eunice (februari 2022) dat inboeten aan vrije ruimte de veiligheid ondermijnt. Schaderapport: twee afgedreven schepen tussen de windturbines. 

Offshore windmolenparken kunnen echter niet eender waar worden geëxploiteerd. De rentabiliteit ervan stijgt of daalt naargelang hun locatie. Exploitatiekosten zijn gebonden aan de afstand tot de kustlijn (vervoerskosten, leggen van kabels,…): hoe verder van de kustlijn, hoe duurder de turbines (tot 30% duurder). Tevens moeten energiezones groot genoeg zijn want de grootte van de wieken en de afstand tussen de turbines bepalen mee de ideale energieopwekking.

Anderzijds hekelt de scheepvaart dan weer het omvaren voor dergelijke artificiële omgevingsfactoren. Omwegen impliceren immers grote financiële en ecologische gevolgen voor schepen die Belgische havens aanlopen.

 

Belgische oplossing

Het zesjaarlijks marien ruimtelijk plan bepaalt ook duurzame oplossingen om conflicten te vermijden en ter bevordering van de verzoenbaarheid van beide spelers. Bijvoorbeeld het instellen van veiligheidsperimeters van 500 meter rond installaties en goede communicatiemogelijkheden voor zeevarenden.

Het plan voorziet het meervoudig ruimtegebruik als dé oplossing voor het plaatsgebrek. Dit verplicht de samenwerking en afstemming tussen de verschillende spelers op zee waarbij éénzelfde zone eventueel aan meerdere spelers toegewezen wordt: bijvoorbeeld drijvende zonnepanelen tussen offshore windturbines.

Hoewel het meervoudig ruimtegebruik de verzoenbaarheid kan bevorderen, vreest men dat de uitdagingen nog groter zullen worden. Grotere en langere schepen zijn immers moeilijker te manoeuvreren. Bijgevolg is voldoende bewegingsruimte cruciaal voor de veiligheid. Negeert België dit, dan verliest het mogelijks haar belangrijke positie in de scheepvaartsector. Ook de praktische uitwerking van het meervoudig ruimtegebruik is niet onbesproken.

 

Conclusie: way forward

De ambitieuze doelstelling richting 2030 enerzijds en de hierboven geschetste problematiek anderzijds, wijzen op een nakend conflict. Door de beperkingen van de Belgische Noordzee, kan België de offshore windenergie onmogelijk onbeperkt uitbreiden zonder (de veiligheid van) de scheepvaart te hypothekeren, noch aan de energiebehoeftes en EU-energiedoelstellingen voldoen.

De betrokken sectoren hebben een gelijkaardige visie: er is nood aan een holistische kijk op het gebruik van de Noordzee. Een internationale problematiek of industrie kan niet worden geregeld met de huidige lokale regels. Stel een gemeenschappelijk Europees plan op of, meer specifiek, een plan met alle Noordzeelanden én kijk naar Europese zeegebieden waar het wél mogelijk is om offshore activiteiten verder uit te bouwen. Dankzij deze supranationale benadering zal de scheepvaart niet verder gehinderd worden wanneer er offshore windturbines bijkomen én kan er (kosten)efficiënter gewerkt worden.

“Één op drie windturbines wereldwijd worden gebouwd door Vlaamse bedrijven dankzij de opgebouwde expertise op de Belgische Noordzee”

België bezit één van de vier grootste Europese havens én heeft onmiskenbare kennis in offshore energie, waardoor zij een sleutelrol kan spelen en de drijfveer kan zijn in deze ontwikkeling. Bovendien zal België kunnen genieten van offshore energie dankzij onderzeese kabelverbindingen. Recent zette de Noordzeecoalitie een eerste stap naar dergelijke interconnecties tussen staten om offshore energie uit te wisselen.

Alzo wordt de Noordzee het centrum van scheepsindustrie én de Europese energiecentrale.

Download scriptie (17.45 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2022
Promotor(en)
Alexandre Thys