Ongelijke participatie op school

Benaissa
Nams

‘Mevrouw, ik laat mij niet vaccineren want daar zit een chip in van Microsoft!’ Het zijn één van de talrijke uitspraken die leerkrachten geregeld horen in een klas. Maar hoe gaan ze daarmee om? Uit dit onderzoek is gebleken dat politieke kennis en attituden die in het middelbaar onderwijs worden aangereikt niet gelijk lopen tussen de onderwijsvormen ASO (algemeen onderwijs), TSO (technisch onderwijs) en BSO (beroepsonderwijs). 

Het zal u misschien niet zijn ontgaan. De politieke debatten over burgerschap in het onderwijs. Met de regelmaat van de klok bereiken ons ideeën van menig opiniemaker of politicus via tv, radio of social media. De aanleiding? Een toenemend wantrouwen in politieke instellingen en een dalende maatschappelijke betrokkenheid bij jongeren. Discussies die uiteindelijk hebben geleid tot de introductie van burgerschap als verplicht onderdeel op school vanaf 2019. Dat zou de politieke kennis en attituden van leerlingen moeten vergroten. Anders gezegd: leerlingen moeten weten hoe politieke systemen werken, wat hun rechten en plichten zijn en een kritische mening leren vormen. Maar zij die deze doelen moeten omzetten in de klas zijn de belangrijkste afwezigen in dit debat: de leerkrachten. In deze paper wordt de stem van leerkrachten onder de aandacht gebracht. Met een literatuurstudie en diepgaande interviews werden docenten gevraagd wat zij verstaan onder burgerschap en hoe zij die kennis en attituden bij leerlingen aanreiken. Daarbij stond de volgende onderzoeksvraag centraal: Wat is de relatie tussen de burgerschapsvisie van leerkrachten en de gevolgde onderwijsvorm en sociaal-economische status van leerlingen?

De diagnoses

Hoewel de ruimte voor verschillende meningen in de klas sterk benadrukt wordt in alle onderwijsvormen zien we dat er verschillen opduiken in politieke kennis en attitudes al naargelang de leerkracht in het ASO, TSO of BSO lesgeeft. In het ASO wordt er sterk ingezet op kennis over de werking van politieke systemen en democratie en worden positieve ervaringen gedeeld over discussies en kritisch denken in de klas. Denk aan thema’s zoals racisme en klimaatverandering. Dan wordt er o.a. gesproken over de betogingen van Black Lives Matter en Youth for Climate. In het TSO en vooral BSO spreekt men eerder van negatieve ervaringen in klasgesprekken en wordt de nadruk gelegd op tal van randvoorwaarden zoals gedragsregels en afspraken naleven waardoor er weinig tijd overblijft om kritisch te denken over onrechtvaardige situaties in de samenleving.

 

“Je kunt bv. meedoen aan betogingen, en dan zie je dat die leerlingen dan beginnen na te denken…. en dan zie je dat er te weinig aandacht is voor hun stem.” leerkracht BSO

 

De aanwezigheid van participatie-organen op school blijkt een gelijkaardig effect te hebben: leerlingen uit het BSO hebben een lagere participatiegraad en kennis over de werking van de leerlingenraad dan leerlingen uit het ASO en TSO. En laat nu net het BSO zijn waar je een veel groter aantal kansarme leerlingen treft die ook vaak een migratieachtergrond hebben. Het resultaat: een veel lagere (politieke) participatie bij BSO-leerlingen in hun latere levensjaren.

Ook opvallend is het verschil in buitenschoolse projecten. ASO-leerkrachten gaan regelmatig op stap naar plaatsen zoals monumenten, musea, parlementen en rechtbanken. BSO -en TSO-leerkrachten hebben eerder de neiging om binnenschoolse projecten te organiseren. Gedragsproblematiek wordt vaak als reden aangehaald om geen buitenschoolse activiteit te organiseren.

 

“Buitenschoolse activiteiten zijn zo goed als onbestaande bij ons. Met uitzondering van enkele richtingen in TSO.” leerkracht TSO/BSO

 

Leerkrachten wijzen ook naar de socioculturele omkadering en de instructietaal van leerlingen die een invloed hebben op participatie op school. Ze geven aan dat leerlingen die opgroeien in een milieu met lager opgeleide ouders minder geneigd zijn om politieke gesprekken te voeren. En dan is er nog de thuistaal: er wordt gesproken over een ‘taalachterstand’ (lees: Nederlands) bij leerlingen in het BSO die het doorgaans moeilijk hebben om zichzelf uit te drukken, instructies te begrijpen en informatie te verwerken. Het belang van het Nederlands wordt door onderzoekers Agirdag & Korkmazer bevestigd maar tegelijk wijzen ze op een overdreven focus op taal als ultieme verklaring terwijl het samenspel van sociale achtergrond en etniciteit onderbelicht blijft. Bovendien geven BSO-leerkrachten aan geen problemen te ondervinden bij het verwerken van opdrachten als de instructies op maat van de leerlingen worden uitgewerkt.

De remedies

Hoewel dit onderzoek een beperkt deel van de Vlaamse leerkrachten heeft bevraagd en veralgemeningen niet mogelijk zijn kunnen we voorzichtig concluderen dat politieke attitudevorming en kennisoverdracht tussen de onderwijsvormen niet gelijk lopen. De studie kan echter als een aanzet dienen voor kwantitatief vervolgonderzoek om generalisaties te kunnen maken. Dit zou wetenschappers en professionals kunnen helpen om burgerschapscompetenties verder te verfijnen en tools te ontwikkelen die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van leerlingen in alle onderwijsvormen. Ook is het belangrijk te melden dat het onderzoek vertrekt vanuit de visie van één partij: de leerkrachten. Door meerdere relevante partijen, zoals schooldirecties en leerlingen te betrekken kunnen er meerdere kanten van het onderzoek belicht worden.

Tot slot zijn er dankzij de input van leerkrachten in dit onderzoek nog enkele belangrijke actiepunten naar voren geschoven die de participatie en betrokkenheid van leerlingen op school zouden moet vergroten.

1. Streef naar een schoolvisie die een inclusieve klaspraktijk promoot. Breidt daarbij meer politieke kennis en attituden in BSO-richtingen uit. Juist omdat ze kwetsbaar zijn hebben ze er ook het meest nood aan.

2. Zorg als school voor meer beslissingsbevoegdheden aan de leerlingenraad. Leerlingen die enkel hun advies mogen geven haken na verloop van tijd af. Maar overweeg ook alternatieve participatieorganen om een zo divers mogelijk aantal leerlingen te bereiken.

3. Houd rekening met de verschillende culturele achtergronden van je school. Biedt daarbij taalondersteuning aan om taalongelijkheden te verkleinen. In witte scholen kan je dan weer de nadruk leggen op begrip voor culture diversiteit.

4. Burgerschap leer je vooral buiten de klas. Zet daarom meer in op buitenschoolse projecten in BSO-richtingen. Dat gaat hand in hand met een inclusieve aanpak. Want hoe meer je inzet op inclusie, hoe meer leerlingen zich gewaardeerd voelen en hoe minder gedragsproblemen er zijn.

Download scriptie (922.88 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2023
Promotor(en)
Joke Matthieu
Kernwoorden