White slave trade en white slavery. De Belgische casus vanaf 1902.

Hannah
Corné

De genese van campagnevoering rond traite des blanches richt zich tegen prostitutie en immigratie tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw. Het beleid binnen de Belgische samenleving wordt gevormd door nationale en internationale factoren. Voor 1902 was er reeds sprake van samenwerking tussen staten, maar in dat jaar wordt de basis gelegd voor de verdere strijd tegen internationale handel in blanke slavinnen en aansluitend prostitutie.

Uit de analyse van bronnen vallen interessante lobbygroepen op. De abolitionisten en moralisten bundelen hun krachten om via internationale en nationale weg de afschaffing van prostitutie te betrachten. Prostitutie wordt het symbool van zedeloosheid en wordt publiekelijk afgebroken door allerlei uitgesmeerde schandalen van minderjarigen en corruptie. De staat krijgt hierbij een paternaliserende rol toevertrouwd. Via allerhande politieke middelen wordt de strijd tegen immoraliteit ingezet. Een fenomeen als handel in blanke slavinnen wijst echter door de onbestemde terminologie en twijfelachtige bewijslast er op dat kan gaan om een metafoor voor een bepaald discours.

Allerhande motieven bepalen de invulling van dit discours. Zo poogt men via internationale conventies de blanke slavin te omlijnen als slachtoffer. Ze werd namelijk geïntroduceerd in België als zijnde een gedwongen minderjarige of meerderjarige prostituee van vreemde origine.

De handel in vrouwen en minderjarigen wordt tot aan de internationale conventie in 1921 gekoppeld aan fraude en dwang. Vanaf dan valt de vrije keuze om zich legaal te prostitueren weg opdat prostitutie als rechtstreekse oorzaak van die handel kan worden aangeduid. De rol van een zogenaamd wetenschappelijk onderbouwd onderzoeksrapport uitgaande van de S.D.N. verhoogt de druk op de Belgische maatschappij om de gereguleerde prostitutie af te schaffen. Tijdens het interbellum bereikt de samenwerking tussen Belgische en internationale abolitionisten een hoogtepunt. Dit dankzij de bijzondere rol van Isidore Maus. Hij zat twee belangrijke organen in de strijd tegen mensenhandel en prostitutie voor, namelijk respectievelijk de S.P. en het C.N.B. Deze drie Belgische actoren staan in opvallende wisselwerking met het internationale schouwspel.

De conventie te Genève in 1933 resulteert in een overwinning voor het internationaal abolitionisme. Het stelt prostitutie namelijk gelijk aan de handel in vrouwen en kinderen. Het Belgisch reglementarisme gaat wankelen en bezwijkt in 1948 met de wet op de afschaffing van prostitutie.

Als het ware gelijktijdig wordt in 1949 prostitutie rechtstreeks aangevallen als zijnde inherent schadelijk voor de waardigheid van elk persoon. Prostitutie in combinatie met mensenhandel maakt elk individu slachtoffer of dader door de uitbuiting ervan. Dit resulteert in een ongenuanceerde visie waarbij sinds 1933 het recht tot zelfbeschikking over boord wordt gegooid.

Sinds de afschaffing van prostitutie wordt in België een liberaal abolitionistisch beleid voorgeschreven. Dit betekent dus geen criminalisering van de prostituee, de staat erkent prostitutie op zich als een vrije keuze, hoewel de uitbuiting en het gebruik ervan wel worden vervolgd. Op zich halen de abolitionistische, moralistische en vrouwenorganisaties hiermee hun slag thuis.

In de bredere context betekende de samenwerking tussen het Belgisch abolitionisme en de strijd tegen de handel in blanke slavinnen een geïntensifieerd moraliserend discours. Via propaganda wordt de publieke opinie ingelicht rond de gevaren en risico’s van zedeloos gedrag. Dit is vooral gericht op de ‘zwakkere’ in de maatschappij. De bescherming van het kind wordt vooropgesteld en vastgelegd bij wet. De vrouwelijke vreemdelingenpopulatie wordt onder hergedefinieerde misdrijven of zelfgeclaimde hulp gerepatrieerd. De onderste bevolkingslagen worden beteugeld uit hoofde van het beschermen van de publieke moraliteit. Heel wat bewuste en onvoorziene gevolgen vloeien voort uit de internationale commotie rond blanke slavernij. Uiteindelijk zijn conclusies steeds voor discussie vatbaar.

De veelheid aan bronnen staaft empirisch dat het aantal gevallen veel lager ligt dan in de campagnes wordt uitgespreid. De taak van de S.P. bestaat uit het verifiëren van die vastgestelde feiten. In het merendeel van de zaken blijkt het om een onbetrouwbare bron te gaan waarvan het werkelijke bewijs ontbreekt. Desalniettemin werd dit toch in de publieke arena gegooid, dus schuilt hier een motief achter. Net zoals bij het grootschalig onderzoek vanwege de S.D.N. Het zet de deuren open voor het veroordelen van mensenhandel dat gekenmerkt is door eenzelfde problematiek.

Weinig mensen stellen zich de vraag wat ‘illegale migratie’ precies inhoudt. De parallellen met toen zijn opvallend. Rond een afgelijnde terminologie, het gebruik van statistische gegevens en de aanpak van prostitutie als beroep is het laatste woord echter nog niet gezegd.

Agustin, Chaumont en Doezema zien hierin een manier om een gemarginaliseerde groep te viseren, opdat de eigen belangen worden doorgevoerd. De repressie kan geenszins als hulpbiedend worden beschouwd. Aangezien iemand gedwongen repatriëren ook een misdrijf in mensenhandel kan zijn. Weliswaar zonder de prostitutie er rond. Een fenomeen zoals de handel in blanke slaven kan enkel op die manier worden gelegitimeerd. Namelijk door een causaal verband te construeren met prostitutie. Het opgedrongen juk van victimisering, criminalisering en marginalisering is een conditio sine qua non om immigranten terug te sturen langs wettelijk goedgekeurde maatregelen.

Om een oplossing te bieden aan de huidige kwesties over prostitutie moet het hoofd gebroken worden op een geheel andere conceptualisering van de sector. Dat zou een zeer vruchtbare onderzoekspiste zijn. De situatie nu lijkt een herhaling van het bestudeerde scenario van deze masterproef. Het reglementarisme bleek geen oplossing te zijn, maar het abolitionisme evenmin. Studies tonen aan dat een prostituee vroeg of laat reëel slachtoffer wordt van een verhoogd roesmiddelengebruik, verkrachting, gezondheidsproblemen of psychologisch leed. Het vooringenomen onderscheid in gender, ras en nationaliteit opzij schuiven zou een eerste stap zijn in de ondersteuning van een sector die zal voortduren zolang er vraag naar is. Internationaal leeft een moreel discours dat streeft naar de afschaffing ervan nog steeds voort. In een liberaal-democratische staat als België zijn doordachte strategieën ontwikkeld om ‘prostitutiebuurten’ uit de clandestiniteit te halen. Of dit transparant en menswaardig is werd onderzocht. Telkens opnieuw bots men op geen sluitend antwoord. Een compromis is met andere woorden toen niet gevonden en ontbreekt nog steeds in een sector dat blijft bloeien.

Download scriptie (1.44 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013