"Frans is niet leuk" en "Le néerlandais c'est nul": Taalmotivatie van Vlaamse en Waalse jongeren op een laag pitje

Charlotte
Kinable

“Waarom zou je in godsnaam Frans willen studeren aan de universiteit?!” Deze vraag heb je zelf misschien wel al eens gesteld of wel al eens gehoord. Charlotte Kinable, masterstudente Taal- & Letterkunde (Frans-Engels) aan de KU Leuven, werd meerdere malen geconfronteerd met deze vraag. Ze diende daarom als inspiratiebron om de motivatie om Frans en Nederlands te leren van respectievelijk Vlaamse en Waalse middelbare scholieren uitgebreid te onderzoeken.

 

Vreemdetalenonderwijs in België in crisis

Al meer dan twintig jaar wijzen officiële rapporten en onderzoeken op de kritieke achteruitgang van de (vreemde)talenkennis van Belgische leerlingen in het secundair onderwijs. Die achteruitgang zorgt ervoor dat beginnende studenten in het hoger onderwijs ook lijden onder een verminderde talenkennis, voornamelijk in het Frans. Daarbovenop daalt het aantal starters in academische talenopleidingen jaar na jaar: in slechts vier jaar is het aantal inschrijvingen voor een academische bachelor in Taal- en Letterkunde aan de KU Leuven (locatie Leuven) bijna gehalveerd (-40%). Al deze factoren resulteren in een acuut tekort aan gediplomeerde taalleerkrachten, zowel in Vlaanderen als in Wallonië.

Ondanks de noodkreten van verschillende Taal- en Letterkundigen, professoren en taalleerkrachten om het talenonderwijs in Vlaanderen en Wallonië te versterken, blijft de beslissing om een overkoepelend talenplan te creëren uit. Ondertussen worden Belgische leerlingen geconfronteerd met een groeiende polarisering tussen de Franstalige en Nederlandstalige Gemeenschap die resulteert in een wederzijdse stereotypering. Vlaamse en Waalse scholieren komen namelijk steeds minder met elkaar in contact ondanks de vele voordelen van taalcontact op de taalmotivatie en talenkennis van leerlingen.

Vlaanderen versus Wallonië

In deze masterproef werd er – met behulp van twee online vragenlijsten (één Franstalige en één Nederlandstalige) – getoetst naar de motivatie van Vlaamse leerlingen en Waalse leerlingen om respectievelijk Frans en Nederlands te leren. Meer dan 2700 leerlingen – 2367 Vlaamse leerlingen en 377 Waalse leerlingen – uit de derde graad secundair onderwijs namen deel aan dit onderzoek. Er werd getoetst naar negen factoren die taalmotivatie beïnvloeden: de intensiteit van de motivatie, het verlangen om de taal te leren, attitudes t.o.v. de taal, integratieve oriëntatie (bv. taalmotivatie om te communiceren), instrumentele oriëntatie (bv. taalmotivatie voor een job), evaluatie van de taalleerkracht, evaluatie van de taallessen, angst en zelfzekerheid.

De resultaten tonen aan dat vooral Vlaamse leerlingen weinig gemotiveerd zijn om de andere landstaal te leren, vooral in vergelijking met internationaal motivatieonderzoek. Aangezien alle Waalse deelnemers in dit onderzoek vrijwillig Nederlands opgenomen hadden als keuzevak, was het logisch dat zij een hogere taalmotivatie vertoonden dan de Vlaamse deelnemers. Leerlingen zijn het meest positief over hun taalleerkracht en taalles, zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Attitude en angst werden het meest negatief beoordeeld: Vlaamse en Waalse leerlingen zijn dus eerder negatief opgesteld t.o.v. elkaars gemeenschap en zijn onzeker over hun talenkennis. Deze negatieve attitude samen met de lagere motivatiescores zou één van de factoren kunnen zijn van de achteruitgang van het talenonderwijs in België aangezien het wederzijdse communicatie en integratie niet bevordert.

Attitude en angst werden het meest negatief beoordeeld: Vlaamse en Waalse leerlingen zijn dus eerder negatief opgesteld t.o.v. elkaars gemeenschap en zijn onzeker over hun talenkennis.

Verder vertonen zowel Vlaamse als Waalse meisjes meer taalmotivatie dan Belgische jongens: zij staan namelijk positiever tegenover de andere landstaal en hebben een hogere drive om ze te leren. De relatie tussen onderwijsstroom en taalmotivatie van Vlaamse leerlingen werd ook onderzocht. Daaruit blijkt dat Vlaamse leerlingen in het ASO-onderwijs meer gemotiveerd zijn om Frans te leren en ook meer zelfzeker zijn over hun Franstalige kennis. Daartegenover gaven leerlingen in het TSO-onderwijs aan dat ze meer tevreden waren over de Franse les en leerkracht in vergelijking met leerlingen in het ASO. Ondanks dat er verschillen zijn tussen de verschillende doelgroepen, is de algemene taalmotivatie van de Belgische jongeren toch laag. Daarbovenop gaven veel leerlingen aan dat de coronacrisis een negatieve impact gehad heeft op hun motivatie om de andere landstaal te leren. Vooral het wegvallen van de klasomgeving en de vermindering van sociaal contact en kansen om Frans of Nederlands te praten spelen hier een rol.

Leren in een vreemde taal (CLIL) zorgt voor hogere taalmotivatie

Al de bovenstaande resultaten tonen aan dat het niet goed gaat met de taalmotivatie van de Belgische jongeren. Toch is er ook goed nieuws: dit onderzoek toont aan dat zowel Vlaamse als Waalse leerlingen in CLIL-programma’s meer gemotiveerd zijn om een vreemde taal te leren. Sterker nog, ze zijn positiever over elkaars taal en taalgemeenschap, ook al volgden sommigen een Engelstalig CLIL-programma. Leerlingen die CLIL volgen waren ook meer zelfzeker over hun talenkennis en dat toont aan dat CLIL-onderwijs loont. Het is namelijk bewezen dat wanneer iemands motivatie om een taal te leren heel hoog is, deze leerling een hoger taalniveau ontwikkelt en hogere resultaten behaalt.  

Lagere taalmotivatie als stukje van de puzzel?

Helaas lijkt de omgekeerde beweging aan de hand in België: de lagere motivatie en negatieve attitude zouden dus één van de oorzaken kunnen zijn dat leerlingen lagere scores noteren op vreemde talenkennis. Daarmee zouden we in vicieuze cirkel (zie figuur 1) kunnen beland zijn aangezien lagere scores leerlingen nog meer onzeker maakt en daarom minder leerlingen doorgroeien naar academische talenrichtingen in het hoger onderwijs. Dat zorgt op zijn beurt weer voor minder afstudeerders met een talendiploma en uiteindelijk voor een achteruitgang van het talenonderwijs in België. Al deze resultaten tonen aan dat de taalmotivatie- en attitudes van Belgische jongeren zich op een kritiek niveau bevinden. Daarom moedigt deze masterproef beleidmakers en onderwijsexperts aan om taalmotivatie een centrale plaats te geven in de toekomst om het talenonderwijs in Vlaanderen en Wallonië te versterken.

 

Figure 1: Possible vicious circle in Belgian foreign language education

Figure 1: Possible vicious circle in Belgian foreign language education