Woedebuien bij peuters en kleuters: de relatie met temperament en ouderlijk gedrag

Marissa
Van Meenen


Normaal? Abnormaal? Voorbijgaand? Blijvend?

Eerste hulp bij woedebuien van peuters en kleuters.

 

“Plots begint mijn kind te schreeuwen, te wenen en te schoppen op mijn winkelkar. Uit mijn ooghoeken tuur ik om me heen: kijken ze naar ons? Natuurlijk wel ... Ik probeer het staren van de mensen en het gedrag van mijn kind te negeren. Maar dan gooit mijn kind zich krijsend op de grond van de winkel. Wat nu?”

 

Woedebuien bij peuters en kleuters

De meerderheid onder ons heeft gelijkaardige “scènes” in de supermarkt gade geslagen of zelf meegemaakt. Ouders zullen meer dan waarschijnlijk een heleboel andere voorbeelden kunnen geven, alsook van de –al of niet gewilde- “tips” die hierop volgen. “Je verwent ze te veel”, “bij mij zou het niet waar zijn”, “geef ze een keer een paar dagen aan mij”, ... . Ouders zelf zitten vaak met veel vragen en twijfels. Is dit normaal? Ben ik een slechte ouder? Heb ik een moeilijk kind? Wat moet ik doen? Dit zijn enkele van de vele vragen die door het hoofd van ouders razen. Maar wat zegt onderzoek hier eigenlijk over?

Wel, hoewel woedebuien vaak voorkomen en ouders met twijfel en onzekerheid achterblijven, is wetenschappelijk onderzoek hieromtrent schaars. Deze studie zorgde voor een eerste aanzet in het vinden van enkele antwoorden. Zijn woedebuien inderdaad een veel voorkomend probleem in de ontwikkeling van kinderen? Is er een verband tussen het stellen van woedebuien en het temperament van het kind? Is er een relatie tussen ouderlijk opvoedingsgedrag en de hantering van woedebuien en het vertonen ervan?

Uiteindelijk deden 741 ouders mee aan het onderzoek. Hun kinderen hadden een leeftijd tussen één en vijfenhalf jaar, waarvan 331 meisjes en 410 jongens. De ouders vulden verscheidene vragenlijsten in onder andere over het temperament van hun kind en het ouderlijk opvoedingsgedrag. Omdat er echter nog geen vragenlijst beschikbaar was om woedebuien bij kinderen te meten, hebben we er voor deze studie één gecreëerd. We vertrokken vanuit een soort algemene definitie van woedebuien, namelijk “een uitbarsting van negatieve emoties, die zich uit in gedragingen zoals roepen, wenen, slaan, schoppen, ...”. In de vragenlijst bevroegen we vervolgens de frequentie van woedebuien, de duur ervan, de gedragingen die het kind erbij stelt, de situaties die ertoe leidden, en de reactie van de ouders hierop. Zo is er nu voor het eerst een instrument voor handen om meer te leren over woedebuien. Samen met de andere vragenlijsten verzamelden we op die manier de nodige gegevens om enkele vragen te kunnen beantwoorden.

 

En?

Ons onderzoek toonde aan dat woedebuien inderdaad vrij frequent voorkomen bij jonge kinderen. De ouders meldden gemiddeld genomen dat hun kind tussen de één à zes woedebuien per week had en bij 88% stelde hun kind minstens één woedebui in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek. Zes maanden later participeerden ongeveer 40% van de ouders opnieuw aan het onderzoek. Gemiddeld genomen stelden de kinderen dan tussen de één à twee woedebuien per week en bij 86% had hun kind minstens één woedebui in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek. We vonden hierbij geen verschil tussen jongens en meisjes in de frequentie van woedebuien.

Het is belangrijk te benadrukken dat het voorkomen van woedebuien normaal is in de ontwikkeling van jonge kinderen. Tussen ongeveer tweeënhalf en drieënhalf jaar (“the terrible twos” of “peuterpuberteit”) is er een typische verzetsperiode of koppigheidsfase. ‘Ik wil’ en ‘zelf doen’ hoor je jonge kinderen dan ook vaak zeggen. Er is een optredend zelfgevoel, meer en meer nood aan autonomie en onafhankelijkheid, ze tasten grenzen af en ze leren dat hun gedrag effect heeft op anderen. Ouders reageren hierop meestal ondermeer door het stellen van limieten. Een reactie op die controle is vaak kwaadheid en frustratie. Woedebuien zijn dan één manier om dit te uiten. Dit onderzoek bevestigde dat woedebuien ontwikkelingsgebonden zijn en dus afhangen van de leeftijd van het kind. Hoe ouder kinderen worden, hoe minder woedebuien ze normaliter stellen. Als woedebuien echter vaak en in verschillende situaties blijven voorkomen, kunnen ze wel gedragsstoornissen op latere leeftijd voorspellen.

Verder onderzochten we aan de hand van statistische methodes of temperament en/of ouderlijk gedrag woedebuien kunnen voorspellen. Emotionaliteit blijkt zo een voorspeller. Emotionaliteit is een temperamentdimensie die beschrijft hoe makkelijk het kind reageert op stimulatie en hoe intens die dat doet. Kinderen die hoog scoren op Emotionaliteit gaan bijvoorbeeld door een kleine lichtschijn en licht geluid in de gang al wakker schieten en hevig beginnen wenen. Ze zijn moeilijker voor ouders om mee om te gaan omdat ze snel van slag zijn en moeilijk te troosten zijn, of omdat ze vaak woedebuien vertonen.

Betreffende het ouderlijk gedrag waren de effecten minder eenduidig. Er was wel een effect van negatieve ouderlijke gedragingen (zoals straffen, schelden, boos worden). Deze gedragingen zijn een voorspeller van meer en langer durende woedebuien. De andere resultaten waren echter minder éénduidig. Toch kan de invloed van ouderlijk gedrag niet ontkend worden, maar het is belangrijk om het niet als oorzaak te zien van woedebuien. Ouders en kinderen beïnvloeden elkaar op zo’n manier dat wat oorzaak en wat gevolg is eigenlijk geen relevante vraag is.

 

Wat zegt dit nu allemaal en wat kunnen we ermee?

Met dit onderzoeksproject kunnen we ouders meer informatie geven over het voorkomen van woedebuien, over geslachtsverschillen en verbanden met andere factoren waaronder temperament en ouderlijk gedrag. Zo is het ten eerste voor ouders, leerkrachten, ... belangrijk te weten dat woedebuien een normale stap in de ontwikkeling zijn. Als het kind in een bepaalde leeftijdsfase komt, zal hij waarschijnlijk op een bepaald moment woedebuien gaan stellen. Met het ouder worden zullen die woedebuien steeds minder voorkomen. Verder wijst het onderzoek erop dat woedebuien samenhangen met kenmerken van het kind (leeftijd, temperament) alsook van de omgeving (ouderlijk gedrag) en dat nog andere factoren mogelijks een invloed kunnen uitoefenen. Het ontstaanspatroon lijkt dus door meerdere factoren bepaald. Deze informatie kan voor een verontschuldigende invloed zorgen bij de ouders en is tevens noodzakelijk voor de begeleiding van ouders van kinderen met woedebuien. Een ouder is dus niet dé oorzaak van woedebuien, er is geen sprake van al of niet schuldig of een slechte ouder zijn. Wel heeft een ouder een invloed op het gedrag van zijn kind, zoals zijn kind een invloed heeft op het gedrag van de ouder. Mogelijks zullen het temperament van het kind en het ouderlijk gedrag op elkaar inwerken, elkaar versterken en zo tot probleemgedrag leiden. Dit zou echter nog verder moeten onderzocht worden en hopelijk is dit onderzoek er een aanzet voor.

Bij de meerderheid van de kinderen zijn woedebuien dus normaal, voorbijgaand, en nooit alleen de schuld van de ouder of het kind!

Download scriptie (666.03 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2008