Ze heeft het zelf gezocht

Marjan
Suffys

Seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) komt wereldwijd vaak voor en heeft een grote impact op het welbevinden en de gezondheid van slachtoffers (Krug et al., 2002). De Wereldgezondheidsorganisatie beschrijft seksueel geweld als: elke seksuele act tegen iemands wil, gepleegd door elke persoon, los van zijn relatie met het slachtoffer, en in elke setting. Het omvat, maar wordt niet gelimiteerd tot, verkrachting, poging tot verkrachting, seksuele slavernij, maar ook ongewenste aanrakingen, dreiging van seksueel geweld en verbale seksuele intimidatie (World Health Organisation, 2015).

Belgisch onderzoek toont aan dat 0.8% van de mannen en 5.6% van de vrouwen, ouder dan 18 jaar, slachtoffer werd van seksueel geweld (Pieters et al., 2010). Een Belgische Sexpert-studie laat zien dat 6% van de vrouwen ten opzichte van 1.7% van de mannen ervaring heeft met één vorm van SGG. Bijna 8% van de vrouwen ten opzichte van 0.7% van de mannen rapporteert meerdere vormen van SGG na de leeftijd van 18 jaar (Van Houtte et al., 2013). Recent Belgisch onderzoek op basis van een nationale, representatieve populatie van 16 tot 69 jaar oud, toont echter een prevalentie van 64% van seksueel slachtofferschap tijdens de levensloop (Schapansky et al., 2021). Specifiek inzake aanranding van de eerbaarheid toont een systematische literatuurstudie, lopend van 2000 tot 2015 in de Verenigde Staten, prevalentiecijfers op studentencampussen van 6% tot 31%, afhankelijk van de studie en de betrokken universiteit (Fedina et al., 2018). Ook Conley en collega’s (2017) vonden dat ongeveer 20% van studenten slachtoffer was geworden van aanranding. Dit cijfer komt overeen met de recente studie van Walsh en collega’s (2020): 20% tot 25% van de vrouwelijke studenten tegenover 7% tot 8% van de mannelijke studenten ervaart seksuele aanranding gedurende de studententijd.

Ondanks deze hoge cijfers, worden dergelijke zaken vaak geseponeerd. Ten eerste toont de studie van Alderden en Ullman (2012) dat slechts een kleine 10% van de onderzochte gevallen van seksuele aanranding van vrouwen in een aanklacht resulteerde. Aansluitend leidt de meerderheid van deze aangegeven gevallen niet tot arrestatie. Onderzoek in de Verenigde Staten toont dat tot 20% van de gevallen van aanranding tot vrijspraak leidt (Morabito et al., 2019). Heel veel gevallen leiden niet tot een aanhouding en zelfs nog voor arrestatie wordt een substantieel aantal zaken geseponeerd (Spohn & Tellis, 2019). Deze hoge mate van seponering en straffeloosheid is problematisch omdat ongestrafte daders hun daden kunnen voortzetten en het slachtoffers negeert in hun ervaring en noden (Lapsey et al., 2021). 

SGG kan worden bekeken vanuit juridisch oogpunt, waarbij gedragingen worden afgetoetst aan de strafwet (Bakker et al., 2009). De nadruk wordt er gelegd op meer expliciete vormen van SGG en toestemming vormt het kernelement. Het gaat er bij deze gedragingen om dat er geen toestemming wordt gegeven (Van Houtte et al., 2013). Het concept consent of toestemming is echter complex en soms erg ambigu (Walsh et al., 2019), waardoor we in het vaarwater van een soort grijze zone terechtkomen waar toestemming niet altijd duidelijk aanwezig of ambigu is en dus onderhevig is aan interpretatie. Door misinterpretaties van (non-verbale) toestemming of het onvermogen van beide partijen daarover duidelijk te communiceren, worden veel zaken niet bestraft (Ehrlich, 1998).

In voorgaande literatuur worden heel wat aspecten gelinkt aan ambigue toestemming, waardoor ook de aanvaardbaarheid van bepaalde ambigue vormen van SGG vergroot. Onder deze aspecte vallen: de plaats van het seksueel gedrag, waarbij de publieke ruimte, thuis, online en de werkplek vooral worden aangehaald, en de omstandigheden. Bij deze laatste worden dan kenmerken voorgesteld als: aanwezigheid van drank of drugs, al dan niet vrijwillig meegaan van het slachtoffer naar huis, dragen van provocerende kledij, flirtgedrag, de aan- of afwezigheid van weigering of verzet, het al dan niet hebben van meerdere seksuele partners, en alleen zijn ‘s nachts na het uitgaan (Eurobarometer Europese Commissie, 2016). Ook eerdere aanrandingen, het gebruik van non-verbale toestemmingsstrategieën, overmatig alcoholgebruik en depressieve symptomen zijn van toepassing (Walsh et al., 2019). Alcohol- en drugsintoxicatie komen frequent terug in de literatuur als factoren die de interpretatie van toestemming vager maken en tot hogere tolerantie leiden (Muehlenhard et al., 2016; Walsh et al., 2019). Zo werden bijvoorbeeld vrouwen die alcohol hadden genuttigd voor de aanranding meer schuld toegeschreven dan volledig nuchtere vrouwen (Grubb & Turner, 2012).

Kunnen factoren die leiden tot een hogere tolerantie ten aanzien van bepaalde ambigue vormen van SGG, worden gelinkt aan genderrolstereotypes? Genderstereotypen schrijven voor hoe mannen en vrouwen zouden moeten zijn en hoe ze zich zouden moeten gedragen in verschillende levensdomeinen (Ellemers, 2018). Heel wat stereotypen spelen mee in de perceptie van toestemming, zoals het feit dat mannen seksuele initiators zouden zijn. Ook de goedkeuring van seksuele scripts speelt een rol in de interpretatie van toestemming (Jozkowski & Peterson, 2012). Het gaat dan om de traditionele blik op vrouwelijke seksualiteit, waarin vrouwen bijvoorbeeld de seksuele noden van de man boven de hunne zouden moeten plaatsen, maar ook de mannelijke blik die veronderstelt dat vrouwen overtuigd kunnen worden om seks te willen wanneer ze dit initieel niet willen (Jozkowski et al., 2017).

Seksistische overtuigingen en genderrolstereotypes spelen ook een belangrijke rol in het begrijpen en ondersteunen van verkrachtingsmythes en victim blaming. Dit reflecteert opnieuw een zekere tolerantie ten aanzien van bepaalde vormen van SGG (Chapleau, 2007; Grubb & Turner, 2012; Ståhl et al., 2010). Bovendien spelen deze stereotypen mee wanneer aanrandinszaken worden veroordeeld (Cossins, 2020).

Meestal richten studies zich op meer expliciete vormen van SGG, zoals hands-on aanrandingen of verkrachting, en wordt de link gelegd met genderrolstereotypes, victim blaming en verkrachtingsmythes. Minder onderzoek is er naar de impact van deze aspecten op meer ambigue vormen van SGG (de ‘grijze zone’) en naar factoren die de tolerantie tegenover deze ambigue vormen van SGG verhogen. De huidige studie wil hier meer inzicht in verkrijgen door middel van een factorieel surveydesign. Aan de hand van korte scenario’s, waarin kenmerken worden gevarieerd, wordt nagegaan welke van die kenmerken een invloed hebben op de tolerantie tegenover deze vormen van SGG. Er wordt daarbij voornamelijk vertrokken van de kenmerken uit de Eurobarometer: alcoholnuttiging, het uiterlijk van het slachtoffer, haar signalen en de context (Europese Commissie, 2016). Deze studie wil dus inzicht brengen in de factoren die ambiguïteit versterken en kunnen leiden tot hogere tolerantie van ambigue vormen van SGG. Daarnaast wordt de rol van genderrolstereotypen op deze tolerantie onderzocht.

In deze studie staan de volgende onderzoeksvragen centraal:

- Wat is de impact van genderrolstereotypes op de tolerantie ten aanzien van bepaalde scenario’s van ambigue vormen van SGG?

- Welke factoren hebben een effect op de tolerantie ten aanzien van bepaalde scenario’s van ambigue vormen van SGG?

Download scriptie (1.73 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Christophe Vandeviver