Zelfbeeld en delinquentie bij schoolgaande jongeren

Lore
Van Damme
  • Eric
    Broekaert
  • Olivier
    Colins
  • Wouter
    Vanderplasschen

De jeugd van tegenwoordig: niet goed in hun vel en daarom crimineel?!


Toenemende jeugdcriminaliteit, steeds meer agressie op school, steekpartijen op straat ... De kranten staan er vol van! Maar wat gaat er precies om in het hoofd van jongeren die weleens de wet overtreden? Zitten leerlingen die agressief gedrag stellen minder goed in hun vel dan leerlingen die dit niet doen? Wij bestudeerden de relatie tussen zelfbeeld en jeugddelinquentie en zochten het voor jullie uit!


Waarom dit onderzoek?

Verschillende studies gingen reeds op zoek naar het antwoord op bovenstaande vragen. Vreemd genoeg komen ze tot heel uiteenlopende bevindingen. Zo stellen sommige onderzoekers dat een laag zelfbeeld samenhangt met delinquentie, terwijl anderen helemaal het tegenovergestelde beweren. Bovendien kent het merendeel van die studies twee grote beperkingen. Ten eerste hebben de onderzoekers vaak onvoldoende aandacht voor sekseverschillen. Ten tweede houden zij te weinig rekening met het feit dat er verschillende domeinen van zelfbeeld bestaan (bv. schoolvaardigheden en uiterlijk) en dat een jongere zichzelf niet per se op al die domeinen hetzelfde beoordeelt.In de huidige studie spelen we in op die beperkingen en trachten we zicht te krijgen op de relatie tussen zelfbeeld en delinquentie. Hierbij houden we rekening met de verschillen tussen jongens en meisjes en met de verschillende vormen van zelfbeeld.Dat alles kan ons heel wat vooruithelpen in het voorkomen en aanpakken van jeugddelinquentie. Het is namelijk een grote hulp voor ouders, leerkrachten en hulpverleners om te weten wat er omgaat in het hoofd van een jongere die de wet overtreedt. Pas dan kunnen ze de gepaste houding aannemen en de gepaste ondersteuning bieden.


Hoe gingen we te werk?

Om een antwoord te krijgen op onze vragen deden we een beroep op twintig Vlaamse secundaire scholen. Bij het selecteren van de scholen en de klassen streefden we naar voldoende variatie op het vlak van leerjaar, onderwijsvorm, geslacht, vestigingsplaats en onderwijsnet. Zes scholen waren bereid tot medewerking. In totaal verwachtten we de deelname van 860 leerlingen. Van die vooropgestelde groep waren er 150 die niet deelnamen (wegens afwezigheid of geen toestemming van hun ouders) of die de vragenlijst foutief of onvolledig invulden. Zo kwamen we tot een definitieve onderzoeksgroep van 710 schoolgaande adolescenten.We brachten zelfbeeld en delinquentie in kaart aan de hand van twee veel gebruikte en betrouwbare vragenlijsten. Ten eerste maakten we gebruik van de Competentie Belevingsschaal voor Adolescenten. Die vragenlijst leert ons wie een laag of net een hoog zelfbeeld heeft. We verzamelden informatie over het globaal gevoel van eigenwaarde en over het zelfbeeld op zes domeinen (sociale acceptatie, fysieke verschijning, gedragshouding, hechte vriendschap, schoolse en sportieve vaardigheden). We vroegen bijvoorbeeld wie tevreden is met zichzelf en wie dat niet is. Ten tweede gebruikten we de delinquentievragenlijst van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. Die meet zowel lichtere (bv. graffiti spuiten) als zwaardere delicten (bv. aanranding) en leert ons wie zich volgens de wet gedraagt en wie weleens de wet overtreedt. Hier maakten we een onderscheid tussen twee soorten delicten. We vroegen bijvoorbeeld wie ooit al eens iets gestolen heeft (dat valt onder de vermogensdelicten) en wie ooit al eens gevochten heeft (dat valt onder de geweldsdelicten).Het analyseren van de antwoorden gebeurde aan de hand van SPSS 16.0 (Statistical Package for the Social Sciences), een computerprogramma dat ons op basis van de ingevoerde cijfergegevens een zicht geeft op bijvoorbeeld de frequentie van delinquentie of de relatie tussen zelfbeeld en delinquentie.


Wat zijn de resultaten?

Ten eerste zien we dat de gemiddelde scores voor de verschillende vormen van zelfbeeld bij schoolgaande jongeren relatief hoog liggen. Jongens schatten hun globaal gevoel van eigenwaarde, fysieke verschijning, schoolse en sportieve vaardigheden systematisch hoger in dan meisjes. Zo gaan jongens bijvoorbeeld sneller van zichzelf vinden dat ze goed zijn in sport, terwijl meisjes dat minder snel doen. Wat gedragshouding betreft, vinden we het omgekeerde resultaat terug. Concreet betekent dat dat meisjes sneller van zichzelf vinden dat ze zich goed gedragen, terwijl jongens dat minder snel doen.Ten tweede zien we dat delinquentie geen uitzonderlijk gegeven is in de adolescentie. Van de bevraagde jongeren geeft 65.6% aan ooit al eens een vermogens- en/of geweldsdelict te hebben gepleegd. Ook hier zien we duidelijke sekseverschillen. Opvallend meer jongens (74.6%) dan meisjes (58.3%) geven aan ooit al eens een delict te hebben gepleegd.Wanneer we nu de relatie tussen zelfbeeld en delinquentie bekijken, dan komen we tot drie belangrijke bevindingen. Ten eerste: hoe minder de jongere van zichzelf vindt dat hij zich goed gedraagt, hoe groter de kans is dat hij ooit een vermogensdelict heeft gepleegd (bv. ergens heeft ingebroken). Ten tweede: hoe minder de jongere van zichzelf vindt dat hij zich goed gedraagt en hoe minder hij tevreden is met zijn uiterlijk, hoe groter de kans is dat hij ooit een geweldsdelict heeft gepleegd (bv. iemand heeft bedreigd). Deze eerste twee bevindingen wijzen in de richting van een samenhang tussen een laag zelfbeeld en delinquentie. Beide resultaten gelden zowel voor jongens als voor meisjes, al is de relatie tussen beide vormen van zelfbeeld en delinquentie telkens iets sterker bij jongens in vergelijking met meisjes. Een derde bevinding wijst daarentegen in de richting van een samenhang tussen een hoog zelfbeeld en delinquentie en geldt bovendien alleen voor meisjes. Hoe meer een meisje van zichzelf vindt dat zij in staat is hechte vriendschappen te onderhouden, hoe groter de kans is dat zij ooit een geweldsdelict heeft gepleegd (bv. iemand heeft geslagen).


Wat moeten we hier nu mee?

Laat ons die bevindingen eens vertalen naar de praktijk. Als een houding, een preventie of een behandeling eenzijdig gericht is op het verhogen van het zelfbeeld, dan zal ze niet in elke situatie een gepast antwoord vormen op het delinquentieprobleem. Een benadering die daarentegen vertrekt van de idee dat zowel een laag als een onrealistisch hoog zelfbeeld aanleiding kunnen geven tot delinquentie lijkt in dat opzicht een meer flexibele oplossing te bieden. Tot slot benadrukken we het belang van een aanpak die inspeelt op de sekseverschillen op vlak van zelfbeeld en delinquentie.


Samengevat

We concluderen dat zowel een laag als een hoog zelfbeeld samenhangt met delinquentie. De relatie tussen zelfbeeld en delinquentie verschilt meer bepaald naargelang de vorm van zelfbeeld, het soort delict en het geslacht. Bij de aanpak van jeugddelinquentie is het dan ook van groot belang rekening te houden met die drie factoren, teneinde gepast in te spelen op de onderliggende mechanismen op vlak van zelfbeeld die bijdragen tot de ontwikkeling van delinquent gedrag.

Download scriptie (997.57 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2011