Zelfregulering in de journalistiek: een comparatief perspectief

Lieven
Van Cauwenberghe

De manier waarop media omgaan met kritiek, verschilt van land tot land. Vlaanderen doet het vrij goed in vergelijking met andere landen.

Lieven Van Cauwenberghe (KU Leuven, Campus Brussel) vergeleek in zijn bachelorproef zelfreguleringssystemen in de journalistiek in zes Noordwest-Europese landen of streken: Zweden, Denemarken, Groot-Brittannië, Duitsland, Nederland en Vlaanderen. Vrijwel alle landen hechten belang aan zelfregulering uit angst voor een te strenge censuur vanuit de overheid. Dat is in veel gevallen de trigger geweest om een systeem uit te dokteren. Vaak wordt daarbij een persraad aangesteld die moet oordelen over klachten. Die samenstelling van de persraad durft te verschillen van land tot land. In Vlaanderen is er een evenwichtige spreiding tussen mediabedrijven, journalisten en specialisten/gebruikers. In Duitsland bijvoorbeeld maakt die laatste groep geen deel uit van de persraad, waardoor die de indruk geeft vooral de eigen beroepsgroep te sterk te willen beschermen.

Het aantal klachten dat een persraad ontvangt, is onderhevig aan socioculturele verschillen. In Zweden, waar de persraad al sinds 1916 officieel is aangesteld, worden procentueel veel klachten ingediend. In absolute aantallen spant Groot-Brittannië de kroon. Vooral sinds de zaak Maddie McCann schoot het aantal klachten de hoogte in en de recente afluisterschandalen rond News of the World hebben daar zeker geen goed aan gedaan. Toch zien we in het aantal gegronde klachten een omgekeerde trend: met amper 0,27% van de klachten is Groot-Brittannië de slechtste leerling uit de klas. Tussen dat grote aantal klachten zit dus ook veel ‘rommel’. Denemarken, waar een sterkere overheidsregulering heerst met een persrechtbank, scoort in dat opzicht veel beter: in 2011 waren meer dan 73% van de klachten gegrond.
Voor Vlaanderen, waar de persraad zoals we hem vandaag kennen nog maar 12 jaar bestaat, neemt het aantal klachten per jaar toe. Dat wijst op een grotere naambekendheid. Vele van die klachten waren in de beginjaren (2003) overigens terecht: 6 van de 12 klachten werden ontvankelijk verklaard. Vier jaar later waren dat er slechts 7 op een totaal van 41 ingediende klachten.

Uit de beslissingen van de persraad groeide een code, een leidraad voor deontologisch goed journalistiek werk. Zoals elke regelgeving is deze code voortdurend in beweging en wordt deze aangevuld met artikels of richtlijnen.

Het grootste pijnpunt van alle persraden blijft hun gebrek aan sancties, ook in Vlaanderen. Ze kunnen hoogstens een verplichting afdwingen een bepaalde uitspraak te publiceren in het medium. Vaak zijn acties dan ook gebaseerd op goodwill van de media zelf. Vlaanderen heeft echter bepaalde beschermingen zoals het recht van antwoord opgenomen in de wetgeving, wat bijvoorbeeld Nederland niet kent.

Algemeen vindt Van Cauwenberghe de toestand in Vlaanderen rooskleurig. “In vergelijking met andere landen die in onze invloedssfeer liggen, scoort Vlaanderen goed of zelfs beter dan hen. We hebben natuurlijk kunnen leren uit hun fouten, maar het blijft een proces van lange adem.” Als toekomstmogelijkheden ziet hij dan ook een grotere naambekendheid door participatie van een breed publiek. De persraad wordt op die manier toegankelijker en kan een echt forum vormen voor media-ethiek. “Media zijn zich steeds meer en meer bewust van de kritische blik van hun lezers. De lezer vandaag kan kiezen uit een scala aan media om zijn nieuws te vergaren. Hij mag terecht verwachten correct en volledig geïnformeerd te worden. Als media dat beseffen, kunnen ze daar zelf alleen maar beter van worden,” besluit hij.

Download scriptie (826.42 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014