Zorgprocesoptimalisering in de woonzorgcentra

Yvonne
Steenbeek
  • Melissa
    de Regge, co-promotor
  • Paul
    Gemmel, promotor

Feest in het Woonzorgcentrum.

Ieder mens droomt tijdens zijn werkzame leven van  een prachtige oude dag, zonder verplichtingen en gevuld met zaken waaraan individueel waarde wordt gehecht. Een oude dag waarop welzijn wordt ervaren. Als een oudere in een woonzorgcentrum opgenomen wordt, geeft hij aan niet meer  zelfstandig voor dit welzijn te kunnen zorgen. Hij geeft een deel van de zorg voor zijn welzijn over aan het woonzorgcentrum. Interessant is dan ook de vraag hoe woonzorgcentra daadwerkelijk Welzijn als dienst kunnen leveren.

Theoretisch framework
Volgens dr.  van der Plaats (1994), kan Welzijn omschreven worden als: Meer blijheid, meer doel in het leven en een groter gevoel van gezondheid ervaren in de breedste zin van het woord. Dit is een individuele, subjectieve ervaring. Volgens Maslow (a. Maslow, 1954) is de weg naar het ervaren van dit Welzijn voor alle universele mensen gelijk. Een ieder heeft rust en stabiliteit nodig, de bevrediging van de basisbehoeften, om zo via zelfsturing keuzes te kunnen maken op welke manier men deel wenst te nemen aan de maatschappij. Juist door deze sociale participatie worden topervaringen beleefd die zorgen voor een gevoel van Welzijn. Het woonzorgcentrum kan deze basisbehoeften en de sociale behoeften  vertalen naar voorspelbare basiszorg, als aanvulling op de bestaande zelfzorgtekorten.  En  naar een grote aandacht voor de mogelijkheden van sociale participatie, op een georganiseerde manier maar ook door het faciliteren van niet-georganiseerde mogelijkheden.
Naast een universeel mens is de oudere in het woonzorgcentrum ook een klant in een dienstenomgeving. Volgens de service-cape theorieën is hierin klanttevredenheid belangrijk die voortkomt uit het ervaren van een goede omgeving (Walker, 1995).   In een goede omgeving spelen sfeer, inrichting en duidelijkheid in gebruik een rol. Maar ook de omgang met medewerkers en klanten onderling is belangrijk (Bitner,1992). De omgeving in een woonzorgcentrum zou zo ingericht moeten zijn dat hij voldoet aan de behoeften van de klant. Gecombineerd met de kennis van Maslow, zorgt de juiste omgeving voor klanttevredenheid, wat resulteert in een aangenaam reagerende klant met een goede gemoedstoestand. Door deze goede gemoedstoestand wordt sociale participatie in het woonzorgcentrum  gemakkelijker. 
Het woonzorgcentrum heeft niet alleen te maken met universele mensen en klanten maar zeer specifiek met oudere zorgvragers. Dr. van der Plaats (g. Plaats,  van der, 2011) maakt duidelijk dat er verschillen zijn in de behoeften ten aanzien van creatie van Welzijn tussen de 2 grootste groepen zorgvragers: de somatische zorgvrager en de dementerende zorgvrager. Deze verschillen situeren zich in de behoeften aan een andere fysieke omgeving en een andere bejegening.
Bovenstaande theorieën vormen een evidence-based basis voor de behoeften om tot Welzijn te komen van de zorgvragers van het woonzorgcentrum. Het woonzorgcentrum heeft, naast het zorgdragen voor dit Welzijn, ook te maken met het beschikbare budget.  Volgens de gedachtegangen uit de boeken van Bohmer (2009) en Christensen (2009) kan zorg bij relatieve zekerheid over de diagnose (=aanvulling zelfzorgtekorten), de best mogelijke behandeling (=bovenstaande theorieën)  en de gewenste uitkomst (=Welzijn) gestandaardiseerd worden wat leidt tot een kostenverlaging of een kwaliteitsverhoging. Gestandaardiseerde zorgprocessen beschrijven acties die leiden tot een bepaald doel. Uit de theorie van dr. van der Plaats blijkt dat somatische- en dementerende zorgvragers andere behoeften hebben, en dus andere acties nodig hebben om tot Welzijn te kunnen komen. Het verschil aan behoeften in de fysieke en sociale omgeving zou betekenen dat deze 2 groepen zorgvragers niet op eenzelfde afdeling zouden kunnen verblijven als het woonzorgcentrum tot optimaal resultaat wenst te komen van de aangeboden zorgprocessen.

Onderzoek en resultaten
Bovenstaande theorieën zijn verwerkt tot theoretische patronen die via een Embedded Explorative Multiple Case Study  zijn onderzocht in vijf woonzorgcentra, geografische verspreid over Vlaanderen, bestaande uit minimaal vier afdelingen.
Uit dit onderzoek kwamen als belangrijkste conclusies naar boven:
• Sociale participatie wordt benoemd in alle visies van de WZC’s maar wordt niet volledig doorgevoerd tot uiteindelijk te leveren diensten.
• De woonzorgcentra ademen voor de dementerende zorgvrager niet de sfeer uit die aansluit bij hun behoeften.
• Alle onderzochte woonzorgcentra mixen momenteel somatische zorgvragers met dementerende  zorgvragers. Op een afdeling niet specifiek gericht op dementie, is de verhouding tussen beide groepen ongeveer 50%. In totaliteit betekend dit dat 100% van de somatische zorgvragers woont op gemixte afdelingen en 38.3% van de dementerende zorgvragers niet op een speciaal daarvoor georganiseerde afdeling woont.
Gevolgen voor het welzijn van de zorgvragers:
o Verminderde kwaliteit van de aangeboden zorgprocessen (Bohmer en Christensen)
o Probleemgedrag verhevigd (van der Plaats)
o Ziekteverschijnselen vermeerderen (van der Plaats)
o Cognitief functioneren van de dementerende vermindert (van der Plaats)
• Niet het cognitieve niveau (de behoefte aan een andere omgeving) is bepalend voor  overplaatsing naar een afdeling speciaal voor dementerenden maar de aanwezigheid van probleem- of risicogedrag.
• Familie blijkt een remmende factor bij (over)plaatsing van hun familielid naar een afdeling gespecialiseerd in zorg voor dementerende ouderen.  

Toekomst
Momenteel zijn de groepen zorgvragers op somatische en gemixte afdelingen niet zo gestructureerd dat er met gestandaardiseerde processen gewerkt kan worden wat het uiteindelijk te bereiken resultaat “Welzijn voor de zorgvragers” niet ten goede komt. Meer gespecialiseerde afdelingen die een gericht milieu aanbieden voor groepen zorgvragers zouden een oplossing kunnen bieden. Door het grote aandeel dementerende zorgvragers zou een verdere specialisatie  door opsplitsing in 2 verschillende soorten afdelingen gerechtvaardigd zijn. De theorieën geven geen uitsluitsel over de manier waarop deze specialisatie het beste doorgevoerd zou kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan niveau van cognitief functioneren maar ook aan gedrag of omgevingsbehoeften. Er zouden dan 3 soorten afdelingsmilieus ontstaan, een somatische afdeling en 2 soorten afdelingen voor dementerenden, in plaats van de nu 2 gekende milieus, een gemixte afdeling of een afdeling voor dementerenden.

Moeilijk in deze is de wens van de zorgvrager zelf of de familie. Dementie, of een andere vorm van cognitief verminderd functioneren heeft in de volksmond een sterk negatief beeld. Binnen de maatschappij, de gezondheidszorg zelf en het woonzorgcentrum in het bijzonder zal een goede informatievoorziening nodig zijn om duidelijk te kunnen maken dat de juiste omgeving zorgt voor meer Welzijn.

Functionerend binnen een geschikte omgeving kan het leven in een woonzorgcentrum daadwerkelijk een feestje zijn!

Download scriptie (959.8 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013
Thema('s)